• No results found

Uitgangspunten verwachtingen rapport UCPartners 2008

4 Analyse en duiding van de resultaten

4.2 Uitgangspunten verwachtingen rapport UCPartners 2008

Het rapport (“Het capaciteitstarief, UCPartners, 2008”) van 2008 analyseerde de destijds te verwachten effecten van de voorgenomen veranderingen in de afrekensystematiek met betrekking

tot de kosten van netbeheer voor kleinverbruikers van gas en elektriciteit. De oorzaak van deze veranderingen wordt gevonden in aanpassingen aan de inrichting van de energiesector; het invoeren van het zogeheten nieuwe marktmodel.

Het UCPartners-rapport onderzoekt vier scenario’s. Van deze scenario’s is het tweede scenario, de invoering van het capaciteitstarief naast de invoering van het verplichte leveranciersmodel, van belang voor het huidige onderzoek. Dit scenario zal dan ook als uitgangspunt dienen voor de vergelijking die gemaakt wordt tussen de verwachte besparingen zoals geprojecteerd in 2008 en de besparingen die in deze studie zijn vastgesteld.

Daarnaast hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden (zie paragraaf 4.1) die niet in lijn zijn met de aannames van het rapport in 2008. We zullen in het kort de belangrijkste verschillen ten opzichte van de huidige situatie beschrijven.

Ten eerste waren in 2008 energiebedrijven met niet volledig gesplitste bedrijfsfuncties voor levering en netbeheer het uitgangspunt. Het belangrijkste voordeel hiervan was dat de klantadministratie in deze bedrijven in 1 automatiseringssysteem gevoerd kan worden (aanname 2008). Door volledige splitsing wordt dit in de praktijk echter op termijn onmogelijk, al hebben Nuon/Liander en

Eneco/Stedin deze symbiose tot op de dag van vandaag (april 2013) in stand gehouden. Een mogelijke implicatie is dat besparingen die reeds zijn opgetreden, bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief, de afgelopen jaren door de leverancierstak geïncasseerd zijn, en niet zichtbaar zijn in de besparingen van de netbeheerder. Bij, onder andere, Liander/Nuon is dit effect duidelijk te zien.

Een tweede belangrijk verschil tussen 2008 en 2013 is het tijdstip waarop de wijzigingen zijn opgetreden of nog zullen optreden. In 2008 ging men uit van de periode 2009-2014 voor de volledige invoering van de drie componenten van het nieuwe marktmodel (CapTar,

leveranciersmodel, slimme meter). Thans (2013) is alleen het capaciteitstarief gerealiseerd. Het leveranciersmodel wordt op zijn vroegst in de loop van 2013 ingevoerd. De slimme meter is tot op heden nog in het geheel niet geïmplementeerd. Een groot deel van de slimme meters worden nog ‘dom’ uitgelezen (dat wil zeggen: op dezelfde wijze als de oude meters). Dit betreft enkele

honderdduizenden digitale meters die onderdeel uitmaken van een proef. Pas in de loop van 2014 wordt verwacht dat de netbeheerders in staat zullen zijn deze groep meters op afstand uit te lezen. Het volledige proces van invoering van de slimme meter loopt vervolgens door tot na 2020.

Een derde verschil tussen 2008 en 2013 is de rol van de netbeheerder in het proces van de datacollectie. In 2008 ging men ervan uit dat de netbeheerder hier in het geheel geen rol meer zou spelen. Het capaciteitstarief dekte de inkomsten van de netbeheerder immers volledig af. Inmiddels is dit inzicht gewijzigd en wordt de netbeheerder gezien als een instantie die in gevallen van twijfel of dispuut nader onderzoek naar de correctheid van (meet)data moet kunnen uitvoeren. De netbeheerder is immers verantwoordelijk voor de juiste werking van de meetapparatuur, terwijl het inmiddels duidelijk is dat ook 'slimme meters' in een niet te verwaarlozen aantal gevallen onjuiste of in het geheel geen data zullen opleveren. Ook heeft de netbeheerder vanuit zijn taak als regionale 'balanshandhaver' met de komst van decentrale opwekinstallaties (zon, wind, micro-wkk) en nieuwe grootverbruikers als elektrische vervoer en warmtepompen weer meer behoefte gekregen aan frequent beschikbare meetdata om correcte vraag/aanbodvoorspellingen te kunnen doen. Ondanks dat de leveranciers de officiële verantwoordelijkheid gaan dragen voor de datacollectie blijven de netbeheerders (voorlopig) in de praktijk nog wel een rol te spelen in dit proces.

