• No results found

wij het traditioneel-historisch Christendom met hart en ziel omhelzen! Geen fetichisme, geen noodlot, geen natuurnoodwendigheid doet ons dan meer in doffe

troosteloosheid verzinken. Neen, wij beuren het hoofd omhoog, want de geest

regeert; het leven des geestes is voortaan het hoogste, en de natuur is het

welgetemde ros dat zwenkt en keert en snelt en stilstaat, naar dat de ruiter de teugels

viert of inhoudt. Werpt slechts een blik in die nieuwe wereld, door de onaanzienlijke

Evangeliën ons geopend. Overal zult gij de natuur terugvinden als de zeer

onderdanige en gehoorzame dienaresse van den geest en het geestelijke leven.

De heilige wordt geboren: hem drenkt een maagdelijke borst. Een alledaagsche

bruiloftsvreugde wordt door de tegenwoordigheid van den Menschenzoon geadeld:

in het smakelooze water tintelt een ongekende gloed. De edelste aller vrienden wil

zijne beangstigde vrienden ter hulpe snellen: de golven zullen hem dragen. De

menschlievendste weldoener eindigt in eene woeste plaatse zijne lange rede voor

eene hongerige schare: vijf brooden zijn onder zijne handen niet te weinig, om onder

het vallend zonlicht de uren van goddelijke overpeinzing te besluiten met een

liefdemaal, waaraan duizenden deelnemen. Men bemerkt het: de natuur levert hier

nooit een enkele stoornis op. Haar loop wordt nooit willekeurig verbroken. Maar is

er een reden voor: zou, in geval zij niet week, de geest in zijne werkzaamheid meer

of min belemmerd worden, dan zwicht ze ook terstond. Dood is dood! Maar als de

Zoon des Menschen met innerlijke ontferming bewogen wordt over eene arme

weduw treurende achter de lijkbaar van haar kind, zullen de wetten der stof hem

dan moeten verhinderen, haar te troosten en de edelste impulsiën van zijn hart op

te volgen? Rest hem dan niets, als zich bij de diep beproefde te voegen en haar in

het oor te fluisteren: laat ons zamen

staren op de geslotene kist; de natuurwet is magtiger dan mijne liefde. Neen, die

natuurwet is niet magtiger. De liefde is het hoogste. Zij is de onverbrekelijke, de

onwederstaanbare. De aarde zal schudden op hare grondslagen; de hemelen worden

opgerold als een gordijn, maar de lifede blijft en waar die goddelijke liefde spreekt,

gehoorzaamt alles.

Onnoodig is het uit te leggen, hoe de heerschappij van den geest haar toppunt

bereikt in Jezus' eigene opstanding uit de dooden. Zij bewijst feitelijk dat de geest,

waar het noodig is, alle moeielijkheden overwint. Zal het Christendom de godsdiénst

niet der blijvende hoe ook geadelde aspiratie, maar daarentegen de godsdienst der

vervulling zijn, dan moet de Christen bij het alles verslindend graf kunnen uitroepen:

mijn Meester, mijn Koning hebt gij moeten loslaten. Want, is geschied, dan vragen

we onbeschroomd: Dood waar is uw prikkel, graf waar is uwe overwinning! Dan is

het duidelijk dat het graf slechts magt heeft zoo lang de geest het gedoogt. Dan

wordt het betrekkelijk onverschillig of de schoonheid van achttien lenten; of de

mannelijke kracht, door de edelste gaven beide getemperd en versierd; of de

moederlijke liefde door het eenzaam weesjen nooit gekend maar onophoudelijk

beweend, al in de groeve der verterting zijn neêrgezonken. De groeve der vertering

is herschapen in een vruchtbaren akker Gods, waarover eens de stemme klinken

zal van hem, die de elementen beheerscht; die de Opstanding is en het Leven.

Ook is dit niet enkel een blijd verschiet. De Christenen zijn de stofbeheerschende

persoonlijkheden. Die geloofd zullen hebben, deze teekenen zullen hen volgen: in

Jezus naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken;

slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets doodelijks zullen drinken, het

zal hun

niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.

Reeds is dat woord in vervulling overgegaan. De tijd zou ons ontbreken als wij wilden

verhalen van hen, die door het geloof koningrijken hebben overwonnen, geregtigheid

geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt. Zij hebben

de kracht des vuurs uitgebluscht, de scherpte des zwaards zijn zij ontvloden, uit

zwakheid hebben zij krachten gekregen, in den krijg zijn zij sterk geworden, heirlegers

der vreemden hebben zij op de vlugt gebragt. Anderen hebben bespotting en

geeselen geproefd, en ook banden en gevangenis, zijn gesteenigd geworden, in

stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebragt; hebben in woestijnen

gedoold, en op de bergen en in spelonken en in de holen der aarde. En deze allen

hebben door het geloof getuigenis gehad, dat er hoogere orde heerscht, waarin de

geest het oppergezag voert; de wereld was hunner niet waardig, ook hebben zij de

wereld overwonnen.

Wij geven voortdurend plaats aan de oppositie. Zij heeft nog een laatste woord

tegen ons op het hart. Dat zij het uitspreke.

‘Les grands arguments,’ zegt zij met de Pressensé, ‘les grands arguments vous

manquent.’ M.a.w. het krachtig standpunt, dat de prediking des Christendoms

tegenover de wereld, tegenover den geest der eeuw behoort in te nemen, wordt

door de moderne theologie eigenhandig ondermijnd. De beste wapenen, waaraan

het Evangelie tot hiertoe zijne veroveringen heeft toevertrouwd, worden afgekeurd,

ter zijde gelegd, neen! weggeworpen; de belangrijkste punten worden bloot gegeven.

De kinderen van Seth worden uitgenoodigd om met Caïns nakroost te huwen, met

de reuzen en de geweldigen der aarde. Middelerwijl