• No results found

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de zorguitgavenontwikkeling op het gebied van dementie, kanker en hart- en vaatziekten. Voor deze

ziektegroepen kijken we in meer detail naar de toekomstverkenning van de zorguitgaven en staan we stil bij een aantal vragen, zoals: hoe ziet de groei er precies uit? Waardoor kan die groei worden verklaard? Wat weten we over de factoren die de toekomstprojectie kunnen beïnvloeden? Is het aannemelijk dat die factoren ook in de toekomst zo’n grote invloed zullen hebben of zijn er redenen om aan te nemen dat dit anders zou kunnen zijn?

5.1 Dementie

Dementie is een verzamelnaam voor een groot aantal hersenaandoeningen waarbij het neurocognitieve functioneren – het verwerken van informatie door de hersenen – achteruitgaat. De meest voorkomende vormen van dementie zijn76:

• ziekte van Alzheimer (ca. 65 procent van alle dementie);

• vasculaire dementie (ca. 29 procent);

• frontotemporale dementie (ca. 4 procent);

• Lewy body-dementie (ca. 2 procent).

Het meest in het oog springende symptoom van dementie zijn

geheugenproblemen. Daarnaast heeft iemand met dementie vaak ook moeite met taal en spraak, verlamming of coördinatieproblemen, moeite met herkenning en problemen met plannen en organiseren. Ook

stemmings- en gedragsproblemen als depressie, angstklachten, apathie, hyperactiviteit, rusteloosheid, agitatie, achterdocht, agressie, wanen en hallucinaties komen vaak voor.77 De impact van dementie op het leven

van mensen, de samenleving en de gezondheidszorg is aanzienlijk. Onder zorguitgaven voor dementie vallen onder andere uitgaven in de verpleeghuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, specialistische zorg, maar ook thuiszorg en dagbesteding.

Dementie is een aandoening die sterke samenhang vertoont met veroudering. De zorg kenmerkt zich vooral door langdurige verpleging. Het is dan ook niet verwonderlijk dat demografische ontwikkelingen een belangrijke motor zijn achter de zorguitgaven voor dementie (Figuur 5.1). Het verschil in de projecties tussen de demografische en

diagnosespecifieke groei is klein. Ook in de groeicijfers zien we het belang van demografie terug. Van de gemiddelde stijging van 2,7 procent per jaar, komt 2,3 procentpunt voor rekening van demografie. Een deel van de overige groei zou ook verklaard kunnen worden door het feit dat steeds meer mensen andere aandoeningen ‘overleven’.

76 A.L. Francke, I. van der Heide, S. de Bruin, R. Gijsen, R. Poos en M. Verbeek, Een samenhangend beeld van

dementie en dementiezorg: kerncijfers, behoeften, aanbod en impact. Themarapportage van de Staat van Volksgezondheid en Zorg (Utrecht 2018), pp. 10-13.

77 Francke et al., Een samenhangend beeld van dementie en dementiezorg, pp. 9-10; Alzheimer Nederland,

Figuur 5.1. Demografische en diagnosespecifieke projectie van zorguitgaven voor dementie, 2015-2060. Bron: RIVM.

Hoewel dementie een speerpunt is in wetenschappelijk onderzoek, is er nog geen direct zicht op een geneesmiddel dat dementie geneest.78 Voor

alle vormen van dementie geldt dat zij (vooralsnog) niet te genezen zijn. Er zijn echter wel geneesmiddelen die de symptomen van dementie (op bescheiden schaal) kunnen afremmen, maar die werken niet bij alle mensen met dementie.79 Preventie gericht op risicofactoren kan – met

name bij vasculaire dementie – een rol spelen in het terugbrengen van het aantal patiënten. Er zijn vooralsnog geen sterke aanwijzingen dat de zorguitgavenontwikkeling door therapeutische innovaties geheel anders zou kunnen verlopen.