4.3 Cijfers 2008 t.o.v. analyse 2013: duiding van de verschillen

De geprojecteerde kostenbesparing als resultaat van de gecombineerde invoering van het

capaciteitstarief en het leveranciersmodel is in het UCPartners-rapport geschat op € 63 miljoen met een bandbreedte van 10%. Deze besparingen zijn gebaseerd op de op dat moment vigerende marktinrichting waarin de netbeheerder en de leverancier nog verticaal geïntegreerd waren in het energiebedrijf. Om deze reden was het destijds niet mogelijk om de besparingen expliciet toe te kennen aan de netbeheerder dan wel de leverancier, zoals in dit rapport gedaan is. Op het moment van schrijven van dit rapport heeft de splitsing van transport en levering/productie in de

Nederlandse energiesector zich vrijwel geheel voltrokken. Er zijn nog energiebedrijven die verticaal geïntegreerd zijn in afwachting van uitspraken hieromtrent van het Hof van Justitie in Luxemburg. We gaan bij onze analyse echter uit van een geheel gesplitste energiesector.

Om de resultaten van het huidige onderzoek te kunnen vergelijken met het UCPartners rapport kijken we naar de uiteindelijke structurele besparingen op sectorniveau. De cijfers in het UCPartners rapport (tweede scenario) gaan uit van de besparingen op de lange termijn, van het gecombineerd invoeren van het verplichte leveranciersmodel en het capaciteitstarief. Door onder andere incidentele kosten en leereffecten verwachten wij dat de besparingen pas volledig worden gerealiseerd vanaf 2016. Door 2016 als uitgangspunt te nemen voor de vergelijking, wordt er daarom een vergelijking gemaakt waarin overgangseffecten, volgend uit invoering van het nieuwe marktmodel, niet langer een rol spelen. We merken hierbij op dat In het UCPartners rapport niet is vermeld op welke termijn, naar verwachting, de besparingen volledig gerealiseerd zouden worden. Bovendien is er in rapport van 2008 geen onderscheid gemaakt tussen het meetdomein en het transportdomein. Daarom betreffen de cijfers in tabel 4.1 het totaal van beide domeinen. Tot slot is er in het 2008 onderzoek uitgegaan van het aantal elektriciteitsaansluitingen bij de bepaling van het aantal klanten. De grondslag hiervoor is het feit dat vrijwel iedereen een elektriciteitsaansluiting heeft en het merendeel een gasaansluiting bezit.

Tabel 4.1 Uiteindelijke structurele besparingen per jaar (sectorniveau)

Ondergrens Gemiddeld Bovengrens

UCPartners rapport € miljoen 57 63 69

Huidig onderzoek (2016) € miljoen 46 50 54

UCPartners rapport per klant/jaar € 7 8 9

Huidig onderzoek (2016) per klant/jaar € 6,14 6,64 7,14

De bandbreedte van 10% voor het UCP onderzoek was willekeurig gekozen. In het huidige onderzoek is de bandbreedte als volgt vastgesteld. De besparingen/kosten zijn op aansluiting basis berekend per netbeheerder/leverancier en daarnaast per categorie van de kruisjeslijst. Bij een hoge (lage) mate van onderlinge consistentie is er kleine (grote) bandbreedte gekozen per categorie. Vervolgens is er een gewogen gemiddelde berekend over de 4 categorieën op basis van hun relatieve aandeel in het totaal aan besparingen. De hieruit voortkomende bandbreedte is ongeveer 7,5%. Deze bandbreedte is lager dan de 10% van het UCPartners-rapport. Doordat het huidige onderzoek meer specifieke data heeft verzameld en bovendien deze uitgebreider heeft getoetst, is het mogelijk om deze lagere bandbreedte te gebruiken.

Uit tabel 4.1 volgt dat de verwachtte besparingen uiteindelijk 13 miljoen Euro lager uit zullen vallen dan in 2008 verwacht werd. De verklaring hiervoor ligt in de ontwikkelingen sinds 2008 (zie

paragraaf 4.1), die niet in de aannames van het UCPartners-rapport (zie paragraaf 4.2) voorzien konden worden.

Een nadere analyse wijst uit dat er vooral op het capaciteitstarief minder bespaard wordt. Enerzijds is dit te wijten aan de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden. In 2008 ging men ervan uit dat door de invoering van het capaciteitstarief de netbeheerder minder behoefte zou hebben aan (meet)data, aangezien deze data niet langer nodig zou zijn bij het vaststellen van de facturen. In de praktijk blijkt echter dat door andere ontwikkelingen deze behoefte toch blijft bestaan, waardoor er minder bespaard kan worden (zie einde paragraaf 4.2.).

