• No results found

6. Discussie

6.1 Toepasbaarheid TPB

Er zijn in dit onderzoek een aantal verbanden gevonden, die niet overeen komen met de veronderstelde verbanden van de TPB. De afwijkende verbanden zijn weergegeven in tabel 6.1. In de onderstaande paragraaf worden deze verschillen en mogelijke oorzaken besproken.

Tabel 6.1: Verbanden uit het onderzoek, die niet overeenkomen met de TPB

Gedrag Afwijkend verband

Bewegen -Geen invloed van de waargenomen gedragscontrole op de intentie maar wel op het gedrag van de kinderen

-Geen invloed van subjectieve norm (invloed van vrienden)

-Extra invloed van subjectieve norm (invloed van ouders) op het gedrag van de kinderen

Fruit eten -Geen invloed van de waargenomen gedragscontrole op de intentie maar wel op het gedrag van de kinderen

-Geen invloed van de subjectieve norm (invloed van de vrienden) -Extra invloed van het gedrag van de ouders op het gedrag van de kinderen

-Extra invloed van de barrière, zowel op de intentie als op het gedrag van de kinderen

Groente eten -Geen invloed van de waargenomen gedragscontrole

-Wel invloed van subjectieve norm (invloed van vrienden) op het gedrag en niet op de intentie. Deze determinant heeft bij de andere twee gedragingen geen enkele invloed.

-Extra invloed van kennis op de intentie van de kinderen

-Extra invloed van de barrière, zowel op het gedrag als op de intentie van de kinderen.

Verschillende verbanden voor groente eten

Het is opvallend dat er voor de verschillende gedragingen die gemeten zijn in dit onderzoek (groente eten, fruit eten en bewegen) andere verbanden gevonden zijn. Vooral bij het groente eten bleken andere determinanten een rol te spelen dan bij fruit eten en bewegen. Deze verschillen zouden verklaard kunnen worden, doordat kinderen moeilijk kunnen schatten hoeveel groente zij eten per week. Het zou kunnen dat sommige kinderen hebben ingevuld dat zij geen enkele dag groente eten, omdat zij dit niet op school doen, maar thuis. Omdat de vragenlijsten op school zijn afgenomen, is het voor kinderen moeilijker om na te denken over het gedrag wat ze niet op school vertonen. De andere twee gedragingen (fruit eten en bewegen/ buiten spelen) zijn voor de kinderen gemakkelijker in te schatten omdat de kinderen dit gedrag op school vertonen. Omdat de kinderen dus wellicht een irreële schatting hebben gemaakt van het aantal dagen dat zij groente eten, zou dit kunnen verklaren waarom de invloeden op het groente eten zo verschillen van de invloeden op het fruit eten en bewegen.

Dat er geen invloed van de waargenomen gedragscontrole is gevonden voor groente eten kan komen door het feit dat er niet een aparte waargenomen gedragscontrole gemeten is voor groente en fruit eten. Wellicht zien kinderen ‘gezond eten’ meer als fruit eten dan als groente eten.

Waargenomen gedragscontrole

Uit tabel 6.1 blijkt dat de waargenomen gedragscontrole veel invloed heeft op het gedrag van de kinderen, maar niet op hun intentie, terwijl dit wel door de TPB verondersteld wordt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze determinant gemeten is door slechts één stelling, waarbij gevraagd werd of de kinderen gezond eten en bewegen moeilijk vonden. Deze stelling meet echter eerder mogelijke barrières in plaats van de waargenomen gedragscontrole. Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor het feit dat een kind gezond eten moeilijk vindt. Dit kan komen omdat het kind het idee heeft dat hij geen invloed heeft op zijn eetgewoonten (bijvoorbeeld omdat zijn ouders de boodschappen doen), maar het zou ook kunnen komen omdat hij groente en fruit vies vindt. In het eerste geval is er sprake van een waargenomen gedragscontrole, maar in het laatste geval is er sprake van een barrière. Dit verklaart ook de afwezige invloed op de intentie, want volgens de TPB hebben de barrières invloed op de relatie tussen de intentie en het gedrag, maar niet op de intentie.

Barrières

Zoals in tabel 6.1 te zien is, ontbreekt de invloed van de barrières bij het beweeggedrag en hebben de barrières extra invloed op de intentie bij het groente en fruit eten. Het ontbreken van de invloed van barrières bij bewegen zou veroorzaakt kunnen zijn door de invloed van de waargenomen gedragscontrole, die eigenlijk een barrière meet en niet de waargenomen

gedragscontrole. Ook zou het kunnen dat er wel andere barrières, die niet onderzocht zijn in dit onderzoek, van invloed zijn op het beweeggedrag van kinderen.

