• No results found

Stagnerende groei

De Spaanse vruchtgroenteteelt in kassen heeft de afgelopen 15 jaar een grote vlucht genomen. Grote hoeveelheden tomaten, komkommers en paprika's worden in de late herfst, winter en voorjaar naar de West-Europese markten geëxporteerd. De laatste jaren stagneert de groei. Spanje loopt tegen grenzen op van verschillende aard: de exportprijzen staan onder druk door het ruimere productaanbod en zowel de grondprijzen als de loonkosten zijn sterk gestegen. Dit heeft invloed op de bedrijfsresultaten.

Intensiveren

Individuele tuinders kunnen deze situatie opvangen door te intensiveren ofwel de productie per m2 te verhogen. Dat kan bijvoorbeeld via seizoensverlenging. Door eerder te starten en langer door te telen stijgt de productie. Hierbij stuiten Spaanse tuinders op veel problemen: - de hete zomer maakt substantiële teeltvervroeging onmogelijk.;

- productieverhoging binnen de bestaande teelten is goed mogelijk bij de inzet van moderne technologie, zoals betere kastypen, klimaatregeling, verwarming, substraat en CO2-dosering. Dit geldt voor elk van de drie gewassen. Het gebruik van technologie leidt bovendien tot verlenging van de teeltperiode. De productie stijgt hierdoor vooral in het voorjaar, wanneer de prijzen een stuk lager zijn;

- naast de productie kan de kwaliteit sterk verbeteren. In het voorjaar echter stijgt de temperatuur snel en is de relatieve luchtvochtigheid laag. Bovendien schommelt het klimaat dan sterk. Dit bemoeilijkt het telen van een kwaliteitsproduct aanzienlijk.

Tegenvallende meeropbrengsten

Moderne technologie is voor Spaanse bedrijven relatief duur. Meeropbrengsten door productieverhoging en hogere prijzen voor een kwalitatief beter product moeten dit compenseren. Door de lagere prijs in het voorjaar vallen de meeropbrengsten tegen. Dit maakt het voor Spaanse telers moeilijk om te innoveren. In het verleden is de vervroeging van de tomatenteelt in Nederland gestimuleerd door zeer hoge marktprijzen in maart, april en mei. Kistjes tomaten van 6 kg brachten soms 40 gulden op. Het vergt veel vakmanschap van de Spaanse teler om op rendabele wijze te intensiveren. Uit onderzoek in Almería (Pérez et al., 2001) blijkt dat tuinders in de nabije toekomst mondjesmaat willen investeren in nieuwe kassen, verwarming en klimaatregeling. Voor substraatteelt en het bevochtigen van de kaslucht lijkt de interesse wat groter.

Gewasbescherming

Om op duurzaamheid met Nederland te kunnen concurreren, moet Spanje op het gebied van gewasbescherming nog veel werk verzetten. Ook hier stuit de teler op veel problemen: - Spanje heeft veel problemen met virusziekten die tot voortijdige beëindiging van de

teelt kunnen leiden. Resistente rassen laten nog meerdere jaren op zich wachten; - de geïntegreerde plaagbestrijding moet zich in alle gewassen verder ontwikkelen.

maken dit niet eenvoudig. Het gevaar van virusoverdracht versterkt het probleem. In Murcia overlappen de buitenteelt en de kasteelt van tomaat elkaar in de nazomer en vroege herfst. Insecten uit de buitenteelten zoeken het jonge gewas in de kas op, waardoor er bij de start van de teelt een zeer hoge infectiedruk heerst. Volgens de geïnterviewde deskundigen duurt het nog 10 tot 20 jaar voordat de geïntegreerde bestrijding in Spanje het huidige Nederlandse niveau bereikt.

Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen:

- in de winter- en voorjaarsteelten is de infectiedruk lager. De winterteelt van paprika is in Murcia inmiddels omvangrijk. Deze teelt kent een hoge en groeiende penetratie van geïntegreerde bestrijding. In Almería is de winterteelt van komkommer in opkomst. Ook in deze experimenteert men met geïntegreerde bestrijding;

- de belangrijkste plaag voor paprika is trips. De meest gebruikte predator Orius spp is gevoelig voor veel chemische middelen. Hierdoor gaat geïntegreerde bestrijding in paprika gepaard met een flinke reductie van het gebruik van chemische middelen; - in de koude winter kunnen verwarming en klimaatregeling het gebruik van

fungiciden sterk reduceren. De relatieve luchtvochtigheid blijft lager en de gewastemperatuur hoger, waardoor er minder condensatie op het gewas optreedt en schimmels minder kans krijgen. De productieverhoging door het betere klimaat leidt tot extra reductie van het middelengebruik per eenheid product. Zoals eerder beschreven zijn de meerkosten van verwarmen echter moeilijk terug te verdienen.