Anderzijds is er ook in bepaalde mate sprake van een verschil in interpretatie. Zoals het

UCPartners rapport in 2008 al benadrukte worden een groot deel van de besparingen gerealiseerd door een synergie tussen de verschillende onderdelen van het nieuwe marktmodel. Het is niet eenvoudig om deze synergievoordelen aan de individuele onderdelen toe te kennen. In 2008 was de uitgangssituatie dat het CapTar en het leveranciersmodel beide zouden worden ingevoerd. De synergievoordelen zijn daarom waarschijnlijk ook verdeeld over beide onderdelen. In de huidige situatie is het CapTar al ingevoerd en moet wordt het (verplicht) leveranciersmodel nog worden ingevoerd. Door dit tijdspad worden de synergievoordelen in het algemeen in hogere mate toegekend aan het laatste onderdeel: het leveranciersmodel. Dit verklaart waarom er vooral lagere besparingen bij het CapTar worden verwacht terwijl de totale besparingen minder ver uit elkaar liggen.

Ter verduidelijking van de verschillen in de resultaten en de onderliggende zaken presenteren we in tabel 4.2 een overzicht.

Tabel 4.2 Vergelijking UCPartners-rapport en huidig onderzoek

UCPartners Ecorys Implicatie

Doel onderzoek

Inschatten gevolgen potentiële

beleidswijziging(en).

Input voor maatstafregulering. Behoefte aan specifiekere schattingen en validatie.

Focus Inschatten besparingen

(onderdelen) nieuw marktmodel. Idem. Type Uitkomsten Verwachting uiteindelijke besparingen.

Ook gerealiseerde besparingen en besparingen tijdens transitie periode (2009-2016).

Aannames Netbeheer en levering

geïntegreerd.

Netbeheer en levering volledig gesplitst.

Splitsing van besparingen en kosten tussen netbeheerders en leveranciers.

Invoering verplicht leveranciersmodel in combinatie met CapTar.

Invoering verplicht

leveranciersmodel per 1 april 2013.

Besparingen worden relatief later gerealiseerd. Extra kosten overgangsperiode (incidentele kosten).

Uitrol slimme meters: 2009-2014.

Kleine uitrol: 2012-2013 Grote uitrol: 2014-2020.

Besparingen in 2016 vallen lager uit door vertraging invoeren slimme meters. Netbeheerder heeft minder

behoefte frequente meetdata.

Door ontwikkelingen is de behoefte aan frequente meetdata nog aanwezig.

Besparingen vallen lager uit, vooral effect op CapTar.

Methodologie Interviews geïntegreerde Interviews netbeheerders en Validatie gegevens.

UCPartners Ecorys Implicatie

energiebedrijven. leveranciers. Daarnaast meerdere momenten van toetsing en verificatie van gegevens.

Data collectie op basis van verwachte veranderingen.

Data collectie op basis van ‘kruisjeslijst’.

Meer gedetailleerde uitvraag en consistentere feedback door algemene bekendheid kruisjeslijst in de sector. Werkbijeenkomst stakeholders. Validatie analyse. Analyse externe bronnen en

bijvoorbeeld SLAs en DVOs.

Onderbouwing verkregen gegevens en uitgevoerde analyse.

Uitkomsten Structurele besparing € 63 miljoen per jaar

Structurele besparing € 50 miljoen per jaar (vanaf 2016).

Oorzaak: Verschil in aannames/ontwikkelingen. Vooral lagere besparingen CapTar en slimme meters door behoefte frequente (meet)data netbeheerders en vertraging uitrol slimme meters.

Wanneer we de gemiddelde vertraging bij de invoering van het nieuwe marktmodel ten opzichte van de inzet van de sector in 2008 op ca. 5 jaar inschatten is hierdoor een maatschappelijk verlies geleden van ca. € 248 miljoen op kasbasis. Aangezien de vertraging in belangrijke mate door de splitsing van de energiebedrijven veroorzaakt is, kan dit verlies aan de debetzijde van het splitsingsdossier worden bijgeschreven.

In 2008 is de energiebedrijven gevraagd om per marktproces een kwalitatieve uitspraak te doen over de te verwachten effecten als gevolg van de invoering van het nieuwe marktmodel. In het kader van de mogelijke vergelijking met de onderzoeksresultaten uit 2008 is in dit onderzoek aan de netbeheerders en een aantal leveranciers in een gezamenlijke workshop gevraagd om voor scenario 2 opnieuw kwalitatieve uitspraken te doen voor de situatie zoals deze ontstaan is in 2013. Tabel 4.3 geeft het resultaat van deze workshop weer.

