• No results found

Wat in een schilder tot het Ordineeren van zyn gedachten vereist word.

Eerste Hoofdstuk.

+

Wat tot hetOrdineeren behoord.

OM den weetgierigen konstoeffenaar van alles een goed begrip+te doen hebben, vind ik noodig, eer wy de zaak zelve verhandelen, dit voor af te laaten gaan, op dat een ider by zich zelf overweeg, of deze noodzakelyke hoedanigheden in hem zyn, zonder welke hy bezwaarelyk tot dit hoogwichtig punt geraaken kan.

+

Geheugen.

Voor al en in de eerste plaats, diend hy een goed en vast geheugen+te hebben, om het geen hy verbeelden wil, wel te overweegen en in gedachten te houden.

+

en een vlugge haud.

Ten anderen werd een vlugge hand vereist, om het geen onze+

snelle gedachten bevat hebben, aanstonds op het papier te stellen, eer zy uit het geheugen raaken.

Hoewel nu deze hoedanigheden veelmaal in een perzoon gevonden worden, zo is het noch onmogelyk voor hem, het gewenste doel te bereiken, ten zy hy ordentelyk te werk gaat. En hoe gewichter de voorgenomen zaak zy, hoe minder uitstel die lyden, of in onze herssenen verblyf vinden kan; dewyl ons veeltyds schielyk een goede gedachten invald, maar ook snel weder ontvliegd, en hoewel wy ze menigmaal

+

Noodwendigheid van het aantykenen der

gedachten.

ons doen erinneren, echter is dezelve nooit+zo goed, als de eerste indruk: na dat wy ons der zaak min of meêr laaten aangeleegen zyn, zal ons dit verlies

moeijelyker vallen; maar dien, welke met een zwak geheugen bezet is, treft her allermeest. Op de zulke zal dit zinnebeeld niet oneigen toegepast werden,

namentlyk een man, die de rook van een brandende houtstapel met beide de armen omvangen wil, en deze spreuk.Wie te veel omarmd, behoud niets.

Hoe menigmaal bevindmen, dat, als wy ons stellen om iets te verbeelden en naauwkeurig te onderzoeken, hoe ligt en onverwacht wy gestoord werden, waar

+

Omstandigheden die tot het Ordineeren vereist worden.

door wy in onze voorneemens+worden verydeld, het zy evenveel door welke oorzaaken, als onze zinnen maar daar door ontroerd en in verwerring gebracht worden: om dit voor te komen, is best zich in eenzaamheid te begeeven, voorzien van papier, pen en int of kreon, en wanneer het bestek derordinantie, het zy in de hoogten of lengte, vast gesteld is, dan hetplanum of de grond aangewezen, en het oogpunt gezet, het zy dat gy een Landschap, Kamer, Paleis,Grot of wat het voorwerp meede brengd, wild maaken. Dit gedaan zynde, zo vergaderd uwe zinnen by één om het voorgenomene te onderzoeken, en gevoegelykst het zelve te vertoonen, benevens welke perzonaadien, en wie de beste en voornaamste plaats moeten hebben; wyst dit terstond, beneevens haare grootte, aan, niet met beelden, maar met streepen, hier op de eerste, daar op de tweede grond, na vereis hunner waardigheid, beginnende met de Koning, Prins of Vorst, daar na die hem verzellen of tot de zaak dienen; Is 'er noch een andere party die minder te zeggen heeft, en echter tot de volmaaking vereist word, dat de schikking ofordinantie betreft; wyst zulks met stippen op zyn plaats aan, zonder u te verwarren, want als het voornaamste wel geplaatst is, volgd het overige van zelf.

