• No results found

Uit de informatie uit de dossiers kwamen profielen naar voren die zicht gaven op de problematiek van ouders en (in mindere mate) de kinderen, de wijze waarop keuzes voor hulpverlening zijn gemaakt en de doorverwijzingen die plaats vinden. Uit het onderzoek is een aantal zorgpunten naar voren gekomen, die wij hier nogmaals benoemen.

Ten eerste is het zo dat hulpverlening voor kinderen specifiek gericht op de behandeling van trauma’s pas kan worden ingezet nadat de thuissituatie gestabiliseerd is en de veiligheid in het gezin gewaarborgd is. Dit kan ervoor zorgen dat kinderen hiervan ernstige, nadelige gevolgen ondervinden, doordat de problemen die zij ervaren als gevolg van kindermishandeling hierdoor langdurig aanhouden en intensifiëren. Dit is een ernstige situatie. Het is daarom van belang om tijdens het werken aan de stabilisering van de gezinssituatie voldoende aandacht te hebben voor het kind en zijn of haar situatie. Ook is hierbij de vraag wat een aanvaardbare termijn is voor het werken aan een stabiele opvoedsituatie. De veiligheid én ontwikkeling van het kind dienen altijd het uitgangspunt te zijn.

Ten tweede zijn er zoals benoemd veel regionale verschillen, zowel in de werkwijze van Bureau Jeugdzorg, als in het zorgaanbod dat beschikbaar is. Gezinnen zijn afhankelijk van de zorg die er in hun regio wordt aangeboden door de aanbieder(s) van Jeugd & Opvoedhulp. In sommige regio’s is er slechts één zorgaanbieder actief. De regionale verschillen in het aanbod van jeugdzorg zullen door de transitie jeugdzorg waarschijnlijk vanaf 2015 nog groter worden. Deze situatie kan risico’s met zich meebrengen, waar het mogelijke kwaliteitsverschillen betreft. Anderzijds kan deze situatie ook kansen bieden, doordat er nieuwe aanbieders komen. Dit zal mogelijk leiden tot meer keuze en meer maatwerk. De gemeenten zullen hier straks een sturende rol in hebben. Van belang is dat deze gemeenten in beeld hebben welk zorgaanbod minimaal beschikbaar dient te zijn in de regio.

Tenslotte zien we dat Bureau Jeugdzorg soms weinig kan doen als de problematiek zich het in ‘grijze gebied’

bevindt, dus (nog) niet ernstig genoeg is voor de Rechtbank om een juridische maatregel uit te spreken. Deze gezinnen doorlopen hierdoor vaak een langdurig hulpverleningstraject in het vrijwillige kader, veelal zonder gewenst resultaat.

Wel is het zo dat Bureau Jeugdzorg met de werkzaamheden in het drangkader handvatten heeft om gezinnen aan te zetten tot hulpverlening. Een risico hierbij is dat in het nieuwe jeugdzorgstelsel een nieuwe knip ontstaat, waarbij de lokale wijkteams in een vergelijkbare situatie terecht komen als Bureau Jeugdzorg nu, waarin zij geen hulpverlening kunnen opstarten voor niet-gemotiveerde ouders. Of in een slechter geval, dat deze ouders juist onzichtbaar worden doordat zij geen hulpvraag hebben, en dus niet bij de wijkteams terecht komen. Daarnaast is het zo dat veel van deze gezinnen een instabiele woonsituatie hebben en relatief vaak verhuizen. De vraag is of deze gezinnen vanaf 1 januari 2015 bij de verschillende wijkteams voldoende in beeld blijven.

Deze inzichten kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de aanpak van kindermishandeling en het reduceren van de nadelige gevolgen hiervan.

49

Literatuur

Alink, L., Van IJzendoorn, R., Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2010). De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2010). Leiden.

Baldewsingh, R., Van der Burg, E., Everhardt, V., & De Jonge, H. (2013). Een veilig thuis. Gemeentelijke visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht: De Swart.

Berger, M., Ten Berge, I., & Geurts, E. (2004). Samenhangende hulp: interventies voor mishandelde kinderen en hun ouders. Utrecht: NIZW Jeugd.

De Kinderombudsman. (2014a). Preventie van kindermishandeling in gemeenten. Van papier naar werkelijkheid. Den Haag.

De Kinderombudsman. (2014b). Vechtende ouders, het kind in de knel. Den Haag.

Dijkstra, S. (2001). Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders: Een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven: in eigen beheer.

Draijer, N. (1990). Seksuele traumatisering in de jeugd. Gevolgen op lange termijn van seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Amsterdam: SUA.

Felliti, V. J., Anda, R. F., Nordenberg, D., Williamson, D. F., Spitz, A. M., Edwards, V., & Koss, M. P. (1998). The relationship of adult health status to childhood abuse and household dysfunction. American Journal of Preventive Medicine, 14(4), 245–258.

Fischer, T., & De Graaf, P. M. (2001). Ouderlijke echtscheiding en de levensloop van kinderen: Negatieve gevolgen of schijnverbanden. Sociale Wetenschappen, 44(2), 138–163.

Gezondheidsraad. (2011). Behandeling van de gevolgen van kindermishandeling. Den Haag: Gezondheidsraad.

Hammink, A., Altenburg, M., & Schrijvers, C. (2012). De sociale gevolgen van verslaving. Een state of the art studie naar verstoring van sociale relaties, schooluitval, dakloosheid, schulden en huiselijk geweld als gevolg van alcohol- of drugsverslaving. Rotterdam.

Huurdeman, M., & De Jong, J. (2014). Een multidisciplinaire aanpak kindermishandeling. “ Wicked answer to a wicked problem .” Amsterdam.

Ince, D. (2013). Wat werkt in opvoedingsondersteuning? (pp. 1–22). Utrecht.

Lamers-Winkelman, F., Slot, N. W., Bijl, B., & Vijlbrief, A. C. (2007). Scholieren Over Mishandeling. Resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs.

Amsterdam/ Duivendrecht.

McGloin, J. M., & Widom, C. S. (2001). Resilience among abused and neglected children growing up. Development and Psychopathology, 13, 1021–1038.

Onderzoeksraad voor Veiligheid. (2011). Over de fysieke veiligheid van het jonge kind. Themastudie: voorvallen van kindermishandeling met fatale of bijna fatale afloop. Den Haag.

Programmaministerie Jeugd en Gezin. (2007). Actieplan aanpak kindermishandeling Kinderen veilig thuis.

Rooijen, K. Van, & Berg, T. (2010). Risicofactoren en beschermende factoren voor kindermishandeling (pp. 1–10).

Utrecht.

50

Spruijt, E., & Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Houten: Bohn Stafleu & van Loghum.

Tierolf, B., Lunnemann, K., & Steketee, M. (2014). Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp.

Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4. Utrecht.

Van IJzendoorn, M. H., Prinzie, P., Euser, E. M., Groeneveld, M. G., Brilleslijper-Kater, S. N., van Noort-van der Linden, A. M. T., … San Martin Beuk, M. (2007). De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005). WODC.

Van Rooijen, K., Berg, T., & Bartelink, C. (2013). Wat werkt bij de aanpak van kindermishandeling? (pp. 1–24). Utrecht.

Wolzak, A., & Ten Berge, I. (2008). Gevolgen van kindermishandeling (pp. 1–8). Utrecht.

Zoon, M., & Berg-Le Clercq, T. (2013). Wat werkt in multiprobleemgezinnen? (pp. 1–13). Utrecht.

51