• No results found

GPS plaatsbepalingGPS plaatsbepaling

11. Ondernemers en de actoren in hun omgeving in beweging

11.3 Type interventie

Om in beweging te komen hebben ondernemers soms een duwtje in de rug nodig; soms ook moet er stevig aan hen worden getrokken. Het type interventie voor veranderingspro- cessen die door een externe prikkel - of top-down - tot stand komen, is anders dan voor veranderingsprocessen die door een interne prikkel - of bottom-up - tot stand komen. In het eerste geval is het vooral wet- en regelgeving die ondernemers in beweging moet zetten (Van de Graaf en Grin, 2001). Dit is bijvoorbeeld te zien in de historische case over de melkquotering en in de actuele case over de salmonellavrije pluimveevleesketen. In derge- lijke gevallen is er sprake van weinig draagvlak bij de ondernemers die de verandering moeten doorvoeren: een gemeenschappelijke probleemperceptie ontbreekt (Rotmans, 2003). In het geval van de melkquotering verandert dat als ondernemers gaan inzien dat de regeling ook voordelen voor hen heeft. De belangen van de betrokken actoren zijn uitein- delijk toch congruent - niet hetzelfde, maar ook niet langer tegenstrijdig - geworden, wat van belang is voor succesvolle transitieprocessen (Grin en Van De Graaf, 1996). De pluimveehouders van wie allerlei acties worden verwacht om de pluimveevleesketen sal- monellavrij te krijgen, zijn nog niet zover. Dit komt ook omdat ze niet geloven dat de maatregelen die ze moeten nemen uiteindelijk tot een salmonellavrije pluimveevleesketen zullen leiden. Het doel heiligt in hun ogen niet de middelen. Een heldere relatie tussen doelstelling en instrumenten is volgens Ypma en Van Gaasbeek (2001) een voorwaarde voor verandering. Deze voorwaarde ontbreekt op dit moment nog duidelijk in de case over de salmonellavrije pluimveevleesketen.

Niet alleen wet- en regelgeving, maar ook eisen van de afnemer kunnen sterk bepa- lend zijn voor het in beweging komen van ondernemers. In de case over de salmonellavrije pluimveevleesketen geven de geïnterviewde ondernemers aan dat ze zullen doen waar de markt om vraagt ('als de consument wil dat elke kip twee gouden veren heeft, dan zorgen we daarvoor'). Het is ook in deze case dat machtsverhoudingen in de keten een duidelijke rol lijken te spelen. Pluimveehouders willen wel anders pluimvee houden, maar hebben het gevoel niet te kunnen omdat ze te veel vast zitten aan de eisen van grote ketenpartijen (in dit geval de slachterijen). Naast wet- en regelgeving kunnen kenniscirculatie of financiële incentives passende instrumenten zijn als een veranderingsproces van bovenaf - top down - wordt opgelegd. Kennis is behulpzaam als een ondernemer niet wil veranderen omdat hij niet goed geïnformeerd is; financiële incentives kunnen helpen als de belangen van de on- dernemer tegenstrijdig zijn aan die van de maatschappij. Het is vaak verstandig om naar slimme combinaties van de drie typen beleidsinstrumenten - wet- en regelgeving of eisen van de afnemer, kennisoverdracht en een financiële incentive - te zoeken om vertraging en tegenwerking in veranderingsprocessen te voorkomen.

Het type interventie bij veranderingsprocessen die door een interne prikkel - bottom- up - tot stand gekomen zijn, moet meer faciliterend zijn. Rotmans (2003) schrijft: '…de richting en snelheid van de transitie kunnen wel degelijk worden beïnvloed. In concreto be- tekent dit het creëren van een klimaat waarin maatschappelijke vernieuwing tot bloei kan komen via de juiste initiatieven op het juiste moment'.

De substraatteelt komt mede tot bloei door steun van financiële instellingen en het borgstellingsfonds, en omdat LNV voorlichting en onderzoek op dit gebied subsidieert. In de case omtrent de opkomst van de gemechaniseerde trekkracht leidt financiering van on- derzoek door de overheid tot objectieve machinevergelijkingsgegevens waarmee akkerbouwers beter onderbouwde investeringsbeslissingen konden nemen. Dit is ook te zien in de actuele cases. Aan de gesloten kas en het rijpadensysteem kan verder gewerkt worden omdat LNV onderzoek op dit gebied stimuleert en financiert. En ook de initiator van de Stadteland Coöperatie weet diverse financieringsbronnen aan te boren om zijn plan- nen verder te verwezenlijken.

Het is opmerkelijk dat het bij veel innovaties vaak niet ontbreekt aan ondersteuning op het gebied van kennisontwikkeling en -overdracht. En vaak zijn er ook op financieel gebied mogelijkheden (R&D en demonstratiesubsidies, fiscale regelingen voor duurzame ontwikkelingen). Toch wordt wet- en regelgeving vaak genoemd als obstakel om te kunnen innoveren (Den Hartog et al., 2004, Koolen et al., 2005). Bij de implementatie van een transitietraject moet de overheid daarom aan alle beleidsinstrumenten aandacht geven, zo- als bijvoorbeeld bij de energietransitie in de glastuinbouw gepoogd wordt. Voor deze transitie is een bestuurlijke structuur opgezet voor de aansturing van een 'transitiepro- gramma', dat gefinancierd wordt door de sector (Productschap Tuinbouw) en de overheid (LNV). Inhoudelijk bestaat het uit een aantal 'transitiepaden', waaraan verschillende onder- zoeksprojecten en demonstratieprojecten invulling geven. Verder wordt er gewerkt aan vergunningenbeleid (bijvoorbeeld voor bio-olie) en een faciliterend subsidiekader voor praktijkexperimenten en praktijkimplementatie. Lobbywerk in Den Haag en Brussel maakt deel uit van de werkzaamheden (Anonymus, 2005).

Het type interventie dat nodig is om ondernemers in beweging te krijgen is ook af- hankelijk van de transitiefase waarin een proces zich bevindt (Kemp en Rotmans, 2001; zie 2.2.4). De salmonellavrije pluimveevleesketen bevindt zich in de voorontwikkelingsfase. Het is dan belangrijk de participatieve discussie aan te jagen en het speelveld breed te hou- den. Omdat de case top-down tot stand gekomen is, lijkt hier echter nauwelijks sprake van te zijn. De gesloten kas en het rijpadensysteem bevinden zich tussen de voorontwikkelings- fase en de take-off-fase. Het mobiliseren van actoren wordt dan steeds belangrijker. Aansprekende perspectieven kunnen daarbij helpen (Kemp en Rotmans, 2001). Een geslo- ten kas die de eerste stap kan zijn naar een energieleverende kas is daar een goed voorbeeld van. De Stadteland Coöperatie, tenslotte, bevindt zich op de grens van de voorontwikke- lingsfase en de versnellingsfase. De initiator van de case is dan ook volop bezig met het mobiliseren van actoren. Om daadwerkelijk over te gaan naar de versnellingsfase moeten eerst en aantal belemmeringen uit de weg genomen worden (zie 8.2)