• No results found

De doelstelling van de Participatiewet is helder. Mensen die nu nog aan de kant staan, krijgen meer kansen. Meer kansen op werk of meer kansen om op een andere manier mee te doen aan de samenleving. Het sociaal akkoord dat het kabinet op 11 april 2013 met werkgevers en werknemers gesloten heeft, ondersteunt het doel dat zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan de slag gaan. De Participatiewet maakt de sociale zekerheid

bovendien toekomstbestendig. Dat is belangrijk, omdat er een vangnet moet blijven bestaan voor de mensen die het niet alleen redden. Mensen die dit nodig hebben, moeten we bescherming en ondersteuning blijven bieden.

Met de Participatiewet en de andere decentralisaties zet de regering belangrijke stappen naar een omslag in het sociaal domein. Die omslag vraagt een grote inspanning van iedereen die bij deze wet betrokken is. De regering beseft dat dit in de huidige economische situatie niet eenvoudig zal zijn. Dat geldt zeker ook voor de gemeenten die bij de uitvoering van de wet zo’n belangrijke rol spelen. De regering trekt waar mogelijk samen op met gemeenten, andere betrokken organisaties, de sociale partners en de mensen zelf. Zij ziet het als een gezamenlijke doelstelling om van de Participatiewet een succes te maken.

Gemeenten krijgen met de invoering van deze wet en met de invoering van de andere

decentralisaties meer taken en meer bevoegdheden. Zij krijgen voor deze taken de beschikking over een breed scala aan instrumenten en voorzieningen. Gemeenten kunnen deze instrumenten in samenhang en integraal inzetten, en maatwerk leveren aan hun burgers. Gemeenten kunnen de eigen kracht van mensen benutten en zoveel mogelijk aansluiten bij de specifieke leefsituatie van mensen. Dit zorgt ervoor dat de inzet van middelen doelmatiger en doeltreffender wordt.

Het doel dat het kabinet in het Regeerakkoord heeft genoemd als uitgangspunt bij de decentralisaties komt zo dichterbij: één gezin, één plan, één regisseur.

Leeswijzer

De toelichting op deze nota van wijziging is als volgt opgebouwd:

- Hoofdstuk 2 gaat in op de banen voor de doelgroep.

- Hoofdstuk 3 gaat in op de instrumenten, de regionale aanpak en het Werkbedrijf.

- Hoofdstuk 4 gaat in op de invulling van het instrument loonkostensubsidie.

- Hoofdstuk 5 behandelt de nieuwe voorziening beschut werk.

- Hoofdstuk 6 behandelt de situatie van de Wsw vanaf 1 januari 2015.

- Hoofdstuk 7 gaat in op de veranderingen en de volumeontwikkeling bij de Wajong.

- Hoofdstuk 8 geeft een beschrijving van de financiering- en verdelingssystematiek.

8 Het TransitieBureau Begeleiding is een samenwerkingsverband tussen VNG en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

9 Het TransitieBureau Jeugd is een samenwerkingsverband tussen VNG, VWS en ministerie van Veiligheid en Justitie.

10 Sinds medio 2012 werkt het Rijk samen met een twaalftal gemeenten, verspreid over het land. Het doel is om inzicht te krijgen in de werkwijzen die gemeenten ontwikkelen om de decentralisaties in samenhang uit te voeren en om eventuele knelpunten te signaleren.

38

- Hoofdstuk 9 bevat een opsomming van de commentaren en adviezen die de regering heeft ontvangen. Het gaat hier om uitvoeringstoetsen van de VNG en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

-

Hoofdstuk 10 geeft aan wat de financiële effecten zijn van de Participatiewet. Zowel de besparingen als de effecten op de uitvoeringskosten komen aan bod.