Dus verre het gebracht hebbende, zo is het genoeg om wanneer, het u behaagd de zaak te hervatten en uit te pluyzen,

45

om met de voornaamste perzoonen beginnende; overweeg dan door welke hertstogten zy bewoogen zyn, hoe zy behooren te staan, zitten of leggen: wat zy doen, vliegen of loopen, vóór of tegen het licht, hoe zyContrasteeren, en hoe zy tegens elkander werken of uitkomen zullen. Teeken dit alles op een tweede stuk papier, en zo iets mogt vergeeten zyn, zulks zal weinig van belang wezen, want uit het voornaamste vloeid het mindere als uit een rivier, zonder dat zulks het geheugen bezwaard of lastig vald. Vald dan met nieuwe lust, nu en dan, daar weder aan, overleggende wat naakt of gekleed, schoon of gemeen moet wezen, benevens de schakeering der koleuren, hareharmonie en reddering, dus werd het voltooid; en dit is myns oordeels het heilzaamste middel, om u geheugen te ontlasten en te hulp te komen.

Dit is, meen ik genoeg gezegd, wat tot hetOrdineeren in het algemeen behoord, nu zullen wy eens overstappen tot de verhandeling van ider deel in het byzonder.

Van het Ordineeren. Tweede Hoofdstuk.

+

De armoedige geest veeler Schilders in het verkiezen van

voorwerpen,

NIets verwonderd my meêr, dan daar zo veel Geschiedenissen in+de H: Schriften geschreeven zyn, men zo weinige uitbeeldingen en verschillende vertooningen daar van ziet, en in vierhonderd der zelve, onlangs uitgegeeven, meest alle verbeeldingen van zaaken zyn, die men op diergelyke wyze en voor deeze meer gezien heeft, laatende die onuitgebeeld, van welke zy 'er voorens geen vertoond gezien hebben. Even als of men van de zelve geenordinantie maaken kon; op dezelve wyze gaat het metOvidius, Homerus, Virgilius en andere meêr, uit welke stoffen, meêr dan driemaal zoo veel verbeeldingen te maaken zyn.

+

oorzaaken daar van.

De oorzaak hier af, heb ik na veel moeyten en naspeuren bevonden+te zyn, hunne onkunde en achteloosheid; deze twee gebrekkelyke zusters, gepaard zynde, moeten noodzaakelyk de uitwerking onzer zinnen bepaalen, en alle verdere onderzoek verhinderen; daar en tegen werd dit kwaad door naarstige oeffening

+

De aloude schilders hebben wel de beste geschiedenissen verkooren.

voorgekomen.+

Wy behoeven daar aan niet te twyffelen, of de aloude Schilders, hebben de beste geschiedenissen om te verbeelden uitgezocht, dog te waanen dat zy hier door al het overige verwierpen, is dwaas.

mer zou het zyn dat alle geheimen gevonden en ontdekt waren, die noch uit te

+

Doch echter genoeg voor de hedendaagze

overgelaaten.

vinden zyn, de lust om verder te komen, zou daar door+verbrooken worden, en gesteld zynde, dat de beste gemaakt en die door hen niet verbeeld zyn, veracht waren geworden; zo gebeurd het dikwils, dat onder die minste de

schilderachtigste, en krachtigste van hertstogten, daar by de sierlykste instoffagie en bywerken zyn, zo dat het ons aan geen stof ontbreekt.

Maar eeven als men in de onreedelyke dieren, ossen, schaapen en ander vee ziet, welke eenen voorganger alle na volgen, zo gaat het met veele Schilders, wanende dat zy genoeg gedaan hebben, wanneer zy tussen hunneordinantie, en die hunner voorzaaten, dit onderscheid maaken, dat zy zittende vertoonen, het geen andere staande verbeeld hebben, of buytens huys, dat de vorige binnen vertoonden, of wel in sieraden en bywerken eenige verandering gemaakt: dit zo gedaan, meenen zy hun wonderlyk wel gekweeten en uitgesloofd te hebben. Maar rechte yveraars, welke grootzer gedachten bezitten, zoeken steeds hooger te klimmen; zy laaten hen met het reeds gemaakte niet vergenoegen; maar hebben iets beeter in het oog, of ten mïnsten zo goed.

+

Kwaadaardigheid der plunderaars van anderer gedachten.

+

Welke roemwaardige heldenstukken, voeren deze plunderaars van anderer geest, konst en arbeid uit? Niet, dan dat zy de voorige Meesters voor de waereld zoeken verdacht te maaken van onkunde en kleen verstand; door hen te willen verbeeteren in stelling, kleeding, koleuren en sieraaden: maar dat zy vry hun leeden dag en nacht de rust onttrekken, en hunne herssenen onophoudelyk door zulk een arbeid pynigen; in het oordeel der verstandigen zal altoos de eerste vinder lofwaardig geacht, en de anderen, als een kwaadaartigen en luyen nabootzer gehouden en verworpen werden.