5.2 Kanker

Kanker is een verzamelnaam voor een groep van ziekten die worden aangeduid met de term ‘kwaadaardige (maligne) nieuwvormingen’. Nieuwvormingen hebben één gemeenschappelijk kenmerk: een ongeremde deling van lichaamscellen, waardoor een gezwel of tumor ontstaat. Er zijn goedaardige en kwaadaardige nieuwvormingen. Alleen kwaadaardige nieuwvormingen noemen we kanker. Bij kanker zijn de genen die cellen onder controle houden zo beschadigd, dat de cellen zich zeer afwijkend gaan gedragen. Zij kunnen omliggende weefsels en organen binnendringen en daar ook groeien. Ze worden aangeduid met de term 'invasief'. Kwaadaardige nieuwvormingen kunnen ook uitzaaien. Dat wil zeggen dat ze zich kunnen verspreiden door het lichaam,

meestal via het bloed of lymfevaten, en ergens anders in het lichaam tot een tumor leiden.80

78 Francke et al., Een samenhangend beeld van dementie en dementiezorg, p. 10.

79 M.G.M. Olde Rikkert, E. van Exel, A.W. Knol-Lemstra, G. Roks, F.R.J. Verhey, ‘Richtlijn diagnostiek en

behandeling van dementie’, Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8671.

80 R. Vonk, J. Korevaar, L. Van Saase en C. Schoemaker, Een samenhangend beeld van kanker: ziekte, zorg,

mens en maatschappij. Themarapportage van de Staat van Volksgezondheid en Zorg (Bilthoven 2016); Zie ook: RIVM, ‘Kanker’, Volksgezondheidenzorg.info, bezocht 3 november 2019.

0 5 10 15 20 25 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 M ilj ar d eu ro

De behandeling van kanker heeft vaak een hoogtechnologisch en specialistisch karakter, zowel bij de diagnostiek als bij de behandeling. Het medische palet is breed en bestaat vaak uit (combinaties van) chirurgie, chemotherapie, radiotherapie en immuno- en gentherapieën.81

Dit zien we ook terug in de verdeling van de uitgaven over verschillende sectoren. Ziekenhuiszorg neemt daarbij met bijna 49 miljard euro in 2060 de belangrijkste plaats in. De behandeling van kanker vindt dan ook vooral plaats in het ziekenhuis en heeft zich de afgelopen decennia stormachtig ontwikkeld. Dit heeft ook geleid tot een gestage stijging van de overlevingskansen die zich waarschijnlijk de komende decennia zal doorzetten.82

Hoewel kanker samenhangt met veroudering is demografie niet de belangrijkste drijvende kracht achter de zorguitgavengroei voor deze aandoening. In Figuur 5.2 zien we dat de demografische en

diagnosespecifieke trend behoorlijk uit elkaar liggen. Op basis van demografie stijgen de zorguitgaven van kanker van 5,6 miljard in 2015 naar bijna 6,8 miljard in 2060. Op basis van de diagnosespecifieke trend stijgen de zorguitgaven naar bijna 61 miljard euro in 2060.

Figuur 5.2. Demografische en diagnosespecifieke projectie van zorguitgaven voor kanker, 2015-2060. Bron: RIVM.

81 Vonk et al., Een samenhangend beeld van kanker, pp. 19-21.

82 Zie bijvoorbeeld: RIVM, ‘Andere zorgvraag door betere behandelingen’, Volksgezondheid Toekomst

Verkenning 2018. Een gezond vooruitzicht (Bilthoven 2018); IKNL, ‘Overleving van kankerpatiënten vijf jaar na diagnose stijgt met ongeveer 1% per jaar’ (Utrecht 2020).

0 10 20 30 40 50 60 70 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 M ilj ar d eu ro

Figuur 5.3 Uitgaven aan kanker in 2060 naar zorgsector. Bron: RIVM

De zorguitgavengroei bij kanker wordt vooral gedreven door ‘overige groei’. De gemiddelde jaarlijkse groei tussen 2015 en 2060 ligt op

5,4 procent. Ongeveer 0,4 procentpunt van deze groei is toe te schrijven aan demografie. De grote invloed van ‘overige groei’ op de toekomst- projecties voor kanker wordt vooral veroorzaakt door de aanzienlijke hoeveelheid nieuwe behandelmethoden en geneesmiddelen die in de afgelopen jaren voor kanker op de markt zijn gekomen. Deze uitgaven vallen op dit moment vrijwel volledig onder het ziekenhuisbudget. Dit verklaart waarom de uitgaven aan ziekenhuiszorg in 2060 zo hoog zijn (Figuur 5.3).