De extra invloed van de barrière op de intentie bij groente en fruit eten kan veroorzaakt zijn omdat deze barrières het lekker of vies vinden van groente en fruit hebben gemeten. Het is aannemelijk dat een kind niet de intentie heeft om groente te eten als hij groente vies vindt. En zelfs als zijn attitude en de sociale omgeving positief zijn, dan kan deze barrière er toch voor zorgen dat het kind geen groente eet.

Subjectieve norm (invloed van ouders)

De extra invloed van de subjectieve norm (invloed van ouders) op het beweeggedrag van de kinderen kan te maken hebben met de grote invloed die de ouders hebben op de kinderen. Kinderen hebben op jonge leeftijd nog niet een sterke eigen mening (Delfos, 2000) en zijn daarom makkelijker te beïnvloeden door hun omgeving (en dan voornamelijk door hun ouders). Hierdoor beïnvloedt de subjectieve norm niet alleen de intentie van de kinderen, maar ook het gedrag. Dit geldt echter alleen voor het beweeggedrag van de kinderen. Het uitblijven van invloed van deze determinant bij de andere twee gedragingen, zou veroorzaakt kunnen worden door de barrières, die bij groente en fruit eten wel veel invloed hebben, maar bij bewegen niet.

Subjectieve norm (invloed van vrienden)

De subjectieve norm (invloed van vrienden) heeft bij bewegen en fruit eten geen invloed op het gedrag of de intentie van de kinderen. Dit zou veroorzaakt kunnen worden doordat de kinderen het gedrag van anderen erg moeilijk kunnen schatten. Ook is het mogelijk dat de kinderen helemaal geen waarde hechten aan het gedrag van anderen. Op latere leeftijd (rond 8 à 9 jaar) wordt de invloed van vriendjes en vriendinnetjes waarschijnlijk groter, omdat kinderen zich dan meer bewust zijn van hun omgeving (Delfos, 2000).

Dat de mening van vrienden wel invloed heeft op het gedrag wat betreft groente eten is merkwaardig, omdat kinderen vaak alleen ’s avonds groente eten en daar zijn geen vrienden bij aanwezig. Ook is het aannemelijk dat ouders meer invloed hebben op dit gedrag dat vrienden, omdat ouders de boodschappen doen. Waarschijnlijk vonden de kinderen het erg moeilijk om in te schatten hoeveel groente zij aten per week en hebben zij daarom de antwoorden van andere kinderen overgenomen.

Gedrag ouders

Het uitblijven van de invloed van het gedag van ouders op het gedrag van kinderen wat betreft het groente eten en het bewegen, zou veroorzaakt kunnen zijn door de meetmethode. Bij kinderen is het gedrag gemeten door te vragen hoeveel dagen per week zij buiten spelen en hoeveel dagen per week zij groente eten. Bij ouders is gevraagd hoeveel

uur per dag zij bewegen en hoeveel gram groente zij per dag eten. Een andere mogelijke verklaring, die al eerder is genoemd, voor het uitblijven van invloed is dat kinderen het moeilijk vinden om in te schatten hoeveel dagen per week zij groente eten. Tenslotte zou het uitblijven van invloed bij beweeggedrag veroorzaakt kunnen worden door het feit dat buiten spelen niet hetzelfde is als bewegen. Buiten spelen is een activiteit die voornamelijk op school plaatsvindt, terwijl bewegen en sporten voornamelijk na schooltijd gedaan wordt. Het gedrag van de ouders heeft dus wellicht geen invloed op het buitenspelen van kinderen, maar het zou wel invloed kunnen hebben op het sport- en beweeggedrag.

Kennis

De extra invloed op de intentie van kennis wat betreft groente eten heeft wellicht te maken met het gebrek aan kennis bij de doelgroep. Veel kinderen wisten wel hoeveel fruit zij moeten eten (61%), maar niet hoeveel groente ze moeten eten (37%). Omdat de voedingsnorm wat betreft fruit eten al beter bekend is, heeft dat geen invloed op de intentie of het gedrag.

Concluderend kan gezegd worden dat de Theory of Planned Behavior relevant is gebleken voor dit onderzoek. Met behulp van deze theorie kon vastgesteld worden welke determinanten het gedrag van de kinderen uit dit onderzoek voorspellen. Deze uitkomsten kwamen in grote lijnen overeen met de veronderstelde verbanden van de TPB. Het belangrijkste verschil tussen de TPB en de uitkomst van dit onderzoek is de invloed van de ouders. Ouders spelen een belangrijke rol in het gezonde eet- en beweeggedrag van kinderen, met hun gedrag en door middel van de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole van de kinderen.