• No results found

Vaderlandsche historie. Agtendertigste boek

Inhoud.

I.De Staaten van Holland neemen een nieuw besluit tot weering van scheuring. Zy doen eene bezending naar Amsterdam. II. Redevoering van Hugo de Groot, in de Vroedschap aldaar. III. Besluit der Vroedschap. De Staaten blyven by de voorige Resolutien. IV. Twist, op

verscheischeiden' Plaatsen, ter gelegenheid der strydige Besluiten, onder de Leden van Holland. Keuren van Schieland. De Contraremonstranten winnen gunst. V. Hunne vergaderingen te Amsterdam en in den Haage. De Remonstranten vergaderen, insgelyks. Zy verhinden zig onderling. VI.Oorsprong der afzonderinge, te Amsterdam. 't Graauw stoort aldaar der Remonstranten Vergadering, en plondert het Huis van Rem

Egbertszoon Bisschop. VII. De Contraremonstranten neemen de Kloosterkerk in den Haage in. VIII. Prins Maurits gaat in deeze Kerke. Afzondering in andere Steden. IX. Raadpleegingen op het houden eener Nationaale Sinode. X. Onderstand aan den Hertoge van Savoye verleend. XI.Verschil tusschen de Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg. Inbreuk op 't

Be-stand. Zweeden verzoekt bulp tegen Poolen. XII. Ontdekking van de Straat van le Maire. Walvischen gestrand. De Purmer bedykt. XIII. De scheuring geeft aanleiding, tot ongewoone verandering in de Regeering. XIV.Oorzaaken van 't aanneemen van Waardgelders. Zogenaamde scherpe Resolutie der Staaten van Holland. XV. Hunne inzigten op 't stuk van den Godsdienst. Vyf Steden kanten zig hiertegen. XVI. Bezending naar Zeeland en naar Dordrecht, op't stuk van de Sinode. Outschuttering te Leiden. Oldenbarneveld te Utrecht. Waardgelders aldaar aangenomen. XVII.Verschillen met de Geregtshoven. Onlust te Haarlem. Te Nieuwkoop. Hogerbeets wordt Pensionaris te Leiden. XVIII. Maurits brengt bezetting in den Briel. Gerugten ten laste van hem en van den Advokaat. XIX. Handeling over't houden eener Nationaale of Provinciaale Sinode. Dordrecht hiertoe henoemd. AanmerKelyke woorden des Advokaats. XX. De Engelsche Gezant Karleton raadt de Sinode aan. Weegschaal zyner Redevoering. XXI. Redevoering van den Franschen Gezant Boisise. Prins Maurits bezoekt eenige Steden. Schryft aan dezehen. XXII. Voorslag van vyf Steden op 't stuk der Sinode. Verklaaring van Haarlem. Oordeelen overdezelve. XXIII. Prins Maurits verandert de Regeering te Nieuwmegen. Overyssel bewilligt in de Sinode. XXIV. Schimpschriften tegen den Advokaat. Merkwaardig zeggen van Prinse Maurits. De Advokaat verdedigt zig. Schriften van Aarsens. XXV. Beweegingen te Utrecht en te Leiden. De Prins komt te Utrecht. Vertrekt wederom. Byeenkomst ten huize van Trefel. XXVI.

Ver-toog van Holland, op 't stuk der Waardgelders. XXVII. De algemeene Staaten en die van Holland doen eene bezending naar Utrecht. XXVIII. Prins Maurits komt 'er, insgelyks. Handeling aldaar. XXIX. Amsterdam zendt 'er ook Gemagtigden. De Waardgelders worden af gedankt. Verandering der Regeeringe te Utrecht. XXX Voorstel van Boisise. De Nationale Sinode wordt byeen geroepen.

I.

De Staaten van Holland neemen wederom een Besluit, tot weering van scheuring en verdeeldheid.