Tabel 4.3 Kwalitatieve effecten kostenimpact 2008-2013

Kostenimpact per proces Scenario 2 Scenario 2

verpl. lev.-model met CapTar 2008 verpl. lev.-model met CapTar 2013 Toelichting Verzamelen en bewerken meetdata

Netbeheer lager iets lager

frequentie NBH: zeer hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal aanzienlijk hoger

Bepalen te factureren bedragen

Netbeheer lager tot aanzienlijk lager

lager tot aanzienlijk lager

frequentie NBH: zeer hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal tot hoger

aanzienlijk hoger BTW bepaling, extra proces, verschilt per leverancier.

Kostenimpact per proces Scenario 2 Scenario 2 verpl. lev.-model met CapTar 2008 verpl. lev.-model met CapTar 2013 Toelichting

Aanbieden factuur aan klant

Netbeheer aanzienlijk lager aanzienlijk lager

frequentie NBH: zeer laag frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal tot hoger

neutraal/hoger

Reguliere incasso Netbeheer lager tot

aanzienlijk lager

lager

frequentie NBH: zeer laag frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal tot hoger

hoger

Incassoproblemen Netbeheer aanzienlijk lager lager Geen debiteuren meer van

klanten, wel van leveranciers. frequentie NBH: hoog

frequentie LEV: laag

Leverancier hoger tot aanzienlijk hoger

aanzienlijk hoger Incassovergoeding valt weg.

Call center operatie Netbeheer lager tot

aanzienlijk lager

lager/neutraal

frequentie NBH: hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal tot hoger

hoger

Switchen Netbeheer lager tot

aanzienlijk lager

lager

frequentie NBH: laag frequentie LEV: laag

Leverancier neutraal hoger Transport overeenkomst.

Verhuizen/In-/Uithuizen Netbeheer lager tot

aanzienlijk lager

lager

frequentie NBH: laag frequentie LEV: laag

Leverancier neutraal hoger

Einde levering Netbeheer lager neutraal/hoger Grotere leegstand, afsluiten

duurt langer, netverlies. frequentie NBH: zeer laag

frequentie LEV: zeer laag

Leverancier neutraal

Opleveren periodieke standen

Netbeheer neutraal tot hoger

neutraal/hoger Meer perioden.

frequentie NBH: zeer hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal hoger

Opvragen verbruiken (niet bemeterd)

Netbeheer neutraal neutraal

frequentie NBH: zeer laag frequentie LEV: zeer laag

Leverancier neutraal neutraal

Aanbieden verbruiken tbv. Reconciliatie

Netbeheer neutraal neutraal

frequentie NBH: zeer hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal neutraal

Bepalen en aanbieden SJV

Netbeheer neutraal tot hoger

neutraal

Kostenimpact per proces Scenario 2 Scenario 2 verpl. lev.-model met CapTar 2008 verpl. lev.-model met CapTar 2013 Toelichting

frequentie NBH: zeer hoog frequentie LEV: zeer hoog

Leverancier neutraal neutraal

Meterwisselingen Netbeheer neutraal neutraal

frequentie NBH: laag frequentie LEV: laag

Leverancier neutraal iets hoger

Opvragen stamdata Netbeheer neutraal neutraal

frequentie NBH: laag frequentie LEV: laag

Leverancier neutraal neutraal

Aanbieden 3jr opname meter

Netbeheer neutraal neutraal

frequentie NBH: hoog frequentie LEV: hoog

Leverancier neutraal iets hoger rekening houdend met periodieke standen.

Verwerken disputen tussen marktpartijen

Netbeheer lager neutraal/hoger Netbeheerders nu in gesprek bij een dispuut, niet in 2007.

frequentie NBH: hoog frequentie LEV: laag

Leverancier neutraal tot hoger

neutraal/hoger Door slimme meters zou deze post lager kunnen uitvallen.