+

Door de eedelmoedige geesten onmogelyk te begaan.

+

Maar eedelmoedige geesten zoeken altoos de eere gelykelyk met gelukkiger en grooter meesters te moogen deelen, want wie onder de dichters zoude niet willen metHomeer, onder de Wysgeeren met Aristoteles, onder de Schilders nevens Rafaël, en by de konstige Beeldhouwers, met Michiel Angelo gelyk gesteld zyn? Doch ydele wenssen en poogingen zyn daar toe niet genoeg, zy hebben meêr gedaan om die lof hunnen naam en perzoonen eigen te maaken: de zucht tot eere, heeft het vuur hunner arbeid aangeblazen, waar door zulke grooten lof en winsten hun eigen zyn geworden. Zy hebben, het licht des daags missende, des nachts hunne lampen met een yverige tegenwoordigheid verzelschapt, en niet hunne kostelyke uuren aan anderen in gezelschap kwistelyk gegeeven; men verlaat dezelve, om in

47

de Konst, en door die, dat te verkreigen, waar in op aarde de volkomene gelukzaligheid bestaat.

Deze dingen oordeelden ik, voor af te moeten zeggen, om daar na het verhaal en knoop der volgende zaaken niet te breeken: Laat ons nu over gaan tot het verhandelen van

Het Ordineeren der Geschiedenissen. Derde Hoofdstuk.

+

Noodzakelykheid dezer kennis om tot een goed Meester te werden.

DIt zal voor ens een algemeene stof, doorgaans verstrekken in+dit werk; want zonder dit wel te verstaan, kan niemand een beroemd meester worden. Zy moet in en door al de deelen dezer konst, en zo wel in de koppeling der beelden, schikking der koleuren, verkiezing van dag en schaduw, legging der gronden, ja in ider beeld byna dit alles waargenomen werden. Kort, klaar en bevatbaar zal ik trachten hier in te zyn; en om niet te herhaalen wat tot het beginzel dezer zaak in 't eerste hoofdstuk gezegd is j zo blyft dit vast gesteld, en wy zullen verder gaan.

+

Eerst een lugtige schets maaken.

Wanneer nu imand zyn voornemen om die of deze geschiedenis,+versiering, of zinnebeeld uit te voeren, vastgesteld heeft, zo maake hy daar van een ruwe schets, en zo lugtig, dat hy maar zyne teekens en trekken, al was het alléén, verstaat.

+

De beste schryver over die zaak nazien.

Daar na zal hy de beste en nauwkeurigste Schryver over die zaak,+opmerkelyk leezen, op dat men het voorwerp volkomen bevat, en zyn geheugen inprent, aanstonds het overgeslagene aantekenende.

+

Verdere noodwendige waarnemingen omtrend de omstandigheden.

Wederom tot zyn teekening keerende, zal hy voor al acht geeven+in wat Land, in welke tyden des jaars en des daags het voorgevallen is, in een oopen lucht of beslooten kamer, in ryke of gemeene plaatzen, en voor al de hoedanigheid en waardigheid der perzoonen, welke moeten uitgedrukt zyn.

Dit betreft de omstandigheden: neem dan nauwkeurig acht wat eigentlyk het rechte pit en merg der zaak zy; boven dien, wat al voorvallen daar gelykelyk moeten uitgedrukt worden, van welke de uitkomst of het einde altyd het voornaamste deel des sluks moet beslaan, en het begin der zelve of de oorsprong in het verschiet of afwykende grond; eeven gelyk een Kanonkogel, van verre geschooten, een naby geleegen bolwerk over hoop werpt, en het geen hem wederstaat, verstuyven doed: waar door men het

de en oogmerk der zaak met de eerste opslag van het gezicht begrypt. Teeken al die dingen in uw zakboek aan, op dat zulks vast in uw geheugen blyf, en herlees ten dien einde zulks meenigmaal.