DE Staaten van Holland, ziende de Gemeente, op verscheiden' Plaatsen, zig schikken tot afzondering, hadden, op den agttienden van Lentemaand, wederom een Besluit genomen, by meerderheid van stemmen, bevestigende de voorgaande Besluiten op de vrede der Kerken, en verbiedende alle partyschap, scheuring en oneenigheid, onder bedreiging, dat de schuldigen, als verstoorders der gemeene rude, zouden gesbraft worden(a). Amsterdam en eenige andere Leden hadden zig egter gekant tegen dit Besluit, waardoor het weinig klem kreeg(b). 't Schynt ook, dat men, ten deezen tyde, eenig vermoeden hade, onder de Staaten, dat de tegen woordige Regeering wankel slondt, ter gelegenheid van welk vermoeden, die van Amsterdam verklaard hadden, dezelve te willen handhaaven, alzo zy, nevens de andere Leden, verstonden, dat de opperste magt, beide over kerkelyke en burgerlyke persoonen en zaaken, den Staaten

toe-(a) Resol. Holl. 1Maart - 26 April 1616. bl. 4.

+

Zy doen eene bezending aan Amsterdam.

kwam. De overige Leden, begrypende van+hoe veel belang de stem deezer Stad zyn kon, om de inwendige rust te bevorderen, beslooten, eerlang, eene

aanzienlyke bezending derwaards te doen, om de Stad, ware 't mogelyk, over te haalen, tot het gevoelen der meerderheid. Men verkoor, tot deeze bezending, JonkheerAdriaan van Mathenesse, Heer van Riviere, Hugo Muis van Holy, Schout der Stad Dordrecht,Gerrit Janszoon van der Eik, Burgemeester der Stad Delft, Mr. Hugo de Groot, Raad en Pensionaris der Stad Rotterdam, enWillem Pieterszoon Hases, Burgemeester der Stad Hoorn. Doch voor en na hunne aankomst, werdt, in de Stad, gemompeld, dat zy kwamen, om den Godsdienst te veranderen. 't Gerugt kwam hun ter ooren, en bragt te wege, dat zy, by alle gelegenheden, hoog en duur, het tegendeel betuigden, en, dat de Staateh en zy niets zogten, dan de behoudenis van den waaren gezuiverden Godsdiensdt(c).

II.

Redevoering van de Groot, in de vroedschap aldaar, tot verdediging van de Resolutien der Staaten.

Op den drieentwintigsten van Grasmaand, werden zy, in de Vergadering der zesendertig Raaden, gehoord, alwaar de Groot, uit aller naam, eene deftige en uitvoerige aanspraak deedt; waarvan 't voornaamste uitliep op deezen zin: ‘Vooraf, verklaard hebbende, dat de Staaten hen, gelyk in diergelyke gevallen gebruikelyk was, gezonden hadden, om de Stad Amsterdarm te verzoeken, in de Besluiten, tot de vrede der Kerke genomen, die, met de redenen, waarop zy steunden, der Vroedschap niet onbekend waren zig te

MR. HUGO DE GROOT, Raad en Pensionaris te Rotterdam. I. TIRIONexcudit.

willen voegen by de meerderheid;’ vervolgde hy te zeggen ‘dat de Staaten, met blydschap, verstaan hadden, dat de Stad de tegenwoordige Regeering wilde handhaaven, en misnoegd. was op zulken, die, door woorden of schristen, dezelve Regeeririg veragt of verdagt zogten te maaken: dat hun ook zeer aangenaam geweest was; te verneemen, dat Amsterdam, nevens de andere Leden, begreep, dat den Staaten de hoogste magt toekwam, over kerkelyke en burgerlyke persoonen en zaaken: een begrip, altoos voorgestaan door de Evangelische Leeraars, en welks tegendeel alleen in de Roomsche Kerke gedreeven werdt: een begrip ook, welk van wylen zyne Doorlugtigheid, altoos, was verdedigd. 't Was; ging hy voort, aan de anderezyde, kenlyk; dat de Staaten, menigwerf, opregtelyk verklaard hadden, den waaren Christelyken Hervormden Godsdienst te willen blyven handhaaven, zonder te gedoogen, dat, op dezelve, eenige de minste inbreuk geschiedde. Uit het een en het ander nu, was op te maaken, dat men't, in den voornaamsten inhoud der Resolutien, onlangs, overgezonden aande Steden, Dorpen en Klassen, volkomenlyk eens was. Want deeze Resolutien betroffentwee Hoofdpunten, de Regeering der Kerken, en het verdraagen van eenige Godgeleerde verschillen. Op heteerste punt was niets vastgesteld, dan't gene begreepen was in de Kerkenordening van den jaare 1591, die, by zyne Doorlugtigheid, by de twee Gereatshoven. en zelfs hy

