• No results found

A. Verkenning en explicitering van het ethisch probleem

Zoals aangegeven moet in de eerste stap van het ethisch beraad de vraag worden gesteld over welke informatie we beschikken met betrekking tot de ethisch geladen situatie. Welke zijn de gekende en niet gekende feiten en hoe hebben deze impact op de hulpverlener en/of de cliënt?

In de opgegeven casus identificeren wij enkel duidelijke feiten. De casus handelt over de sociaal werker Marleen die voor een jeugdorganisatie een gezin ondersteunt met drie kinderen. De ondersteuning van Marleen is vooral gefocust op de jongste kinderen van 7 en 10 jaar. Met het oudste kind, 14 jaar, heeft Marleen vooral contact via Facebook. Het is op dit sociale media platform dat Marleen een uitdrukking van de mogelijke suïcidale gedachten van het 14-jarige kind ziet verschijnen in de vorm van een foto vanop een hoog gebouw met het bijschrift dat het 14-jarige kind het leven niet meer ziet zitten.

Het is deze confrontatie die de ethische geladenheid van de situatie vormt. De genoemde feiten roepen vele vragen op. Een eerste set vragen hebben betrekking tot welke kennis we nog niet bezitten over deze situatie. Waar staat het gebouw van waarop deze foto werd genomen?

Wanneer werd de foto getrokken en gepost op Facebook? Antwoorden op deze en andere vragen bieden een eerste richting aan voor het ondernemen van een gepaste actie.

Een tweede set vragen heeft betrekking op welke de precieze hulpvraag is in deze situatie. Is de geposte foto van het 14-jarige kind een uitdrukking van suïcidale gedachten of gaat het hier eerder om een schreeuw om aandacht? Of is hier nog iets anders aan de hand? Het is aan de hulpverlener die steunend op de eigen ervaring en de kennis van de situatie een correcte inschatting moet maken van de hulpvraag.

Een derde set vragen heeft betrekking op welke elementen ons in de hulpsituatie treffen.

Marleen zou zichzelf bijvoorbeeld volgende vragen kunnen stellen: Is het aan Marleen om op de betreffende hulpsituatie te reageren? Heeft Marleen de juiste competenties om met deze situatie om te gaan? Hoe ver moet Marleen gaan in haar ondersteuning van een persoon die niet tot haar opdracht behoort? Daarnaast stelt zich ook met betrekking tot gepaste relaties en grenzen de vraag of het reageren op deze post de deur niet opent tot een gevoel dat Marleen constant aanwezig moet zijn als sociaal werkster. Op deze en andere verhelderende vragen moet een zo duidelijk mogelijk antwoord worden geformuleerd om zo een duidelijke inschatting van de situatie te kunnen maken. Hierbij moet ook worden opgemerkt dat de organisatie waartoe Marleen behoort ook hierover een beleid moet opstellen.

De ethische vraag is:

Is het reageren van sociaal werker Marleen op de Facebookfoto en -bericht met vermoedelijke suïcidegedachten van een14-jarig meisje waarmee ze geen directe hulpverlenersrelatie heeft, goede hulpverlening?

En zo ja, welke handelingsopties heeft Marleen om als goede hulpverlener te reageren?

B. Verhelderen van betekenissen en motieven van betrokkenen

In de tweede stap van het ethisch beraad wordt nagegaan welke intuïties worden opgeroepen bij de betrokken door de betreffende hulpsituatie. De verschillende intuïties van de betrokken partijen geven de dynamische gelaagdheid van de situatie weer.

Deze casus heeft een hoogdringendheid. Marleen zal een beslissing moeten nemen, veel tijd voor een uitgebreid overleg is er niet. Een aftoetsing met een collega kan helpen in het nemen van een beslissing. Nadat alles achter de rug is, kan een ethisch overleg alsnog worden gepland, met het oog op het evalueren van in de situatie. Hieruit kunnen goede lessen worden getrokken voor toekomstige situaties.

