• No results found

Trends in de kerncijfers Het aantal ZAVP’s daalt

In document Monitor Veelplegers 2016 (pagina 57-61)

5 Ontwikkelingen in de tijd MV 2.0 (nieuwe definitie)

6.2 Trends in de kerncijfers Het aantal ZAVP’s daalt

Voor zowel de oude als de nieuwe monitor geldt dat zowel het aantal ZAVP’s als het aantal jongvolwassen ZAVP’s daalt tussen 2003 en 2014. Daarentegen neemt het percentage dat ZAVP’s uitmaken van de dader- en verdachtenbevolking toe sinds 2012 . Dit komt omdat de daling van het aantal verdachten in de totale populatie sterker is dan het aantal ZAVP’s. In 2014 bedraagt het aantal ZAVP’s volgens de nieuwe definitie 5.019. Dit zijn 0,37 ZAVP’s per 1.000 volwassenen en maken ZAVP’s 3,8% uit van de daderbevolking.

Aandeel vermogen zonder geweld daalt

Het percentage vermogensmisdrijven zonder geweld is sterk gedaald sinds 2003, maar stijgt weer sinds 2009, voor zowel volwassen als jongvolwassen ZAVP’s. Deze daling en stijging ging gepaard met het stijgen en daarna dalen van het aandeel lichte agressie, vernieling, openbare orde en geweldsmisdrijven.

Problematiek ZAVP’s blijft constant

Er is geen verandering waarneembaar in de percentages waarin ZAVP’s te maken hebben met persoonlijke problematiek , zoals gemeten met de RISc. Van de ZAVP’s uit de periode 2009-2013 van wie een RISc is afgenomen, lijkt er geen echter ver-andering te zijn in de percentages ZAVP’s die problematiek ervaart op het gebied van huisvesting, verslaving, of werk en inkomen. De meest ervaren ernstige proble-matiek onder ZAVP’s is die op het gebied van opleiding, werk en leren, denkpatro-nen, gedrag en vaardigheden en drugs- en alcoholgebruik. Aangezien ook in de trends van andere statistieken dan de persoonlijke problematiek van ZAVP’s vanaf 2009 stabiliseren, is dit geen afwijkend patroon. Probleem is wel dat we bij de ZAVP’s een aanzienlijk deel van de RISc missen, hierover later meer.

ver-Recidive blijft hoog, minder insluiting

De recidive onder ZAVP’s is onverminderd hoog. 70% à 80% recidiveert binnen twee jaar. De recidive van één en twee jaar stopt met dalen vanaf 2004, met een tijdelijk dieptepunt in 2008-2009. Daarnaast worden ZAVP’s steeds minder vaak in-gesloten en wordt de duur van deze insluiting steeds korter. Dit gegeven kan erop duiden dat de ZAVP’s door de tijd heen steeds ‘lichter’ wordt.

ISD opgelegd aan ‘lichtere’ ZAVP

De ISD-maatregel wordt steeds sneller opgelegd binnen de criminele carrière van ZAVP’s, in termen van aantallen eerdere strafzaken en de frequentie van deze straf-zaken. In 2003 werd de ISD opgelegd aan ZAVP met gemiddeld 68,4 strafzaken, in 2014 is dit gemiddeld 49 strafzaken. Ook wordt de ISD-maatregel bij steeds lichtere vergrijpen opgelegd, in termen van maximale strafdreiging. Dit kan wijzen op het ‘uitsterven’ van de aanvankelijke groep ZAVP’s, maar ook op een gewijzigde toepas-sing van de maatregel op een minder ernstige groep.

Dekking RISc

Vaststellen criminogene problematiek middels RISc steeds lastiger

Het is gebleken dat moeilijk is om op basis van de RISc een compleet beeld van de ervaren problematiek van ZAVP’s te krijgen. Uit de resultaten blijkt dat van een kwart van alle ZAVP’s geen enkele RISc-afname geregistreerd is. Daarnaast valt van ongeveer 60% van de ZAVP’s het jaar van de RISc-afname niet samen met het peiljaar van ZAVP-definitie. Dit heeft consequenties voor de representativiteit van de criminogene problematiek van de ZAVP op dat moment.

We constateren verder dat met het wegvallen van het ClientVolgSysteem (CVS) van de reclassering in 2011 een informatiegat is ontstaan op de problematiek binnen diverse leefgebieden. Het percentage ZAVP’s van wie geen enkele RISc is afgeno-men is redelijk constant over de cohorten. We verwachten echter een verdere ver-slechtering van de RISc-registratie omdat het financieringsbeleid is gewijzigd van productsturing naar resultaatsturing, waardoor gemeenten en reclassering onder meer vrij worden gelaten in de wijze waarop ze de problematiek van de verdachten vaststellen (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2015). Dit heeft als consequentie dat de vergelijkbaarheid over de criminogene problematiek van veelplegers af-neemt, zowel op een bepaald moment in de tijd als over de tijd. Daarmee is er steeds minder zicht op hoe de populatie veelplegers er uit ziet en welke aanpakken en interventies kunnen worden ingezet. Het risico is nu aanzienlijk dat we het beeld van de problematiek van veelplegers en andere daders gaan verliezen.

6.3 Samenvattend

De verandering van de definitie van ZAVP’s heeft uiteindelijk maar beperkte conse-quenties voor de absolute aantallen ZAVP’s. Bleken in 2003 de verschillen tussen oud en nieuw in aantallen nog groot, in 2014 is dit verschil fors afgenomen. Verder blijken de verschillen in achtergrondkenmerken op groepsniveau in de loop van de tijd ook afgenomen. Wat wel opvalt is dat de nieuwe definitie een lichtere groep ZAVP omvat. Deze groep heeft een lager recidiverisico en een lagere recidive, het-geen het meest duidelijk zichtbaar is bij de jongvolwassenen. De omvang van de groep ZAVP’s is vanaf 2010 licht dalend. Daarnaast lijkt het profiel van ZAVP’s op achtergrondkenmerken, criminele carrièrekenmerken en ervaren problematiek stabiel te zijn, voor zover we over informatie daarover beschikken. Het aantal ont-brekende RISc-afnames is namelijk aanzienlijk, waardoor de problematiek van de

groep in de tijd moeilijk vergeleken kan worden, maar ook moeilijk vergelijkbaar is tussen personen binnen een jaar.

De recidive onder ZAVP’s blijft hoog. Echter, omdat de totale groep wel kleiner geworden is, is de druk die ZAVP’s op de criminaliteit in Nederland hebben wel gedaald.

Summary

In document Monitor Veelplegers 2016 (pagina 57-61)