my-ne Heeren van Amsterdam was goedgekeurd. Delft, Gouda, Rotterdam en Medenblik begreepen toen, dat der burgerlyke Overheid, by deeze Kerkenordening, nog te weinig gezags gelaaten was, waarom zy zwaarigheid gemaakt hadden, in't

aanneemen derzelve. Doch nu hadden zy berouw gekreegen van hunne voorgaande naauwge zetheid, en in de Kerkenordening bewilligd. Ook was, by dezelve, genoeg gezorgd, voor 't belang van den Godsdienst, konnende niemant bevorderd worden tot den Kerkendienst, dan na voorgaand kerkelyk onderzoek op zyne Leer en gedrag, en moetende de naamen van Leeraaren en Ouderlingen, voor derzelver bevestiging, der Gemeente worden voorgesteld, op dat elk, die iets op hen te zeggen wist, zigvryelyk zou mogen openbaaren. Doch naardien de Kerk, de Steden en't gantsche Land belang hadden, om te weeten, wie den predikstoel betradt, en tot de gemeente sprak; zo moeft de Overheid hiervoor zonderlinge zorg draagen, die nogtans derwyze gemaatigd was, by de gemelde Kerkenordening, dat de Kerkenraad de helft, en de Gemagtigden der Overheid de andere helft benoemden, mids deeze Gemagtigden den welstand van Kerkeen Godsdienst toegedaan waren. Wat het verschynen deezer Gemagtigden in de Kerkenraaden aanging; zulks was, van't begin der Hervorminge af, in eenige Steden, met naame te Enkhuizen, in gebruik geweest, en strekte tot bevordering van goede verstandhouding tusschen de Overheden en

Kerkendienaars, die hunne bezwaarnissen, op deeze wyze, te ligter, voor de Overheden konden brengen. En nog werdt dit punt gelaaten aan de bescheidenheid der Wethouderen. Wenschelyk ware't, dat, op deeze en andere punten, al voor veele jaaren, een vaste voet ware beraamd geweest, alzo elke Stad schier eene byzondere wyze volgde, in't verkiezen der Kerkendienaaren, waaruit veele onlusten en beweegingen gereezen waren: waarom de Staaten niet langer hadden konnen nalaaten, eenige orde, by voorraad, te stellen. Hettweede Hoofdpunt der Resolutien, 't verdraagen der verschillende gevoelens over' Gods Voorschikking met het gene 'er aankleesde, steunde, klaarlyk, op deeze grondleer der Hervorminge, dat de Leerstukken waren, of tot den grondslag behoorende, of tot het gebouw. Dat de eersten weinig in getal, klaar om te verstaan, en noodzaakelyk om te gelooven waren. Dat de anderen, zo zy met Gods woord overeenkwamen, bygoud en zilver; zo niet, byhooi en stoppels, vergeleeken werden; doch dat de bouwers van zulk hooi en stoppels, nogtans, de zaligheid niet verliezen zouden: waarom zy ook in de Kerke behoorden gedraagen te worden.'t Strydig gedrag des Pausdoms, welk de luiden, om allerlei Leerstukken, bande en verdoemde, hadt men, by ons, altoos, den geest des Antichrists genoemd. En op 't verwyt van verschillende Godsdiensten onder ons, was altoos geantwoord, dat onze verschillende gevoelens geenen verschillenden Godsdienst

maakten, noch de Kerkelyke eenigheid braken, alzo weinig, als zulks, van ouds, door de verschillende gevoelens der eerste Christen-Leeraaren, plagt te geschieden. Ook hadden de Evangelische Kerken deeze verdraagzaamheid niet slegts geleerd; maar met der daad geoefend. 't Was, eenen tyd lang, gedaan, tusschen Luther en de Zwitsers; daarna, in Poolen en Lithauwen, tusschen de Kerken van de