Gezien de hoogdringendheid, kan Marleen vooral stil staan bij haar eigen intuïties: Waarom wil ze al dan niet reageren? Wat is haar motivatie hiervoor? Waarover maakt ze zich zorgen? Ze kan ook stilstaan bij het perspectief van het gezin: wat betekent deze situatie voor hen? Wat staat het voor hen op het spel? Ze kan ook stilstaan bij het perspectief van het 14-jarig meisje?

Wat weet ze over haar? Wie of wat is voor het meisje belangrijk?

De foto van het 14-jarige kind kan bij Marleen bijvoorbeeld het gevoel opwekken dat er, losstaande van enige bedachtzaamheid, direct moet worden gehandeld aangezien er een mogelijkheid tot suïcide bestaat. Deze intuïtie kan bij Marleen voortkomen uit een professionele ervaring. Marleen kan reeds een ervaring hebben met suïcide waardoor zij zich nu geroepen voelt om direct te handelen.

Aan de andere kant kunnen ook andere intuïties opkomen. Het kan zijn dat Marleen reeds een ervaring heeft gehad met het ondersteunen van personen die niet tot haar cliëntengroep behoorden. De kans bestaat dat Marleen hierop negatief werd op aangesproken door haar opdrachtgever waardoor zij dit nu wil ontwijken. Deze voorgaande ervaring kan bij Marleen de intuïtie opwekken dat zij een collega met de correcte expertise en ervaring moet contacteren.

Marleen zou ook een intuïtie van bedachtzaamheid en terughoudendheid kunnen hebben. Haar persoonlijk gebruik met sociale media heeft haar geleerd dat de zaken in de virtuele wereld veelal zwartgalliger of reuskleuriger worden voorgesteld dan dat ze werkelijk zijn.

Deze aangehaalde en andere intuïties en ervaringen zijn ankerpunten om uit te maken wat de correct handeling is in de betreffende hulpsituatie.

C. Verdiepen: Welke opties, alternatieven zijn een mogelijk antwoord op de ethische hulpvraag?

In de derde stap moeten de aangehaalde intuïties verder worden uitgediept. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in welke waarden aan ten grondslag liggen van deze intuïties en de betreffende hulpsituatie om zo inzicht te hebben in welke de gepaste hulphandelingen zijn. In deze verdiepingsstap wordt ook de grote meerwaarde van een interactief ethisch beraad duidelijk. Het betrekken van verschillende partijen in dit beraad, zij het collega’s of de ouders van het 14-jarig kind, of nog andere partijen, creëert een diepte in de hulpsituatie en bewerkstelligt een duidelijker beeld van welk hulpantwoord hier moet worden gegeven.

Waarden die in de betreffende situatie een rol kunnen spelen zijn onder andere:

• Bezorgdheid: bezorgdheid over het 14-jarige kind, over de familie, over of Marleen bepaalde professionele grenzen doorbreekt, etc.

• Kwetsbaarheid: kwetsbaarheid van het 14-jarige kind, van Marleen als sociaal werkster, etc.

• (Zelf)bescherming: bescherming van het 14-jarige kind, bescherming van de familie, bescherming van Marleen, etc.

• Vertrouwen: het vertrouwen van het 14-jarige kind behouden, het vertrouwen van de familie behouden, het vertrouwen van de hulporganisatie behouden, zelfvertrouwen van Marleen, etc.