39

Hoofdstuk 2 Meer banen voor mensen in de Participatiewet

Inleiding

De doelstelling van de Participatiewet is om zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen. Met de vrijwillige afspraak in het sociaal akkoord van 11 april 2013 over de extra banen en met de quotumregeling achter de hand zijn er nu garanties dat de banen ook daadwerkelijk beschikbaar komen11. De regering vindt het te prefereren dat werkgevers zich verbinden via vrijwillige afspraken dan dat een verplichting via een wettelijke regeling wordt opgelegd. De gemaakte afspraken zijn echter niet vrijblijvend. De regering bereidt een wettelijk quotum voor dat in werking treedt als werkgevers minder banen realiseren dan is afgesproken in het sociaal akkoord.

De arbeidsmarkt

Nederland heeft te maken met economisch zware tijden. Het werkloosheidspercentage is in Nederland opgelopen van 3,7 procent sinds het begin van de economische recessie in september 2008 (de val van Lehman Brothers) naar 8,6 procent in september 2013. De verwachting van het CPB (MEV 2014) is dat de werkloosheid dit jaar gemiddeld op 8,5 procent zal uitkomen en ook volgend jaar nog door zal stijgen tot 9¼ procent. Wel verwacht de Europese Commissie dat er in 2015 sprake zal zijn van een daling van de werkloosheid.12 De sterk oplopende werkloosheid in Nederland hangt samen met de economische situatie in Nederland. Er is in 2012 en 2013 sprake van krimp van het bruto binnenlands product, die wordt veroorzaakt door een lage groei in de Eurozone in combinatie met een laag niveau van de binnenlandse bestedingen als gevolg van de ontwikkeling van de huizenmarkt, vermogensverliezen en onzekerheid rond het opgebouwde pensioenvermogen. Doordat de oorzaak van de huidige recessie grotendeels buiten de invloedssfeer van het arbeidsmarktbeleid ligt, is een eenvoudige oplossing om de hoge werkloosheid te bestrijden niet voorhanden.

De overheid kan de oorzaken van de recessie weliswaar niet wegnemen, maar heeft wel de belangrijke taak om de gevolgen ervan voor met name kwetsbare groepen te beperken en tegelijkertijd maatregelen te nemen om de arbeidsmarkt voor te bereiden op de uitdagingen voor de toekomst. De Participatiewet grijpt aan op deze twee sporen van het kabinetsbeleid.

Uitdagingen korte termijn

Op korte termijn is het vooral de uitdaging om te voorkomen dat mensen te lang tevergeefs op zoek zijn naar een baan en zich definitief ontmoedigd terugtrekken van de arbeidsmarkt. Ondanks de recessie is de dynamiek op de arbeidsmarkt namelijk nog steeds hoog en zijn er voortdurend kansen op het vinden van werk. Zo zijn er jaarlijks meer dan 900 duizend baanvinders en ontstaan nog steeds bijna 2000 vacatures per dag. Natuurlijk verschilt de vraag naar personeel wel

aanzienlijk per sector. Met name het aantal openstaande vacatures in de handel, specialistische zakelijke dienstverlening en de zorg is relatief hoog. Ook vanuit werkloosheid zijn er steeds kansen op een baan. In het eerste kwartaal 2013 vonden 139 duizend mensen vanuit werkloosheid een baan voor meer dan 12 uur per week, wat ruim boven het gebruikelijke kwartaalgemiddelde ligt. In 2012 vonden 42.590 mensen met een WWB uitkering werk.

Er zijn dus zeker kansen op de arbeidsmarkt, ook in een economische recessie. Bij kwetsbare groepen, zoals jongeren, ouderen, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en mensen met een arbeidsbeperking is extra ondersteuning belangrijk om hen te begeleiden naar (nieuw) werk.

Er is vaak sprake van een kwalitatieve discrepantie (‘mismatch’) tussen mensen die op zoek zijn naar werk en de vraag van werkgevers naar werknemers. Bovendien zijn er verschillen in de arbeidsmarktsituatie per regio. Een deel van de mensen met een arbeidsbeperking is aangewezen op laaggeschoolde arbeid. De regering onderzoekt daarom, conform de motie Dijkgraaf13, hoe

11 In de hoofdlijnenbrief van 27 juni 2013 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van de quotumregeling.

12 Europese Commissie (2013), European Economicn Forecast, Directorate-General for Economic and Financial Affairs, 7/2013.

