• No results found

Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk en mantelzorg

Eigen regie+vrijl. Intensieve begel Intensieve beg+vrijl. Standaardgroep

3.5.4 Zelfredzaamheid

De treatments zijn in belangrijke mate gestoeld op het idee dat het bevorderen van de zelfredzaamheid van de deelnemers uiteindelijk een belangrijk middel is om sociale participatie te verbeteren. De training die door Roland Blonk is aangeboden is gebaseerd op de theorie van gepland gedrag van Fishbein & Ajzèn (2010). In de training van de coaches is door Blonk (2019) een zoekgedrag model gebruikt welke gebaseerd is op die theorie en die als basis diende voor de zogenaamde ‘skills’ methodiek waarin coaches/coaches/consulenten vaardigheden leren om de zelfredzaamheid van de deelnemers te bevorderen. Dat had niet alleen betrekking op de ‘eigen regie’ treatment maar ook op de ‘intensieve begeleiding’ treatment hoewel de wijze van coaching in deze laatste treatment anders, wellicht wat ‘meer sturend’ is als in de eerste. Maar ook in de eigen regie treatment wordt de deelnemer aangesproken op zijn of haar activiteiten en gedrag. In de vragenlijst is aan de mate van zelfredzaamheid daarom ook aandacht besteed. Er wordt onder andere gevraagd aan de deelnemer of men zichzelf zelfredzaam acht in verband met het zoeken en vinden van werk bijvoorbeeld. De lijst van capabilities eerder behandeld geeft ook inzicht in de belemmeringen en kansen om zelfredzaam te zijn, dat wil zeggen de dingen te kunnen doen die men belangrijk vindt voor het eigen leven. Wat zelfredzaamheid betreft op het gebied van werk zijn in de vragenlijst een viertal vragen gesteld daarover. Dat zijn:

• Ik kan betaald werk vinden als ik er echt moeite voor doe

• Ik denk dat ik in de toekomst betaald werk zal vinden

• Ik denk dat ik bij sollicitaties een goede indruk kan maken

• Ik denk dat ik een baan kan vinden die past bij mijn opleiding en ervaring.

De antwoordcategorieën vormen een 5-punts Likert schaal van ‘geheel mee oneens’ tot ‘geheel mee eens’. Deze vier items zijn vervolgens omgezet in een schaal van 0 (geheel oneens) tot 10 (geheel eens) en er is een gemiddelde bepaald over de vier items. Dat noemen we de indicator zelfredzaamheid.

Vervolgens is het standaard regressiemodel gedraaid om de voor verschillen in samenstelling gecorrigeerde kansen op zelfredzaamheid voor elk van de groepen te bepalen. In Figuur 3.11 worden de resultaten in beeld gebracht.

Treatment effecten

De zelfredzaamheid neemt eerst licht af tot meting 2 om daarna voor intensieve begeleiding en eigen regie weer toe te nemen tot boven het oorspronkelijke niveau. De standaardgroep scoort het laagst en het verschil met alle drie treatments is significant. Opvallend is het relatief hoge niveau van zelfredzaamheid bij de nulmeting bij intensieve begeleiding hetgeen duidt op enige zelfselectie in deze groep. Ook bij eigen regie vinden we een treatment effect in de nulmeting, hetgeen dus eigenlijk een selectie effect is. Het niveau van zelfredzaamheid is bij de start bij intensieve begeleiding een half punt hoger op een schaal van 0 tot 10 waarna het verschil hetzelfde blijft. De toe -en afname in zelfredzaamheid over de tijd die we bij alle groepen waarnemen is niet significant. Indien we in het model het wel of niet deeltijds -of voltijds werk hebben gevonden gedurende het experiment als variabele toevoegen aan het model is deze werk variabele sterk significant (p<0.001).

Fig. 3.11. Geschatte kans zelfredzaamheid bij zoeken naar en vinden van werk, naar treatment en meting

Dit geeft aan dat het werk vinden deels te maken heeft met de treatment en mogelijk ook de begeleiding door de coach of consulent. Causaal gezien leidt zelfredzaamheid tot uitstroom naar werk en niet andersom hetgeen betekent dat de meest zelfredzame deelnemers het eerst uitstromen. We vonden geen verschillen tussen de groepen in de relatie tussen uitstroom naar werk en zelfredzaamheid.

Tabel 3.11 geeft het gemiddelde van de geschatte kansen per treatment en meting en de significantieniveaus. De zelfredzaamheid neemt dus toe zowel bij eigen regie, intensieve begeleiding en coaching en de effecten zijn positief en significant. Deels is het effect een selectie-effect en geen treatment effect aangezien we reeds een significant effect vonden in de nulmeting bij de eerste twee groepen. Dat geldt niet voor coaching en vrijlating waar we een significant positief effect vinden in meting 3 dus ten opzichte van de standaardgroep in de nulmeting

Tabel 3.11 Gemiddelde scores zelfredzaamheid (0-10) gecorrigeerd voor compositieverschillen tussen treatmentgroepen, 2017-2019

Treatments Nulmeting Meting 2 Meting 3 Totaal N=

Eigen regie+vrijl. 5.34** 5.18 5.43 5.32* 308

Intensieve begel. 5.87** 5.73** 5.891) 5.83** 197

Coaching+vrijlating 5.65 5.49 5.55*** 5.56* 304

Standaardgroep 5.13 4.91 5.11 5.05 273

Totaal 5.46 5.30 5.48 5.41 1082

Noot: ***p<0,01; **p<0,05; *p<0,10, getest op basis van OLS regressiemodel (N=1082); Model met treatment, meting, en de controle variabelen. Pseudo R2=0.23;

Bron: Vragenlijsten deelnemers productevaluatie vertrouwensexperiment Tilburg, Tilburg University, 2020.