• Andere mogelijk waarden …

Gebaseerd op deze en andere waarden kunnen volgende en andere handelingen in overweging genomen met betrekking tot de geposte foto op Facebook:

• De jongere blijvend contacteren

• De jongere gaan opzoeken

• Een collega, organisatie raadplegen

• Het gezin gaan opzoeken

• Een derde partij (bv.: goede vriend(in), politie) contacteren en informatie inwinnen

• Andere mogelijke handelingen …

D. Beslissen en verantwoordelijkheid opnemen

Nadat inzicht is gecreëerd in welke hulphandelingen Marleen kan stellen om tegemoet te komen aan de hulpvraag van het 14-jarige kind is het belangrijk om een keuze te maken en tot een handeling over te gaan. Omdat deze handeling gegrond is in een duidelijk en systematisch beraad, wordt het ook duidelijk welke verantwoordelijkheid Marleen, en ook andere partijen in deze situatie, moeten opnemen.

Het is hierbij belangrijk om stil te staan bij wat de gekozen handeling verteld over de visie die Marleen en andere partijen hebben op goede hulpverlening. Welke visie over hulpverlening ligt ten grondslag van de handeling? Als Marleen contact opneemt met de ouders van het 14-jarige kind, met vrienden van het 14-jarige kind, of met haar collega’s, dan toont dit aan dat Marleen hulpverlening opvat als een praktijk die breder is dan enkel de relatie tussen de hulpverlener en de hulpontvanger. Hier spreken we dan ook over gedeelde verantwoordelijkheid.

Een andere visie op hulpverlening zou kunnen zijn dat deze nabij moet zijn, wat op een bepaalde wijze wordt gefaciliteerd door sociale media, maar dat duidelijke grenzen moeten worden gesteld. Sociale werkers kunnen niet altijd en op elke post op Facebook reageren. Goede hulpverlening bestaat ook in de mogelijkheid van hulpverleners om hun baterijen weer op te laden en dus rust in te plannen.

Eens deze visie op de hulpverlening concreter wordt kan er ook gezocht worden naar welke rol sociale media specifiek moet worden toegedicht. Deze ervaring met het 14-jarige kind kan Marleen er toe nopen om een afkeer te krijgen van sociale media als praktijk in de hulpverlening. De situatie heeft ons namelijk doen inzien dat sociale media ons ongefilterd informatie overbrengt wat het extreem moeilijk maakt om situaties als deze in te schatten. Meer nog, sociale media ontnemen ons de mogelijkheid om de situatie te filteren. Elke mogelijkheid om extra informatie in te winnen over de situatie is verdwenen. Er is enkel nog de foto vanop het hoge gebouw en het bijschrift.

E. Implementatie en evaluatie

Nadat een hulphandeling is gesteld die zo goed mogelijk tegemoet komt aan de hulpsituatie van het 14-jarige kind, moet deze worden geëvalueerd. Hierbij kunnen bepaalde regels de evaluatie begeleiden. Zo is er de “regel van de zwakste” waarbij moet worden uitgemaakt wie de zwakste

partij is en moet worden nagegaan of er al dan niet vanuit het welzijn van de zwakste partij werd gehandeld. Hier kunnen we alvast volgende vragen opwerpen: is er door de gestelde handeling tegemoet gekomen aan het welzijn van zowel de het 14-jarige kind als de sociaal werkster Marleen?

Een andere regel is de “Mocassinregel” waarbij de vraag moet worden gesteld of er akkoord zou worden gegaan met de gestelde handeling als de hulpverlener zich in de schoenen van de andere partijen (het 14-jarig kind, de ouders,…) stelt. Zou de hulpverlener nog steeds akkoord gaan met de gestelde handeling mocht ze deze vanuit een ander perspectief ervaren?

De evaluatie van de gestelde handeling biedt ons de mogelijkheid om toekomstige situaties op een andere, of ethisch kwalitatief vollere, manier aan te pakken. De evaluatie wordt dan ook best in een groep, of meerde groepen, uitgewerkt: met de collega’s, met het 14-jarige kind, met de ouders, met de hulporganisatie. Uiteindelijk kunnen verschillende evaluaties, van verschillende situaties, leiden tot een bepaalde beleid of richtinggevend kader.

