• No results found

6. Eindevaluatie project en verdere verloop

6.3.6. Uitwisseling van contactgegevens bij de start van het project

dat vrijwillig wil deelnemen aan het project, moet hier de kans voor krijgen. Op deze manier wordt het recht op gelijk onderwijs voor iedereen verder uitgedragen, een grote waarde binnen de organisatie Añañau.

6.3.5. Aanwezigheid van een vertrouwenspersoon

Gedurende alle sessies van het pilootproject was ik aanwezig als observator en vertrouwenspersoon. Regelmatig werd er tijdens het project naar mij gekeken wanneer één van de partijen met vragen zat. Ook deed ik regelmatig een kort gesprekje met de ouders of de kinderen om hen nog meer op hun gemak te laten voelen. Het wordt echter moeilijk in de toekomst om de vertrouwenspersoon aanwezig te laten zijn bij elke sessie, zeker als het project op termijn in meerdere gezinnen tegelijk loopt.

Het is echter wel belangrijk dat deze persoon er de eerste sessie bij is om het gezin en de vrijwilliger kennis te laten maken. Ook gedurende de loop van het project moet de contactpersoon gemakkelijk bereikbaar zijn bij eventuele problemen en moeten de vrijwilligers duidelijk geïnformeerd zijn dat ze ten allen tijden bij deze persoon terecht kunnen.

Om de drie sessies moet er ongeveer een evaluatiegesprek plaatsvinden met de vertrouwenspersoon en de vrijwilliger, zodat deze in nauw contact blijven staan en zodat er ook geweten is wat de ervaringen van de vrijwilliger zijn. Ook kan er op deze manier op tijd bijsturing voorzien worden indien dit nodig zou zijn. De vertrouwenspersoon die vanuit de organisatie Añañau komt, heeft dus een grote rol binnen dit project en dat moet naar de toekomst toe behouden blijven.

6.3.6. Uitwisseling van contactgegevens bij de start van het project

Een zwakte die sterk naar voor kwam tijdens de evaluatie, was het feit dat ik niet over de contactgegevens van de gezinnen beschikte en ook niet van de studenten. Op deze manier liep de communicatie een aantal keer mis en gingen gemaakte afspraken niet door of was één van de betrokken partijen te laat.

Het is dus van groot belang dat de contact –en vertrouwenspersoon van Añañau op voorhand over alle gegevens beschikt van de deelnemers, alvorens het project van start gaat. Op deze manier kunnen eventuele wijzigingen in de planning doorgegeven worden en kan er gemakkelijk een nieuw moment worden afgesproken. Ook naar de toekomst toe is het interessant om een databank te starten met de gegevens van de verschillende vrijwilligers, zodat ze regelmatig gecontacteerd kunnen worden en zodat hier een duidelijk overzicht van bestaat.

6.3.7. Groepsmomenten

In zowel de werking van De Katrol als van Uilenspel, las ik dat ze regelmatig infosessie voorzagen voor de studenten, net zoals terugkommomenten. Zo kunnen de studenten ervaringen uitwisselen en kunnen ze bijleren van elkaar. In het pilootproject deden de vrijwilligers buiten het startmoment niets samen. Ze weten niets over dat waar de anderen mee bezig waren, maar vroegen hier wel regelmatig naar via mij. Er namen ook een broer en een zus deel aan het project en zij overlegden wel regelmatig wat ze de volgende sessie zouden doen.

Daarom is het belangrijk voor het toekomstige project dat er ook regelmatig zo’n groepsmomenten worden georganiseerd. Daar kunnen de vrijwilligers namelijk op een non- formele manier bijleren van elkaar en kunnen ze tips geven die het project nog meer laten groeien. Ook kunnen er verschillende infosessies georganiseerd worden, zoals bijvoorbeeld

over het omgaan met armoede, het begeleiden van ouders, manieren om leren leuk te maken... Al deze theorie kunnen ze dan later op hun eigen manier omzetten naar de praktijk. 6.3.8. Samenwerking met de scholen Dit gehele aspect kwam gedurende dit pilootproject voorlopig nog niet aan bod. Hiervoor was de tijdspanne waarin er gewerkt werd namelijk te kort. Het is echter wel een noodzaak dat er op lange termijn een samenwerking met de scholen ontstaat. De leerkrachten weten namelijk het beste waar de tekorten van de leerlingen liggen. Door nauw contact met de leerkracht, kunnen er oplossingen gevonden worden voor de tekorten bij de leerling door de vrijwilliger en de ouders binnen het huiswerkondersteuningsproject.

