• No results found

Transitietheorie

In document Van beleid naar praktijk: (pagina 61-64)

5. Analyse en Discussie

5.3 Transitietheorie

Op basis van het voorafgaande kan geconcludeerd worden dat de ervaringen en voor-lopige resultaten van de pilots landelijk nog niet voldoende gedeeld worden. Deze para-graaf analyseert op basis van de transitietheorie (parapara-graaf 2.4.1) en de resultaten zowel in hoeverre de pilots bijdragen aan de transitie, als welke rol het ministerie bij deze transitie speelt.

Ten eerste dient nogmaals vermeld te worden dat een transitie zich op drie niveaus voordoet: op macro-, meso- en microniveau. Om een regimeverandering (op mesoni-veau) tot stand te brengen, is interactie tussen deze drie niveaus noodzakelijk. Op basis van de resultaten worden de niveaus in deze thesis als volgt ingevuld:

• macroniveau: de Rijksoverheid;

• mesoniveau: het huidige verkeerssysteem en de daarmee verbonden spelers (au-tomobilisten, openbaar vervoer, autofabrikanten);

62

Macroniveau (landschap): De Rijksoverheid heeft middels de kamerbrieven uit

2014/2015 (paragraaf 2.3.2) aangegeven koploper te willen worden met pilots gerela-teerd aan geautomatiseerd vervoer. Hiermee heeft het Rijk bij regio’s voor externe druk gezorgd om bijvoorbeeld een shuttlebus-pilot op te starten. Met name de WEpods zijn als reactie op deze ambitie geïmplementeerd. De andere onderzochte pilots hadden ech-ter ook niet gestart kunnen worden als de wet- en regelgeving (zoals het Boev) niet was aangepast. In 2019 heeft het Rijk middels de experimenteerwet wederom voor externe druk op het regime geprobeerd te zorgen. Nieuwe shuttlebus-pilots kunnen op basis van die experimenteerwet zonder een in de shuttlebus aanwezige bestuurder functioneren. Door de betrokkenen bij de onderzochte pilots worden echter ook enkele aandachtspun-ten met betrekking tot de rol van het Rijk (ministerie) aangegeven. Zo worden de te doorlopen procedures als te lastig en te duur ervaren. Verder wordt het ontbreken van financiële steun van het Rijk gemist. Het ministerie geeft echter aan dat die steun nooit is toegezegd.

Microniveau (niche): In relatie tot de transitietheorie en het bewerkstelligen van een transitie zijn twee zaken van belang: de doelstellingen die de pilots najagen en de diffu-sie van kennis en resultaten over de verschillende pilots. Uit de vorige paragraaf werd duidelijk dat van landelijke diffusie op dit moment vrijwel geen sprake is. De versprei-ding van kennis en resultaten vindt met name op regionaal niveau plaats. De doelstellin-gen van de onderzochte pilots hebben met name betrekking op het opdoen van ervaring en het introduceren van de shuttlebus in de omgeving (bijvoorbeeld aan de burgers). Naast deze doelstellingen werden doelen als het verbeteren van de bereikbaarheid, leef-baarheid en veiligheid ook genoemd. Bij de ene pilot was het verbeteren van de bereik-baarheid een belangrijker doel (Scheemda) dan bij de andere pilot (WEpods). Wat ech-ter bij alle pilots duidelijk wordt, is dat de huidige technologie en schaal het effectief najagen van grotere maatschappelijke doelen als bereikbaarheid, leefbaarheid en veilig-heid niet mogelijk maakt (genoemd in paragraaf 2.2.2).

Mesoniveau (regime): Door bovenstaande beschrijvingen zijn kleine veranderingen op mesoniveau waar te nemen. Zo gebruiken de bezoekers van het ziekenhuis te Scheemda steeds vaker de shuttlebus in plaats van de auto, net zoals de bezoekers van het Ha-gaZiekenhuis. Grootse landelijke veranderingen zijn op dit niveau echter nog niet waar-neembaar. De redenen hiervoor worden hieronder toegelicht:

• Van landelijke diffusie is nog geen sprake, want kennis en resultaten worden veelal enkel regionaal gedeeld.

• De doelstellingen die de pilots najagen hebben met name betrekking op het op-doen van ervaring. De huidige technologie maakt het najagen van grotere maat-schappelijke doelen als een betere bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid niet mogelijk.

• De procedures die de pilots moeten doorlopen, worden door de betrokkenen als te lastig en te duur ervaren om pilots op grote schaal mogelijk te maken. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat van regimeverandering nog geen sprake is en de transitie zich nog niet in de take-off-fase, maar in de pre-developmentfase be-vindt. Het huidige mobiliteitssysteem is nog niet zichtbaar veranderd, maar ontwikkeld

63

zich wel. In paragraaf 2.4.1 werd duidelijk dat opschaling essentieel is voor regimever-andering. Deze opschaling ontbreekt bij de huidige pilots echter nog.

Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in de zogenaamde ‘paradox van de proef’. Volgens Groenendijk (2017) beschikken pilots over kenmerken die het lastig maken om de pilots onderdeel te laten worden van de reguliere uitvoering van bijvoor-beeld openbaar vervoer bedrijven. Zo zijn pilots explorerend van aard en zijn ze vaak gericht op het leerproces. Dit komt ook terug bij de onderzochte pilots in deze thesis. Deze focus op het leerproces maakt het voor een pilot echter lastig om in grote mate bij te dragen aan doelstellingen als bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Hetgeen wat de pilot tot een succes maakt, kan het juist ook doen falen.

Volgens Jeekel (2019) is een schaalsprong nodig om opschaling daadwerkelijk te be-werkstelligen. Ook geeft hij aan dat de krachtenbundeling verder ontwikkeld moet wor-den. Met de experimenteerwet en de oprichting van de krachtenbundeling in 2018/2019 heeft het ministerie meer externe druk op het regime gezet. Uit de onderzochte pilots blijkt dat de laatste pilots meer aansluiten bij doelstellingen als bereikbaarheid, veilig-heid en leefbaarveilig-heid dan de oudere pilots. Van ontwikkelingen is daarmee wel sprake, zowel op macro- als op microniveau, maar het is nog niet voldoende om de transitie naar een volgende fase te brengen.

In document Van beleid naar praktijk: (pagina 61-64)