Uiteindelijk moet een evaluatie ook leiden tot beter inzicht over het gebruik van sociale media in de hulpverlening. Leidt de ervaring van deze situatie en de evaluatie van de handeling/beslissing tot een nieuwe visie over het gebruik van sociale media in de hulpverlening? Leidt de ervaring van deze situatie en de evaluatie van de handeling/beslissing tot een aanzet tot een richtinggevend kader of beleid over het gebruik van sociale media?

NAWOORD

Nu dat sociale media steeds meer een plaats zal krijgen in de hulpverlening is het belangrijk dat reflectie over deze praktijk plaatsvindt. Er is nood aan gefundeerde visies en begeleidende kaders die het gebruik van sociale media begeleiden. Visies en kaders waar zowel de individuele hulpverlener, de hulporganisatie, als de maatschappij zich kunnen in terugvinden.

Dit rapport moet worden opgevat als een eerste stap in de ethische reflectie over het gebruik van sociale media in de hulpverlening en een eerste stap in het ontwikkelen van gefundeerde begeleidende visies en kaders. Dit rapport is geenszins het eindpunt van de ethiek van het gebruik van sociale media in de hulpverlening. De auteurs hadden tot doel om de lezer inzicht te bieden in de grote impact die sociale media heeft op het menselijk leven en de wereld.

Daarnaast wouden de auteurs de lezer dieper inzicht geven in de specifieke domeinen waarin ethische spanningen kunnen ontstaan als sociale media worden gebruikt in een ondersteuningsrelatie tussen de hulpverlener en de hulpontvanger. Negen specifieke domeinen werden geïdentificeerd: A) Relaties en grenzen; B) Competentie; C) Privacy en vertrouwelijkheid; D) Documenteren en dossiers; E) Problematisch gedrag; F) Consultatie en doorverwijzing; G) Onderzoeksevidentie; H) Geïnformeerde toestemming; I) Identiteit. In elke ethische evaluatie van het gebruik van sociale media moet aandacht worden besteed aan deze domeinen. Tot slot reiken de auteur een overlegmodel, het ethisch beraad, aan om inzicht te krijgen in de ethiek van het gebruik van sociale media in de hulpverlening en om een gedeelde visie omtrent dit gebruik te ontwikkelen.

Het is aan ons, als maatschappij, als hulporganisatie, als hulpverlener of als hulpontvanger, om kritisch stil te staan bij wat de gevolgen zijn van sociale media. Hierbij moeten deze media niet worden gezien als een bedreiging of een verlossing. Sociale media zijn wat ze zijn en maken ons tot wie we zijn door ons gebruik ervan. Het is dan ook onze verantwoordelijkheid om de juiste plaats van sociale media in de hulpverlening vorm te geven. Laat dit rapport ondersteuning bieden.

REFERENTIES

Baccarne, B., De Wolf, R., Van Damme, K., Vanhaelewyn, B., De Brabander, N. &

Vanwynsberghe, H. (2018). Apestaartjaren. De digitale leefwereld van kinderen en jongeren.

https://drive.google.com/file/d/1ArMVpbG55QmNWcOTz6ScjFWBBnrDClxm/view (Toegang op 18 November, 2020).

Baier, A. L. (2019). The ethical implications of social media: issues and recommendations for clinical practice. Ethics & Behavior 29(5), 341-351. DOI: 10.1080/10508422.2018.1516148.

Barnett J. E. (2019). Catching up with our changing (digital) world: a comment on Baier (this issue). Ethics & Behavior 29(5), 352-358. DOI: 10.1080/10508422.2019.1578653.

Barsky, A. E. (2017). Social work practices and technology: ethical issues and policy responses.

Journal of Technology in Human Services 35(1), 8-19. DOI: 10.1080/15228835.2017.1277906.

Beauchamp, T. L. (2010). Standing on principles. Collected essays. New York, Oxford: Oxford university Press.