Augsburgsche, Boheemsche en Zwitsersche belydenis, onder welken men, tot heden toe, over en weder, ter preeke en ten Avondmaal ging, elkanderen houdende voor regtzinnige kerken. Tusschen die van de Augsburgsche belydenis en de Hussiten eh Waldenzen in Boheeme, was, insgelyks, kerkelyke eenigheid. De Hervormden in Duitschland haddenze den Lutherschen, meermaalen, aangebooden. De Nederlandsche Kerken zelven hadden 'er toe gearbeid, met redenen enschriften, by verscheiden' gelegenheden. De Luthersche Predikant te Woerden was, in den jaare zestienhonderd en vier, door de Zuidhollandsche Sinode, verzogt tot

vereeniging. In Engeland, in Zwitserland en elders, waren, over verscheiden' punten, geschillen gereezen, zonder dat daarom de kerkelyke eenigheid verbroken was. Franciskus Junius, Professor te Leiden, hadt een boek geschreeven, tot aanpryzing der onderlinge verdraagzaamheid. De gemelde Sinode, gewaarschuwd door de Fransche Kerken, tegen eenige doolingen van Piscator, Professor te Herborn, in't Graafschap Nassau,

hadt deeze Kerken vermaand, de zaak buiten scheuring te houden. Tilenus, Professor te Sedan, 't gevoelen van Piscator toegedaan, met Molinaeus in geschil geraakt zynde, werdt, zo wel alszyne party, in eene en de zelfde Kerke gedraagen. Hier te Lade en elders, waren zy ook altoos vereenigd gebleeven, die de

Predestinatie of Goddelyke Voorschikking, onder en boven den val, en onder voorwaarden, leerden; gelyk, in de Haagsche Conferentie, door de broeders, aldaar Contraremonstranten genoemd, verklaard was, dat, hierover, nooit, onder hen, eenig geschil was geweeft.

Wie nu, vervolgde de Groot, was zo vermetel, dat hy, 't gene, in degemelde Conferentie, ter eener of ter anderer zyde, over de vyf punten, beweerd was, voor noodzaakelyk ter zaligheid durfde houden? Immers, moesten de noodzaakelyke punten klaar zyn, voor elk: maar de Leer der Predestinatie verstonden veele eenvoudigen niet. Zou men deeze allen uitsluiten van de zaligheid? Beide de gevoelens kwamen hierin overeen, dat Gods besluiten en werkingen omtrent's menschen zaligheid gegrond waren in Christus. Beide behieldenze, derhalve, het fondament, welk Christus is.'t Verschil was, voornaamlyk, over de orde van Gods besluiten en voorweetenschap, die, nogtans, beide van eeuwigheid. waren. En waren, hierover, zulke diepzinnigevraagen voorgesteld, dat 'er de geleerdsten zig naauwlyks hadden weeten door te redden. De verdraagzaamheid omtrent deeze

pun-ten behoorde zig ook over de Leeraars uit te strekken, die zo wel hunne doolingen en zwakheden hadden, als de gemeene Lidmaaten. Ook was zy, met der daad, onder de Leeraars, geoefend. Bullingerus en Melanchton verschilden met Kalvyn en Beza, over de Leere der Predestinatie. Nogtans onderhielden zy de eenigheid, en bejegenden elkanderen als broeders. De voorgemelde aanbiedingen van vrede aan de Lutherschen, die, behalve 't verschil over 't Avondmaal, ook leerden de algemeene genade, de Predestinatie uit voorgezien geloove, en dat degeloovigen van de genade vervallen konden, beweezen, dat men deeze leeringen gehouden hadt voor verdraaglyk. Zulks hadden ook geoordeeld Perkins in Engeland, en Paraeus, te Heidelberg, beide in 't gevoelen der broederen, die men hier Contraremonstranten noemde. De Kerken van Anhalt en eenige Leeraars in Deenemarke, 't gevoelen houdende der broederen, die hier Remonstranten genaamd werden, bleeven, nogtans, in eenigheid, met andere Hervormde Kerken en Leeraars. In Engeland, waren ook Leeraars van beiderlei gevoelen. Zyne Majesteit van Groot-Britanje hadtze beide, na ryp onderzoek, bestaanbaar geoordeeld, met het waar geloove en 's menschen zaligheid. In Frankryk, stelde Molinaeus de geschillen over de Predestinatie, onder de punten die verdraaglyk waren. In Holland zelf, waren, voor meer dan veertigjaaren, Leeraars aangenomen geweest van het laage gevoelen, nu dat