13 Kamerstukken II 2012/13, 29 817, nr. 121.

40

sectoren waarin veel vraag is naar laaggeschoolde arbeid, ontvankelijker kunnen worden voor mensen met een arbeidsbeperking. Ook kan reshoring mogelijk helpen om mensen de benodigde laaggeschoolde banen in Nederland te creëren. Reshoring houdt in dat bedrijven hun

productieactiviteiten uit het buitenland deels terughalen naar Nederland. Vaak gaat het dan om laaggeschoolde arbeid. Recent zijn er enkele voorbeelden van bedrijven die met name mensen met een arbeidsbeperking hebben geworven om deze teruggehaalde banen te vervullen.14 De

Participatiewet maakt het aantrekkelijker om productie in Nederland te laten plaatsvinden door het instrument loonkostensubsidie te introduceren. Hiertoe krijgen gemeenten met de Participatiewet de juiste instrumenten in handen. Omgekeerd zorgt reshoring ervoor dat de werkgelegenheid voor de doelgroep van de Participatiewet wordt bevorderd. Het kabinet heeft aangeven dat wanneer een bedrijf besluit om additionele werkgelegenheid via reshoring te creëren in Nederland en daarbij arbeidsmarktknelpunten ervaart, het bedrijf in samenwerking met sociale partners via de Regeling Cofinanciering Sectorplannen een plan kan indienen om die arbeidsmarktknelpunten op te lossen.

Het kabinet ondersteunt deze sectorplannen en stelt hiervoor in totaal €600 miljoen beschikbaar in 2014 en 2015.

Uitdagingen lange termijn

De Participatiewet is niet alleen bedoeld om kwetsbare groepen voor de korte termijn te

ondersteunen. Nadrukkelijk heeft deze als doel om de kansen op arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking voor de lange termijn te verbeteren.

Wanneer de economie aantrekt, zal de vraag naar arbeid weer toenemen. Werkgevers zullen dan al het mogelijke arbeidspotentieel moeten benutten om in hun personeelsbehoefte te kunnen

voorzien. Dit biedt ook kansen voor mensen met een arbeidsbeperking. Uit onderzoek van Newcom15 komt naar voren dat bijna de helft van alle werkgevers (48 procent) een toename van geschikte werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt verwacht. Van de werkgevers die al met deze groep werken, verwacht zelfs 63 procent een toename van geschikt werk. Bij werkgevers die geen ervaring hebben met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, blijft de prognose steken bij 32 procent.

Een hogere participatie van arbeidsgehandicapten is voor de lange termijn hard nodig om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Het aantal AOW-gerechtigden neemt snel toe door de vergrijzing: van 2,7 miljoen in 2012 tot naar verwachting 3,9 miljoen rond 2040. Waar nu nog sprake is van bijna 4 werkenden per AOW-gerechtigde, zal deze verhouding dalen tot 2,5 werkenden per AOW’er in 2040. Omdat het potentieel werkende deel van de bevolking de lasten van de vergrijzing moet dragen, is het essentieel dat iedereen die kan werken, deelneemt aan het arbeidsproces. Het mes kan daarbij aan twee kanten snijden. Indien uitkeringsgerechtigden aan de slag gaan, wordt niet alleen bespaard op sociale zekerheidsuitgaven, maar nemen ook de

belastingopbrengsten toe. Dit verstevigt het financiële draagvlak voor de overheiduitgaven.

Bovendien neemt door een stijging van de arbeidsparticipatie de economische groei toe. Hoe meer mensen er aan het werk zijn, hoe meer geld er immers wordt verdiend.

Kortom: er zijn nu en zeker op termijn kansen op een baan voor mensen in de Participatiewet, ook voor mensen met een arbeidshandicap. De regering vindt het van belang dat deze kansen beter benut gaan worden. De Participatiewet en de afspraken uit het sociaal akkoord leveren hieraan een belangrijke bijdrage.