Loopen dat die man kan, ondanks zijn leeftijd en zijn gewicht, en dat met de
warmte van die Augustusdagen! Binnen een uur was hij terug. Papelon denkt dat hij
zeker niet meer in de stad is, zei hij, maar hij zal informeeren bij de prefectuur, of
hij ergens in een hotel staat ingeschreven. En madame Hadee kan vanavond uit
Brussel hier zijn. Wat er voor mademoiselle gedaan moet worden, wordt gedaan.
Dien avond arriveerde die dame. Op weg van het station had mijnheer er al met
haar over gesproken en toen zij bij mademoiselle aan het bed zat, als een moeder,
hoorde ik dat zij over het menuet spraken, om beurten zongen zij iets. En den
volgenden middag kwam Papelon met dien Raynaud, een bescheiden jongeman, die
mademoiselle met eerbied begroette. Ik hoorde dat hij ook voor dokter had gestudeerd,
hij voelde haar even den pols en hij zeide dat zij morgen wel met hem voor de piano
mocht zitten. Over het menuet lachten zij of hij er alles van wist en haar gerust stelde.
Ah! riep mijnheer Ringelinck, Boccherini! De dame herhaalde het, ik weet niet
hoeveel keeren ik Boccherini hoorde zeggen. En mijnheer was vroolijk en schudde
Raynaud dikwijls de hand. Die jongeman informeerde bij mij naar de beste musici
van de Comique, maar ik kende alleen den naam van Juillerot, voor wien ik soms
een boodschap overbracht aan een van de dames.
's Morgens om half elf was hij er al met drie anderen, twee met een vioolkist, een
met een violoncel. Zij zaten
om de piano toen mademoiselle binnenkwam, in haar Chineesche peignoir. Ah,
mademoiselle, zei Juillerot met een buiging, u wil een nieuwen dans instudeeren en
u kiest het verrukkelijk menuet van Boccherini, dat zal mooi zijn, geïnterpreteerd
door u! Zij speelden, het klonk heel liefelijk. Maar al bij het begin onderbrak
mademoiselle hen, zij wilde het langzamer, plechtiger. Lento, maestoso, zei ze.
Juillerot en de andere violist waren het niet met haar eens. Arioso, allegretto, wilden
zij het. Zij floot het voor zooals zij het wenschte. Pardon, mademoiselle, zei de
violoncellist, waar hebt u het zoo gehoord? in Duitschland misschien? Boccherini
gaat zóó, op schoentjes van satijn. En hij speelde, zacht, vlug. Zij konden het niet
eens worden, maar tenslotte gaven de musici toe om het langzaam te spelen. Ook
Mme Hadee had gezegd dat het langzaam moest, zooals zij het zich herinnerde. Zij
deed iemand na, dien zij het had zien dansen, en proestte van het lachen. Goed, het
werd langzaam gespeeld. Maar na een poosje schudde mademoiselle weer het hoofd.
Het was niet hetzelfde wat de violoncellist van den overkant had gespeeld. Zij had
een discussie met Raynaud, die toegaf dat zij het als kind toch anders hadden gehoord,
maar later had hij dien dans toch altijd voor Boccherini gehouden. Mijnheer
Ringelinck kwam tusschenbeide. Wacht eens, zei hij, nadenkend. Was het niet op
Carnaval voor Marion naar het pensionaat ging? Was het niet een zekere Deursting
die het je leerde? Neen, zei Raynaud, hij heette Janson. Janson? vroeg mijnheer, ah,
ik weet het, Jonas
was de man. Wel, niets is eenvoudiger dan een telegram aan Jonas om even hier te
komen, dat heeft hij zeker voor ons over. Mme Hublon, wees zoo goed het telegram
dadelijk te laten verzenden.
Men ziet het, mijnheer telde geen bezwaren om aan een wensch van zijn dochter
te voldoen. Ik sprak er over met Raynaud, die het mij verklaarde. Mademoiselle had
een idée fixe, dat zij niet gelukkig kon worden als zij juist dezen dans niet kende.
Nu mocht men over idées fixes denken zooals men wilde, meende hij, zij bestonden
nu eenmaal en als het geluk er van afhing, deed het er niet toe of het een idée fixe
was of wat ook. Ik had redenen om te gelooven dat hij meer dan een gewone
genegenheid voor haar koesterde en nu ik zag, hoe hij zijn best deed om haar met
dezen dans te helpen, begreep ik wat voor karakter hij had. Vreemd, dat ik hem nooit
anders dan bij zijn voornaam heb hooren noemen, hoewel men soms ook dokter zei.
Had ik in mijn goede jaren zoo'n man ontmoet, wie weet wat er van mij geworden
was.
Binnen een dag of tien was mademoiselle veel beter, alleen had zij die kleur van
porcelein waar de adertjes door schenen, en een figuurtje of zij zeventien was. De
dokter stond er op dat zij voortging met de pillen en drankjes en veel bedrust, maar
als Raynaud ervan hoorde zag ik dat hij dat alles onnoodig vond. Tegen haar vader
zei hij: De muziek, mijnheer, die eene dans die zij in het hoofd heeft en niet weet,
als wij dien vinden wordt het een mooie tijd voor ons allen.
In deze dagen was er ook afleiding van veel bezoek. Het kwartet kwam iederen
morgen, soms ook 's middags, men begrijpt het als men de gulheid van mijnheer
kende. Raynaud nam geen honorarium aan dan een doosje Russische cigaretten.
Onder de bezoekers was er een die ongetwijfeld als bewonderaar kwam, een
mijnheer de Roodenburgh. Hij scheen het hier wat bizarre te vinden, met al die
muziek en die discussies over de danspassen. Hij was bijzonder hoffelijk en zei
dikwijls dat mijnheer over hem beschikken kon.
Dan waren er vrienden uit Holland, wier namen ik niet weet, veel vrienden: jonge
In document
Arthur van Schendel, De wereld een dansfeest · dbnl
(pagina 129-132)