der Remonstranten genaamd. De Leidsche Hoogleeraars hadden, ten tyde van Arminius, verklaard, dat, onder hen, geen verschil was, over de grondstukken der Leere. Na 't houden der Haagsche Conferentie, hadt men zelfs, beloofd, onderling, broederschap te zullen houden. De Sinode der Fransche Kerken hadt ook betuigd, hiertoe gezind te zyn. De twist, daarna toegenomen, hadt de natuur der gevoelens niet veranderd. 't Gene te vooren verdraaglyk geweest was, bleef nog verdraaglyk: 't welk veele Leeraars van het hooger gevoelen, ja veele Kerken en Klassen, uit Leeraars van beide de gevoelens bestaande, nog tegenwoordig zo bleeven inzien.

Ook waren deeze geschillen zo zwaar en diep, dat 'er nooit eenige Kerkelyke uitspraak over gedaan was. In de vier eerste eeuwen, vondt men 'er geheel geen gewag van. Kalvinus, Beza en anderen hadden zelfs beleeden, dat men 'er toen anders over gesproken hadt, dan zy deeden. Augustyn hadt, daarna, 't stuk wat hooger gevat, en eene volstrekte Predestinatie geleerd, niet zonder tegenkanting van veelen. De Kerkvergaderingen, gehouden tegen de ketters, welken hy bestreedt, en tegen eenige anderen, hadden, nogtans, niets vastgesteld, omtrent de volstrekte Predestinatie. De Roomsche Kerk liet de Dominikaanen met de Jezuiten, en de Jezuiten onder elkanderen, over dit stuk, twisten, zonder uit spraak te doen. 't Was ook niet geschied onder de Protestanten, van 't begin der

Hervormin-ge af. Hunne belydenissen spraken niet op eenerlei wyze van deeze stoffe. De punten te Lambeth waren zo gesteld, datze van de Leeraars van beide de gevoelens konden aangenomen worden, en desonaangezien hadt zyne tegenwoordige Majesteit dezelven niet willen laaten voegen, by de Geloofsbelydenis der Engelsche Kerke.

Om deeza redenen, hadden ook de Staaten geoordeeld, dat het hun toestondt, amptshalve, alle scheuring ter oorzaake van deeze gevoelens te beletten. Eene Sinode, waarop eenigen stonden, was hiertoe niet noodig; 't welk, uit het gene, te vooren, over het gezag der Overheid in 't Kerkelyke, overeenkomstig met

Amsterdams verklaaring, gezeid was, kon worden asgenomen. Scheuring, om punten, niet noodig ter zaligheid, was verbooden, in Gods woord. De tegenwoordige geschillen waren, openbaarlyk, zodaanig bevonden. Weshalve, de hooge Overheid niet hadt konnen nalaaten, Gods Wet in 't werk te stellen, en scheuring te beletten. Alle Hervormde Leeraars oordeelden ook, dat het regtom Sinoden te beroepen der hooge Overheid toekwam. Hieronder was begreepen de vryheid om te oordeelen, of de Sinode dienstig ware of niet, welke men haar benam, als men de Sinode, ook na zulk een onderzoek, als te vooren gemeld is, nog voor noodzaakelyk hielde. 't Gestaadig gebruik streedt hier ook tegen. De Koningen van Juda hadden veele kerkelyke zaaken geregeld. Keizer Theodosius hadt eenige kerkelyke geschillen beslist: naar 't