Beauchamp, T. L. & Childress, J. F. (2001). Principles of Biomedical Ethics (5th ed.). Oxford:

University Press.

Boddy, J. & Dominelli, L. (2017). Social media and social work: the challenges of a new ethical space. Australian Social Work 70(2), 172-184. DOI: 10.1080/0312407X.2016.1224907.

Catapa (2020). All about mining. https://catapa.be/en/research/all-about-mining/#sociocultural-impact (Toegang op 26 november, 2020)

Coeckelbergh, M. (2015). Artificial agents, good care, and modernity. Theoretical Medicine and Bioethics 36, 265-277. DOI: 10.1007/s11017-015-9331-y.

Cooper, S. E., Campbell, L. F. & Smucker Barnwell, S. (2019). Telepsychology: a primer for counseling psychologists. The Counseling Psychologist 47(8), 1074-1114. DOI:

10.1177/0011000019895276.

Digital Watch Observatory (2019). Digital and Environment. https://dig.watch/trends/digital-and-environment (Toegang op 26 November, 2020)

Dombo, E. A., Kays, L. & Weller, K. (2014). Clinical social work practice and technology:

personal, practical, regulatory, and ethical considerations for the twenty-first century. Social Work in Health Care 53(9), 900-919. DOI: 10.1080/00981389.2014.948585.

Edwards-Stewart, A., Alexander, C., Armstrong, C. M., Hoyt, T. & O’Donohue, W. (2019).

Mobile applications for client use: ethical and legal considerations. Psychological Services 16(2), 281-285. DOI: 10.1037/ser0000321.

European Commission (2014). Responsible research and innovation. Europe’s ability to

respond to societal challenges.

https://ec.europa.eu/research/swafs/pdf/pub_rri/KI0214595ENC.pdf (Toegang op 20 januari

Fair ICT Flanders (2020). https://fairictflanders.be/ (Toegang op 23 November 2020).

Fang, L., Mishna, F., Zhang, V. F., Van Wert, M. & Bogo, M. (2014). Social media and social work education: understanding and dealing with the new digital world. Social Work in health Care 53(9), 800-8014. DOI: 10.1080/00981389.2014.943455.

Feenberg, A. (2017). Technosystem. The social life of reason. Cambridge: Harvard University Press.

Halabuza, D. (2014). Guidelines for social workers’ use of social networking websites. Journal of Social Work Values and Ethics 11(1), 23-32.

Ihde, D. (1990). Technology and the lifeworld. From garden to earth. Bloomington: Indiana University Press.

Karcher , N. R. & Presser, N. R. (2018). Ethical and legal issues addressing the use of mobile health (mhealth) as an adjunct to psychotherapy. Ethics & Behavior 28(1), 1-22. DOI:

10.1080/10508422.2016.1229187.

Kimball, E. & Kim, J.R. (2013). Virtual boundaries: ethical considerations for use of social media in social work. Social Work 58(2), 185-188. DOI: 10.1093/sw/swt005.

Kiran, A. H. (2015). Four dimensions of technological mediation. In Rosenberger, R. &

Verbeek, P.-P. (eds.). Postphenomenological investigations. Essays on human-technology relations (pp. 123-140). Lanham, Maryland: Lexington Books.

Lannin, D. G. & Scott, N. A. (2013). Social networking ethics: developing best practices for the new small world. Professional Psychology: Research and Practice 44(3), 135-141. DOI:

10.1037/a0031794.

Lemiengre, J. (2020). Ethisch overleg in de zorg, gespreksleidraad. Stimulans, Hogeschool UC Leuven-Limburg, ongepubliceerde tekst.

Mattison, M. (2018). Informed consent agreements: standards of care for digital social work practices. Journal of Social Work Education 54(2), 227-238. DOI:

10.1080/10437797.2017.1404529.

Reamer, F. G. (2013). Social work in a digital age: ethical and risk management challenges.