Kanker is één van de aandoeningen waar veel medisch-wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan. Als we kijken naar wat er in de nabije toekomst op het gebied van nieuwe en vaak dure geneesmiddelen in de zogenaamde ‘pijplijn’ zit, is het onwaarschijnlijk dat de groei op korte termijn zal temperen.83 Tegelijkertijd is het gebruik van dure technologie

in de zorg ook een beleidsvraagstuk waar via beheersingsmaatregelen direct kan worden ingegrepen. De onzekerheid zit dus vooral in de vraag of, wanneer en hoe er door beleidsmakers zal worden ingegrepen in de groei van de zorguitgaven voor kanker en wat de gevolgen daarvan zijn voor de toegankelijkheid van zorg.

5.3 Hart- en vaatziekten

Hart- en vaatziekten is een verzamelnaam voor een groot aantal aandoeningen die betrekking hebben op het hart en de bloedvaten. Coronaire hartziekten zijn de meest voorkomende aandoening binnen deze groep, gevolgd door cerebrovasculaire aandoeningen (beroertes). Coronaire hartziekten en beroertes vormen samen meer dan de helft van het totaal aantal hart- en vaatziekten. Daarnaast vallen ziekten als hartfalen, perifeer vaatlijden en atherosclerose, maar ook aangeboren

83 Het Zorginstituut Nederland maakt voor dit doel zogenaamde horizonsscans, zie voor een overzicht voor de

aankomende geneesmiddelen voor kanker:

https://www.horizonscangeneesmiddelen.nl/geneesmiddelen?hoofdniveau=domein&domein=oncologie-en- hematologie 0 10 20 30 40 50 60 Huisartsen Geneesmiddelen Therapeutische middelen Overige gezondheidszorg Ondersteunende diensten Ouderenzorg Ziekenhuizen Miljard euro

hartafwijkingen, reumatische hartziekten en infectieuze hartziekten onder deze groep.84

Figuur 5.4. Demografische en diagnosespecifieke projectie van zorguitgaven voor hart- en vaatziekten, 2015-2060. Bron: RIVM.

Hart- en vaatziekten was in 2015 na psychische en gedragsstoornissen de diagnosegroep met de hoogste zorguitgaven, bijna 11 miljard euro. In onze toekomstprojectie stijgen deze uitgaven tot bijna 42 miljard euro in 2060. Dat is een gemiddelde groei van ongeveer 2,9 procent per jaar, waarvan 1,7 procentpunt als gevolg van demografische ontwikkelingen (Figuur 5.4).

Figuur 5.5. Uitgaven aan hart- en vaatziekten in 2060 naar zorgsector. Bron: RIVM.

84 RIVM, ‘Hart- en vaatziekten’, Volksgezondheidenzorg.info, bezocht op 3 november 2019.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 M ilj ar d eu ro

Demografische projectie Diagnosespecifieke projectie

0 5 10 15 20 25 30 Huisartsen Geneesmiddelen Therapeutische middelen Overige gezondheidszorg Paramedici en verloskundigen Ondersteunende diensten Ouderenzorg Ziekenhuizen Miljard euro

In 2015 waren de zorguitgaven aan hart- en vaatziekten ongeveer in gelijke mate verdeeld over ouderenzorg en ziekenhuiszorg. In onze toekomstprojecties zien we voor hart- en vaatziekten duidelijk de invloed van vergrijzing. Het zwaartepunt van de zorg voor hart- en vaatziekten verschuift langzaam richting de ouderenzorg (Figuur 5.5). Dit is ook het gevolg van een verandering in de epidemiologie: hart- en vaatziekten krijgen steeds meer een chronisch karakter. Acute zorg en medisch- specialistisch ingrijpen maakt plaats voor chronische zorg buiten het ziekenhuis.85

85 Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, Cardioloog van de toekomst. Eindrapport projectgroep cardioloog