4.00 4.50 5.00 5.50 6.00

Nulmeting Meting 2 Meting 3

Zelfredzaamheid

Eigen regie+vrij Intensieve begel Coaching+Vrijl. Standaardgroep

3.5.5 Sociaal en institutioneel vertrouwen

Het experiment is vertrouwensexperiment genoemd omdat het idee is dat het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de deelnemer uiteindelijk effectiever kan zijn om het gewenste doel te bereiken, namelijk bevordering van sociale participatie, dan de standaardaanpak met een strikte toepassing van de verplichtingen en bij niet nakoming sanctionering van de uitkering. De toetsing van rechtmatigheid blijft intact maar de toetsing aan de andere (informatie, sollicitatie, tegenprestatie) verplichtingen wordt op een meer relaxte manier vormgegeven in nauwe afstemming en overleg met de klant. Het is zeker geen

‘loslaten’ maar leren de eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelfredzaam te zijn met het aanpakken van de problemen die men heeft en ervaart. Uit de experimentele economische literatuur weten we bijvoorbeeld dat het geven van vertrouwen leidt tot wederkerigheid, tot extra inspanning en verbeterde motivatie en productiviteit in reactie op het gestelde vertrouwen (Frey & Jegen 2001; Bohnet et al., 2001).

Uit de psychologische motivatietheorie weten we dat extrinsieke motivatie ten koste kan gaan van de intrinsieke motivatie en dat sturing op intrinsieke motivatie beter kan werken. Vandaar ook de inbouw van de training van de coaches om hen vaardigheden te leren die hen helpen mensen te ondersteunen in zelfredzaamheid. Tilburg heeft als artikel 83 gemeente gekozen voor combinatiegroepen zoals eigen regie en coaching die tevens de extra vrijlating krijgen. De combinatie maakt het lastig om het ‘zuivere’ effect van de beloning in de vorm van extra vrijlating van de verdiensten te onderzoeken. Wel is een vergelijking mogelijk met de groep intensieve begeleiding zonder vrijlating. Het verschil is dan het effect van de vrijlating. Ook bij de andere treatments vindt er beloning plaats maar dan in de vorm van een positieve bejegening (aandacht, een luisterend oor), handelingsvrijheid (eigen regie) en intensieve begeleiding en maatwerk (extra begeleiding). Doordat de caseload van de coaches is verlaagd is er meer tijd voor de begeleiding van de deelnemer. Er is tijd om een ‘relatie’ en of persoonlijke band met de deelnemer op te bouwen omdat er meer tijd voor contact is en meer coaching op basis van vertrouwen. Het wantrouwen onder de deelnemers ten opzichte van de gemeente is groot zo hebben alle coaches ervaren. Om daar verandering in te brengen kost tijd (zie verslag Focusgroep gesprekken hierna). Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dus het vertrouwen is ook weer snel weg indien het vertrouwen wordt geschaad; dat geldt overigens voor beide partijen. Over dit aspect van vertrouwen hebben we vragen gesteld in de vragenlijst. Ten eerste betreft dat een vraag over vertrouwen in de instituties. De vraag luidde in welke mate men vertrouwen had in:

• De landelijke overheid (regering, parlement)

• De gemeente

• De afdeling werk en inkomen van de gemeente

• De eigen werkcoach/consulent.

De antwoord categorieën vormde een vier-puntsschaal van ‘helemaal geen vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen’ ‘een beetje vertrouwen’ tot ‘veel vertrouwen’. Deze is omgezet naar een 0-10 schaal.

Daarnaast is gevraagd naar het vertrouwen dat men in andere mensen heeft. Dat wordt in de literatuur aangeduid als sociaal vertrouwen. Het wordt gezien als een vorm van sociaal kapitaal, mensen met veel vertrouwen hebben veelal een rijk sociaal netwerk dat hen ook helpt om vooruit te komen in het leven.

Sociaal vertrouwen of vertrouwen in andere mensen is gemeten met een vraag die afkomstig is uit het

“European Social Survey” of men vindt dat de meeste mensen te vertrouwen zijn of dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn op een schaal van 0 (geen vertrouwen) tot 10 (volledig vertrouwen).

In Fig. 3.12 wordt de ontwikkeling in vertrouwen volgens de twee maatstaven per treatment groep weergegeven. Het vertrouwen in anderen krijgt bij aanvang van de deelnemers gemiddeld een 5 over alle groepen en het vertrouwen in de instituties een zeer magere 4. Het vertrouwen in de ander stijgt echter daarna snel terwijl het vertrouwen in de instituties pijlsnel afneemt tot aan meting 2. Zowel de stijging in