Social Work 58(2), 163-172. DOI: 10.1093/sw/swt003.

Reamer F.G. (2015). Clinical social work in a digital environment: ethical and risk-management challenges. Clinical Social Work Journal 43, 120.132. DOI: 10.1007/s10615-014-0495-0.

Reamer F. G. (2017a). Evolving standards of care in the age of cybertechnology. Behavioral Sciences & The Law 36(2), 257-269. DOI: 10.1002/bsl.2336.

Reamer (2017b). Evolving ethical standards in the digital age. Australian Social Work 70(2), 148-159. DOI: 10.1080/0312407X.2016.1146314.

Tronto, J. (2013). Caring democracy. Markets, equality, and justice. New York & London:

New York University.

Vandemeulebroucke, T., Dierckx de Casterlé, B. & Gastmans, C. (2020). Ethics of socially assistive robots in aged-care settings: a socio-historical contextualization. Journal of Medical Ethics 46(2), 128-136. DOI: 10.1136/medethics-2019-105615.

Vanlaere, L. & Gastmans, C. (2008). Een goed gesprek voor een zo goed mogelijke zorg. Een zorgethische en personalistische overlegmethode. Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek 18, 45-49. DOI:

Verbeek, P.-P. (2008). Obstetric ultrasound and the technological mediation of morality: a postphenomenological analysis. Human Studies 31(1), 11-26. DOI: 10.1007/s10746-007-9079-0.

Verbeek, P.-P. (2014). Op de vleugels van Icarus. Hoe techniek en moraal met elkaar meebewegen. Rotterdam: Lemniscaat.

Coverafbeelding - https://intranet.ucll.be/nl/content/sjablonen-voor-flyers-en-affiches (rechtenvrije afbeelding; geraadpleegd op 18.01.2021)

FIGUREN

FIGUUR 1–ETHIEK VAN HET GEBRUIK VAN SOCIALE MEDIA OVER VIER NIVEAUS

Ethische impact van sociale media (sm):

• Principe: Goed doen en niet-schaden

• Relaties en grenzen?

FIGUUR 2–ETHISCH BERAAD OMTRENT HET GEBRUIK VAN SOCIALE MEDIA IN DE ONDERSTEUNINGSRELATIE (Lemiengre, J. (2020). Ethisch overleg in de zorg, gespreksleidraad. Stimulans, Hogeschool UC Leuven-Limburg)

ONLINE HULPVERLENING gekenmerkt door:

CONTEXT KWETSBAARHEID

RELATIES MACHT

2. VERHELDEREN van betekenissen en motieven van betrokkenen?

Wie is betrokken?

Per betrokkene:

• Hoe voelt hij/zij zich?

• Wat staat voor hem/haar op het spel?

• Welk standpunt heeft hij/zij?

• Wat maakt hem/haar kwetsbaar?

Spelen bepaalde machtsverhoudingen?

1. VERKENNING en explicitering ethisch probleem

• Wat raakt je? Waar heb je aandacht voor?

• Verhelderen van feiten: Wat weten we? Welke vragen heb je? Wat moeten we nog weten?

• Wat is de ethische zorgvraag?

4. BESLISSEN en VERANTWOORDELIJKHEID opnemen

• Welk zorgalternatief biedt in de gegeven context, het meest menselijk haalbare antwoord, in functie van het bevorderen van de menselijke waardigheid van de patiënt?

• Op welke manier heeft men in dit zorgantwoord aandacht voor de zorgrelaties, in functie van vertrouwen, kwetsbaarheid en verantwoordelijkheid?

5. IMPLEMENTATIE en EVALUATIE

• Mocassinregel: Als je in de schoenen zou staan van

… blijf je achter de beslissing staan?

• Regel van de zwakste: werd de meest kwetsbare persoon voldoende verdedigd?

3. VERDIEPEN: Welke opties, alternatieven zijn een mogelijk antwoord op de ethische zorgvraag?