Ook hoor je regelmatig in de gezinnen dat de communicatie met de scholen miniem is. Door het project zouden de ouders meer kansen krijgen om inzicht te krijgen in bijvoorbeeld de examenresultaten van hun kind. Ook zou een betere communicatie ervoor kunnen zorgen dat de leerkracht rekening kan houden met de thuissituatie van het kind, wat de motivatie en slaagkansen van het kind op schools vlak alleen maar ten goede komt.

6.4. Besluit

In dit hoofdstuk evalueerde ik de sterktes en de zwaktes van het pilootproject. Zowel vanuit de tussentijdse evaluaties als de eindevaluatie nam ik elementen mee, die de verdere toekomst van het project zullen bepalen.

Dat er potentieel is voor een (huiswerk)ondersteuningsproject binnen deze organisatie met deze gezinnen, dat is zeker. Er moeten wel een aantal aanpassingen gedaan worden aan het pilootproject, maar eens deze aanpassingen ingevoerd zijn zou dit project op lange termijn zeker kunnen blijven bestaan.

7. Tot slot

Dit hele onderzoek werd gevoerd naar aanleiding van de vraag: “Kan de organisatie Añañau Peruviaanse ouders meer mogelijkheden bieden om de (onderwijs)ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen via sociaal-culturele interventies?” In dit besluit kan u lezen in welke mate deze bachelorproef een antwoord heeft gegeven op de vraag.

7.1. Eindbesluiten

Om een antwoord te bekomen op de onderzoeksvraag, doorliep ik in elk hoofdstuk een aantal stappen.

In het eerste hoofdstuk werkte ik mijn onderzoeksvraag en de probleemstelling verder uit. Hier werd reeds besloten dat er een project zou uitgewerkt worden dat de zelfredzaamheid en de participatie van de ouders kan vergroten. Ook de keuze om te werken rond (huiswerk)ondersteuning in de gezinnen, werd hier verder verduidelijkt.

In het tweede hoofdstuk werd er ingezoomd op de context waarbinnen het pilootproject plaatsvond. We begonnen op macroniveau, namelijk Peru, en eindigden op microniveau, namelijk in de gezinnen zelf. Verschillende problematieken werden hier blootgelegd, die later nog een aantal keer aan bod zouden komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ongeletterdheid van de ouders, de financiële en sociale problemen waarmee ze kampen... Deze hebben namelijk allemaal invloed op hoe de ouders op termijn ondersteund kunnen worden en waarin de mogelijkheden liggen om het project op te zetten.

In hoofdstuk drie ging ik op zoek naar een aantal reeds bestaande theorieën en praktijken die het pilootproject mee vorm konden geven en ondersteunen. Er bestaan immers soortgelijke projecten. Eerst en vooral haalde ik hier de theorie aan van Paulo Freire. Hij gaat kijken naar de individuele capaciteit van elkeen, iets waaraan groot belang werd gehecht in het pilootproject. Ook de theorie van het handelingsgericht werken werd opgenomen in dit hoofdstuk. Deze theorie stelt dat het uiterst belangrijk is dat school, kinderen en ouders samenwerken en dezelfde doelen nastreven en dat dit op een positieve manier gebeurt.

Verder in het hoofdstuk beschreef ik theoretisch hoe een interessante leeromgeving eruit ziet en hoe ouders onderwijsondersteunend gedrag kunnen tonen. Het hoofdstuk eindigde uiteindelijk met drie praktijkvoorbeelden, namelijk de werkingen van de Katrol en Uilenspel en het principe van de Brede School. In elk van deze drie projecten neemt spelend leren een heel belangrijke plaats in en wordt de leefwereld van het kind sterk betrokken bij de educatie. Zo wordt er gewerkt aan een breder begrip van leren en wordt er tegelijkertijd ook aan gemeenschapsvorming gedaan.

In het hoofdstuk vier kreeg het pilootproject steeds meer vorm in de projectfiche. Er werd meer onderzoek gedaan naar de leefsituaties van de gezinnen en de opleiding voor de vrijwilligers kreeg vorm. Ook de selectiemethoden voor zowel de gezinnen als de vrijwilligers werden hier uitgebreid beschreven. Er werden tijdens een aantal huisbezoeken ook vragen gesteld, om te weten waar de ouders het moeilijk mee hebben, maar ook wat hun sterktes zijn. De antwoorden op deze vragen werden verwerkt tot bruikbare informatie voor het pilootproject en kregen dan ook een belangrijke rol in het zoeken naar methodes om de ouders te ondersteunen.

En over het pilootproject zelf kon je uiteindelijk alles lezen in hoofdstuk vijf. Elke sessie werd hier nauwkeurig beschreven, zowel vanuit het standpunt van mij als observator, als vanuit dat van de student. Ook met de ervaringen van de families werd hier rekening gehouden. De