Neem dan een vroegen morgen waar, wanneer de herssenen van alle denkbeelden gezuyverd zyn, en gaat in eenzaamheid alles overweegen. Verbeeld u zelf die perzoon te zyn, de een voor en de andere na, die gy verbeelden moet, zelf tot de minste toe. Laat uwe gedachten, tot in die plaatzen daar de zaak voorgevallen is heen wyden, dus zult gy de natuurlykheid der zaak ligt begrypen.

+

Nuttigheid die men door deze behandeling in het ordineeren vind.

+

Hier uit zal volgen dat gy in 't kort alle uwe beelden haast by malkander zult zien, en ider zyn hoedanigheid waerneemen, waar en hoe zy zich onthouden, en op welke plaatzen; het geen aanstonds met trekken moet aangewezen worden, in 't welke men alleen de schikking van hetgeneraal moet beoogen: schryf mede de naamen der voornaamste by ider, op dat gy nooit in de perzonen dwaald, of u de schikking mogt ontschieten, ook om dat gy te gemakkelyker op ider beeld in 't byzonder zoud kunnen letten, benevens op de byzondere hartstogten daar zy door geregeerd worden.

Tot hier toe, heeft men verre gevorderd omtrend het algemeen, maar ten opzicht der byzondere zaaken en waarnemingen, niet veel: Nu is het niet meêr dan imand, welke op een hoogte staande, of van een hooge toorn in het vlakke veld, de toerusting van een groot heyr beschouwd; hy ziet alles in hoopen en benden net verdeeld, hier de ruytery en daar het voetvolk geplaatst, daar weder de Veldheer, en verder de minder oversten en kolonellen: gints weder de Leegerwagens tot mond en krygsbehoeften, enz. Niets meêr weet zo een, als dat het daar is, en ook de plaats waar; Maar hy heeft een goede order, welke navolgende, het overige ligter te verbeelden vald.

+

Vervolg der waarnemingen.

+

Nu moet hy verder gaan, en overweegen, van wat zyde en in wat standplaats

*

Zichteinder.

hy alles zien wil. Of het een laage of hooge*Horisont zyn moet. Zet dan uw voornaamste voorwerp, zo veel mogelyk is, in de midden, op een verheeven plaats. Steld uw oogpunt, bepaald uw licht of het links of rechts gedaagd moet zyn, van achter of vooren, zonneschyn of gemeen licht. Schik dan vervolgens de overige beelden, by koppelingen, zommige van twee a drie, andere van vier a vyf, min of meêr na gy het begrypt of oordeeld goed te zyn; doch dit laatste punt zullen wy in een hoofdstuk byzonder, breeder verhandelen.

49

Om verstanden, welke dit gezegde niet aanstonds mogten begrypen, te hulp te komen, zo zullen wy eens een voorbeeld stellen van de voorgrond af. Ik zeg dan plaats uwe voornaamste dáád of beelden, wat aanzienlyk en verheeven op de

+

Verdeeling der gronden.

voorgrond,+voegd op hen uw grootste licht en kracht van koleur in éénMassa, of party: Zet de andere mindere voorwerpen wat lager, by welke de kracht der koleur, en die des lichts wat meêr verspreid zal zyn; de tweede grond zult gy, of in de schaduw brengen of met donkere voorwerpen vullen, en achter dezelve op de derde grond, die weder licht zal zyn, schik daar de geringste voorwerpen, of daar het minst aan gelegen is. Waarnemende dat groote beelden altyds achter kleene, en kleene voorwerpen achter groote gesteld worden: nevens krachtig licht tegens donkere schaduwe; kunt gy het door de schaduw niet vinden, zo zoekt het door donkere koleuren te weeg te brengen, gelyk wv breeder in een ander hoofdstuk zullen verhandelen.

+

Vordere wyze van schetzen.

Dit dus op een schets by één gebracht zynde, zo ontwerpt op+een tweede papier een andere; teekend dan al wat naakt is na het leeven, en het gekleede na de Leeman, beeld voor beeld, zo uitvoerig als doenelyk is, schikkende en alles na het licht stellende, dat 'er noch min noch meêr schaduw als in uw algemeen ontwerp vereist word, op vald. Ten anderen, dat uw beeld en Leeman eeven hoog met het oogpunt uwer schets zich vertoonen.