oordeel veeler Hervormde Leeraaren, met nuttiger uitslag, dan men van eenige Sinode gehad hadt. De Hervorming zelve was niet door Sinoden, maar door Koningen en Overheden ingevoerd en verbeterd. 't Gezag der Overheid was altoos geweest het beste middel, om scheuring te voorkomen. Konstantyn en Honorius hadden, met de meeste vrugt, gearbeid, om de scheuring der Donatisten te heelen. Zyne Majesteit van Groot-Britanje hadt eenigen, die tot scheuring scheenen te neigen, voor zig doen komen, te Hamptoncourt, en uitspraak gedaan op hunne geschillen, die, onder anderen, de Predestinatie betroffen. De Raad van Bern, eenig geschil bespeurende over de Predestinatie, beval, dat men daarvan, niet onbedagtelyk, maar gemaatigd en zonder ergernis, leeren zou: ook, dat niemant naar Geneve, of elders ten Avondmaal loopen, maar dat van den dienaar zyner kerke ontvangen zou: waarmede de moeite een einde genomen hadt.

Te zeggen, dat de Sinode noodig zou zyn, om der Overheid onderrigting en goeden raad te geeven, sloot niet, in alle gevallen: konnende eenige zaaken zo klaar gesteld zyn in Gods woord, dat de Overheid daarvan, uit zig zelve, zekere kennis kon hebben, Onder deeze zaaken, waren deezen twee: dat men elkanderen, in punten, niet noodig ter zaligheid, verdraagen moest, en dat de betwistte punten onder de noodigen niet konden gerekend worden. Ook was, uit de overeenstemming van veele treffelyke

Leer-aaren, wel zo goeden raad en vaste kennis te haalen, als uit eene Sinode. Men hadt Kalvyn, Beza, Hyperius, Ursinus, Witaker, Perkins, Juellius, Danaeus, Junius, Paraeus, Casaubonus, Piscator, Molinaeus slegts te vraagen, of men elkanderen over deeze geschillen niet hadt te verdraagen; en zy zouden, in hunne schristen, ja antwoorden. Drong men dan nog op eene Sinode; veele Sinoden der voorgaande eeuwen, die niets omtrent de volstrekte Predestinatie beslist hadden, leerden ons de verdraagzaamheid. De Sinode te Woerden, de Sinode der Fransche kerken, te vooren gemeld, zo veele Klassen, die de verdraagzaamheid oefenden, waren, als men op de zaak, niet op den naam zag, als zo veele kleine Sinoden te agten. De Haagsche Samenspreekers, die, elkanderen gehoord hebbende, beloofd hadden, broederschap te zullen onderhouden, behoorden in geen minder aanzien te zyn dan eene Sinode. Voorts zou eene Sinode, ten deezen tyde, niet slegts onnoodig zyn; maar ook geenen dienst doen: 'tzy het uitspraak deedt over de geschillen, of de verdraagzaamheid aanbeval. De geschillen waren nooit gehouden van zulk een' aart, dat 'er uitspraak over behoorde gedaan te worden, waartoe, in allen geval, een zuiver en bedaard oordeel vereischt zou worden; welk, uit het dagelyks en driftig prediken en schryven, bleek, hier, kwalyk te zullen konnen gevonden worden. Dat de Sinode ook eenen voet van verdraagzaamheid zou konnen beraamen, die, by allen, aangenomen

zou worden, mogt gehoopt, maar kon thans, bezwaarlyk, verwagt worden. De ongemaatigden vervielen, of tot ongebondenheid in de leere, of tot scheuring, en hadden geene agting voor den raad der gemaatigden. Wat bescheidenheid, wat vreedzaamheid kon men dan wagten? Hoe dikwils hadt men ook de Sinoden zien scheuren; waarna elk deel het ander veroordeeld hadt. Hoe dikwils haddenze gediend, om 't kerkelyk gezag te styven, tegen dat der Overheid. Moeilyk zou ook