Hoe kunnen we deze verschillen interpreteren? We merken allereerst op dat de kostenimpact voornamelijk betrekking heeft op de meterstanden en dientengevolge grotendeels in het meetdomein vallen:

Zoals verwacht zal bij de leveranciers de post Bepalen van te factureren bedragen tot hogere kosten leiden; de transportkosten moeten immers in de facturatie meegenomen worden (inclusief de BTW afdracht), die vervolgens aan de netbeheerders doorgegeven dienen te worden. De leverancier moet deze extra transactie uitvoeren ‘om niet’ zoals in de memorie van toelichting bij de wet expliciet vermeld staat. Dit zijn activiteiten die op wettelijke grondslag uitgevoerd moeten worden en waar geen vergoeding tegenover staat. Vaak mag de cash vertraagd worden doorgegeven hetgeen een compenserend rentevoordeel geeft; • Met betrekking tot Incassoproblemen vindt er een verschuiving plaats voor zowel de

netbeheerder als voor de leverancier. Voor de leverancier wordt het incassorisico hoger doordat wegens het verplichte leveranciersmodel de bedragen toenemen: het transporttarief komt er immers bij. Daarnaast valt de incassovergoeding weg voor de leveranciers. Voor de acht netbeheerders vermindert het incassorisico aanzienlijk: in plaats van circa 15 miljoen klanten zijn er nu 30 leveranciers die voor de transportinkomsten aanspreekbaar zijn. Anderzijds neemt het faillissementsrisico voor de netbeheerder wel aanzienlijk toe in termen van mogelijke gevolgschade, wat aanleiding geeft tot extra maatregelen in het debiteurenbeheer van de netbeheerders. Deze effecten hebben betrekking op de totale rekening;

Het Switchen kan eventueel tot meer werk leiden voor de leverancier, zij hebben namelijk de keuze om de consument de transportovereenkomst te sturen. Deze service wordt overigens grotendeels door EDSN (Energy Data Service Nederland) ingevuld. Dit centrale orgaan administreert het switchverkeer waarbij gebruik gemaakt wordt van schaalvoordelen;

Bij Einde levering moet de leverancier de netbeheerder verwittigen middels een

gestandaardiseerd bericht. Overigens maakt deze berichtgeving ook deel uit van de service die EDSN aan zowel leveranciers als netbeheerders levert. Indien deze berichtgeving niet goed werkt is er een risico dat het afsluiten langer duurt terwijl er toch gas en/of elektriciteit verbruikt kan worden. Aangezien dit niet toegerekend kan worden aan een klant zal dit in de netverliezen verwerkt worden die hiermee kunnen toenemen. De netbeheerder dient vanuit zijn wettelijke taak deze netverliezen in te kopen hetgeen tot hogere kosten kan leiden. In 2008 werd er vanuit gegaan dat door de uitrol van slimme meters de beëindiging van een levering sneller zou kunnen verlopen, wat zou leiden tot extra besparingen. Door de vertraging in de uitrol zijn deze besparingen lager uitgevallen;

De post Opleveren periodieke standen: conform de wettelijke taak dient de leverancier elke twee maanden het verbruik aan de klant door te geven als er een slimme meter is geplaatst. Hiervoor moet de netbeheerder dan ook tweemaandelijks de slimme meter uitlezen naast één maal per jaar voor de facturering. De meterstand dient dan op de zogeheten P4 poort, ook weer ‘om niet’, aangeboden te worden. Dit dient ons inzien meegenomen te worden bij het bepalen van de meettarieven aangezien dit een dienst is die de netbeheerder levert;

Dat de kostenimpact van het Aanbieden 3jr opname meter hoger zou zijn, komt ons vreemd voor. Juist deze post zou een lagere kostenimpact moeten laten zien. De 3 jaar handopname heeft namelijk van doen met de huidige niet-slimme meter, de meetcode eist een

controleopname met een periode van 3 jaar. Aangezien we nu al in de kleine uitrol zitten van de slimme meter (doelstelling eind 2013 is 450 000 adressen) zouden de hieraan verbonden kosten juist af moeten nemen;

Verwerken disputen tussen marktpartijen. Deze post wordt voor 2013 door de

netbeheerders als hoger aangemerkt. Ook hier plaatsen wij een kanttekening bij: omdat door het verplichte leveranciersmodel de leverancier het primaire aanspreekpunt voor de klant is, en de leverancier tevens verantwoordelijk wordt voor de meterstand, zullen er over meterstanden geen disputen meer ontstaan tussen klant en netbeheerder. Als er al disputen optreden zal dit betrekking hebben op de aansluiting, maar zeker niet op de meterstanden. De verwachting is dan ook dat het aantal meterstand gerelateerde disputen af zal nemen. Ook bij de leveranciers zal het aantal meterstand gerelateerde disputen afnemen. Immers met de groei van het aantal geplaatste slimme meter wordt de kans op onjuiste meterstanden aanzienlijk minder. Dit was overigens een van de primaire motivaties voor het invoeren van de slimme meter.