+

Middel om de

hartstogtige beweegingen, natuurlyk te vertoonen.

Neemd voor al vlytig acht op de beweegingen en hertstogten,+om die op het natuurlykst te verbeelden; waar toe ik hier een gemakkelyk middel zal aanwyzen.

Maak met uw eigen lichchaam, voor een spiegel staande, zulkeactien en beweegingen, als gy uw beelden wild doen hebben; verbeeld u de driften en hertstogten welke zy moeten vertoonen, na dat uwe geschiedenis vereist: by voorbeeld, één die verschrikt is; neem dan acht hoe gy staat, wat gy met u rechterhand doet, waar de linker is, hoe gy u hoofd draaid, wat het linkerbeen en wat het rechter uitvoerd: hoe u lichchaam buigd, en zo voort. Teekend of schetst het zodanig na, met al zyne waarneemingen zo veel 't u mogelyk is, zonder op de proportie te letten, doch alleen op de beweeging der leeden acht geevende. Steld dan uw Leeman na dezelve schets, die zodanig schikkende, als gy het in uw Ordinantie nodig hebt, zoekende de schoonste zyde, de beste daaging, en voordeeligste schaduwen na de zaak vereist. Indien 't een gekleed beeld moet weezen, zoek het beloop der plooijen,

naar de eigenschap van 't beeld, zo fraay te schikken als 't u mogelyk is. Teckenende het zelve, op blaauw of gegrond papier, uitvoerig ná, spaarende alleen het naakt, om het daar na, op die wyze als ik hier voor gezegt hebbe, na het leeven op te maaken, om bekwaamlyk zulks te kunnen schilderen. Desgelyks kan men met allerhandepassien en weezens doen, zo als wy hier na, in het zesde hoofdstuk dezer verhandeling verder zullen zeggen.

Dat gedaan hebbende, zo teekend uOrdinantie in 't generaal volgens de laatste schets, op u doek of panneel, en in 't byzonder, naar u uitgevoerde teekeningen of modéllen: wat de bywerken en toepassendestoffagie belangd, daar van zal in een ander hoofdstuk gesprooken worden.

Hoe men fraaye Printen, Academie-beelden en Modéllen in het schilderen gebruyken zal.

Vierde Hoofdstuk.

+

Dwaasheid der schilders in het misbruyk der printen.

+

IN weinige deelen der Konst sluypen meer misbruyken in, dan in het nazien der

fraaye printen, en herssenwerk der beroemde Meesters; want veele gewennen zich zo vast daar aan, dat zy zelden iets doen, dat niet geheel uit printen of teekeningen van anderen gehaald is. Zy, zo haast zy iets zullen aanvangen, het zy Geschiedenis, Zinnebeeld of Fabel, haalen het met stukken en brokken by een, werpende al hun printen, teekeningen en Collegie-beelden overhoop, neemende uit de eene een arm, uit deze een been, hier een tronie, daar een kleed, en uit andere het lichchaam, en dus hun geheeleordinantie aan een flanssende. Wien

+

Gelykenis op hen toegepast.

komt dan de eere toe? Wanneer imand uit de konst vanPoussyn, het+voornaamste in zynordinantie te pas brengd; wien zal men zeggen dat de vinding toekomt, of hem of aanPoussyn? Het is eeven als een deel Eenden eyren, welke onder een hen te broeden gelegd worden, waar van men niet weet of het Eend of den Hen de lof toekomt. Als nu, eens de eigenaars van zulke gestoolen brokken, van dien schilder ider het zyne weder haalden, ik geloof niet dat 'er veel van het hunne zou blyven, maar dat het met hen als met deCumanissen Ezel, daar Erasmus van schryfd, gaan zou, die zich, met een Leeuwen-huyd overdekt hebbende, voor

51

een verschrikkelyke Leeuw uit gaf, maar by de ooren bekend wordende, van zyn geleend gewaad beroofd, door ider bespot en met knuppels geslaagen wierd.