• No results found

Totale omvang apparaatslasten bij provincies

2. Resultaten van het onderzoek

2.2 Totale omvang apparaatslasten bij decentrale overheden

2.2.3 Totale omvang apparaatslasten bij provincies

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en aannames bedraagt de globale totaalomvang van apparaatslasten bij provincies circa € 1.150 mln.

In de onderstaande figuur is de verhouding personele lasten versus materiële lasten weergegeven.

In onderstaande figuur is de spreiding van het aandeel apparaatslasten weergegeven (exclusief de gemeenschappelijke regelingen).

Figuur 15 laat zien dat de onderlinge verschillen tussen provincies zeer gering zijn. Het gemiddelde aandeel apparaatslasten ten opzichte van de totale lasten bij provincies ligt op 16%. Dit percentage is

Niveau 4 en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel

Figuur 14: Apparaatslasten provincies 2014 met uitsplitsing naar personeelslasten en materiële lasten behorend tot het apparaat

Figuur 15: Spreiding apparaatslasten ten opzichte van de totale lasten bij provincies 0,0%

Apparaatslasten provincies 2014 (circa € 1.150 mln.)

70%

30% Materiële lasten apparaat (circa € 350 mln.)

Personeelslasten apparaat (circa € 800 mln.)

18 lager dan bij gemeenten (22%). Het aandeel programmalasten binnen provincies is hoger dan bij gemeenten vanwege de uitgaven die verband houden met wegeninfrastructuur.

2.2.3.1 Personeel

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en aannames bedraagt de globale totaalomvang van de personeelslasten bij provincies circa € 800 mln.

In Figuur 16 zijn de personeelslasten uitgesplitst naar enerzijds programma/uitvoering versus directe ondersteuning en anderzijds eigen personeel versus externe inhuur.

2.2.3.1.a Eigen personeel en inhuur

Op basis van de gehanteerde definitie van apparaatslasten, de geformuleerde uitgangspunten en aannames bedraagt het totaal aan lasten van eigen personeel circa € 700 mln. (87%). Het totaal aan lasten inhuur van externen bedraagt circa € 100 mln. (13%).

Evenals bij gemeenten is het aandeel ‘inhuur externen’ in de begrotingen van provincies gering. Daarbij dient te worden opgemerkt dat provincies, evenals gemeenten, in hun begroting hoofdzakelijk eigen formatie opnemen inclusief vacatureruimte en niet zozeer de verwachte uitgaven voor het inhuren van externen. Overigens is in dit onderzoek gekeken naar de netto lasten die betrekking hebben op externe inhuur. Dit is gedaan om dubbeltellingen te voorkomen, omdat anders personeel dat van een provincie wordt ‘uitgeleend’ dubbel wordt meegenomen in de cijfers van provincies.

2.2.3.1.b Directe ondersteuning en programma/uitvoering

Een deel van de personele inzet is ondersteunend aan het primaire proces. Voor het bepalen van de ondersteunende taken is in dit onderzoek gebruik gemaakt van het acroniem COPAFIJTH.

Op basis van de gehanteerde definities, de geformuleerde uitgangspunten en aannames bedraagt het totaal aan lasten van directe ondersteuning circa € 200

Niveau 4 en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel

Figuur 16: Personeelslasten apparaat ten opzichte van de totale lasten bij provincies, met uitsplitsing naar programma/uitvoering versus directe ondersteuning (links) en eigen personeel versus externe inhuur (rechts)

Personeelslasten apparaat (circa € 800 mln.)

87%

13%

75%

25%

Programma/uitvoering (circa € 600 mln.) Directe ondersteuning (circa € 200 mln.)

Eigen personeel (circa € 700 mln.) Externe inhuur (circa € 100 mln.)

19 mln. (25%) en het totaal aan lasten van programma/ondersteuning circa € 600 mln. (75%).

2.2.3.2 Materiële lasten

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en aannames bedraagt de globale totaalomvang van materiële lasten bij provincies circa € 350 mln. Bij de bepaling van de globale omvang van de materiële lasten is de

economische categorie ‘Aankopen niet duurzame goederen en diensten (2.3.1) buiten beschouwing gelaten (voor verdere toelichting zie Hoofdstuk 3, stap 5). Vanuit het veldonderzoek is gebleken dat voor de berekening van materiële lasten de IV3 data niet bruikbaar is. Daarom is bij de bepaling van de materiële lasten, en voor alle uitsplitsingen daarvan, gebruik gemaakt van een ratio materiële lasten ten opzichte van het aantal FTE. Deze ratio is vanuit het veldonderzoek verkregen en

vervolgens geëxtrapoleerd op het totale aantal provincies. Het hanteren van deze ratio is aannemelijk omdat huisvestingslasten, ICT-lasten en overige materiële lasten voortvloeiende uit het apparaat direct verband houden met de medewerkers van provincies. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het hanteren van “aantal FTE” eveneens kanttekeningen heeft, bijvoorbeeld de aanwezigheid van medewerkers buitendienst in de totale formatie en het feit dat ICT-lasten meer omvat dan

werkplekken.

In Figuur 17 is de totaalomvang van de materiële lasten bij provincies uitgesplitst naar huisvesting, ICT en overige materiële lasten.

2.2.3.2.a Huisvesting

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en

aannames bedraagt de globale totaalomvang van huisvestingslasten bij provincies circa € 50 mln.

In het veldonderzoek is geconstateerd dat de spreiding van het aandeel huisvestingslasten uiteen loopt van 8 procent tot 34 procent van de totale materiële lasten. De spreiding biedt geen aanknopingspunt om te gebruiken voor het berekenen van de totale huisvestingslasten.

Als alternatief voor het berekenen van de totaalomvang aan huisvestinglasten is gebruik gemaakt van de begrote huisvestingslasten per FTE.

Niveau 4 en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel

Figuur 17: Materiële lasten apparaat provincies met uitsplitsing naar lasten in het kader van huisvesting, ICT en overige materiële lasten

Materiële lasten apparaat (circa € 350 mln.)

14%

29%

57% ICT (circa € 100 mln.)

Overige materiële lasten (circa € 200 mln.) Huisvesting (circa € 50 mln.)

20

2.2.3.2.b ICT

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en aannames bedraagt de globale totaalomvang van ICT-lasten bij provincies circa € 100 mln.

In het veldonderzoek is geconstateerd dat de spreiding van het aandeel ICT-lasten uiteen loopt van 17 procent tot 44 procent van de totale materiële lasten. De spreiding biedt geen aanknopingspunt om te gebruiken voor het berekenen van de totale ICT-lasten.

Als alternatief voor het berekenen van de totaalomvang aan ICT-lasten is gebruik gemaakt van de begrote ICT-lasten per FTE.

2.2.3.2.c Overige materiële lasten

Op basis van de gehanteerde definities, vastgestelde uitgangspunten en aannames bedraagt de globale totaalomvang van de overige materiële lasten bij provincies circa € 200 mln. De overige materiële lasten hebben onder meer betrekking op de kleine kantoorinventaris (pennen, potloden), beveiliging, porti,

communicatiemiddelen enzovoorts.

Voor het berekenen van de totaalomvang aan overige materiële lasten, is gewerkt met de begrote overige materiële lasten per FTE. Deze systematiek is overeenkomstig de bepaling van de omvang van de totale huisvestingslasten en totale ICT-lasten van provincies.

Niveau 4 en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel en materiële lasten

Niveau 2a

cf. brede definitie

Materieel cf. smalle definitie

Eigen personeel

21