Duurzaamheid Nederland

Ook in de Nederlandse vruchtgroentesector vinden ontwikkelingen plaats in relatie tot duurzaamheid. Naast biologische bestrijding en de reductie van het middelenverbruik krijgt energiebesparing veel aandacht. Anderzijds wordt er in de winter meer belicht, om te kunnen profiteren van de hogen productprijzen in deze periode. Belichten kost extra energie. Dit is te beperken via warmte/kracht koppeling. De warmte die bij de elektriciteitsproductie in warmte/kracht-installaties vrijkomt, wordt dan gedeeltelijk aangewend voor het verwarmen van de kassen. Dit positieve effect wordt groter door vanuit de w/k-installaties ook elektriciteit of warmte aan derden te leveren. Daarnaast kan reductie van het energiegebruik worden gerealiseerd door energiebesparing in kassen, beter energiemanagement, het gebruik van warmte van derden, duurzame brandstoffen, groene stroom en een gesloten kas met eventueel energielevering.

Effect milieu-indicatoren energie

In tabel 5.1 wordt de invloed van de mogelijke ontwikkelingen rond de milieu-indicator energie gekwantificeerd. Het uitgangspunt is de huidige situatie in de tomatenteelt, beschreven in hoofdstuk 4. Vervolgens zijn vijf varianten doorgerekend:

1. verwarmde tomatenteelt in Spanje, in combinatie met een moderne boogkas bedekt met plastic, substraatteelt en CO2-dosering. In Murcia is door de lagere temperaturen wat meer brandstof nodig (20 m3 a.e./m2) dan in Almería (15 m3 a.e./m2). Ook het elektriciteitsverbruik ligt dan hoger;

2. realisatie van de energienormen in het Besluit Glastuinbouw in Nederland; 3. de combinatie van 1 en 2;

4. het gebruik warmte van derden of duurzame energie in de Nederlandse tomatenteelt. Warmte van derden moet 70% van de warmtebehoefte dekken, duurzame energie 50%. Deze situaties leveren dezelfde primaire brandstofbesparing op;

5. de combinatie van 1 en 4.

Momenteel is het primaire brandstofverbruik per kg tomaten in Nederland 13 keer groter dan in Spanje. In de eerste variant daalt het extra verbruik in Nederland tot 60% ten opzichte van Almería en 20% ten opzichte van Murcia. In de tweede variant (realisatie energienormen) verbruikt Nederland 11-12 keer zoveel primaire brandstof per kg. Bij de combinatie van deze varianten wordt in Nederland 10 tot 40% meer energie gebruikt. Tabel 5.1 Milieu-indicatoren toekomstige ontwikkelingen energie Spanje en Nederland

Variant Fysieke Primair brandstof

productie 

(kg/m2) teelt a) transport totaal index

(m3 a.e./m2) (m3 a.e./kg) (m3 a.e./kg) (laagste =1)

Tomaat; huidige situatie

- Almería 9 0,3 0,0592 0,090 1

- Murcia 8 0,3 0,0538 0,089 1

- Nederland 50 57,1 0,0110 1,153 13/13

1. Tomaat; verwarmen in Spanje

- Almería 24 15,7 0,0592 0,713 1

- Murcia 24 20,8 0,0538 0,922 1

- Nederland 50 57,1 0,0110 1,153 1,6/1,2

2. Tomaat; normen Besluit Glastuinbouw Nederland

- Almería 9 0,3 0,0592 0,090 1

- Murcia 8 0,3 0,0538 0,089 1

- Nederland 50 51,1 0,0110 1,033 11,4/11,6

3. Tomaat; verwarmen Spanje plus normen Besluit Glastuinbouw Nederland

- Almería 24 15,7 0,0592 0,713 1

- Murcia 24 20,8 0,0538 0,992 1

- Nederland 50 51,1 0,0110 1,033 1,4/1,1

4. Tomaat; warmte van derden of duurzame energie in Nederland

- Almería 9 0,3 0,0592 0,090 1

- Murcia 8 0,3 0,0538 0,089 1

- Nederland 50 29,6 0,0110 0,603 7/7

5. Tomaat; verwarmen in Spanje plus warmte van derden of duurzame energie in Nederland

- Almería 24 15,7 0,0592 0,713 1,2

- Murcia 24 20,8 0,0538 0,922 1,6

- Nederland 50 29,6 0,0110 0,603 1

Wordt in Nederland 70% van de warmtevraag gedekt door warmte van derden of 50% door duurzame warmte (variant vier), dan neemt het gebruik van primaire brandstof wel sterk af, maar is het nog altijd 7 keer hoger dan in Spanje. Indien zowel de voorgaande ontwikkeling in Nederland plaatsvindt als verwarming in Spanje (variant vijf), wordt het primaire brandstofverbruik per kg product in Spanje groter dan in Nederland. In dit voorbeeld wordt dan in Almería 20% en in Murcia 60% meer energie gebruikt.

Aan al deze getallen liggen grove schattingen ten grondslag, zodat de resultaten niet te absoluut mogen worden geïnterpreteerd. De exercitie geeft wel aan dat door toekomstige ontwikkelingen de energie-indicatoren sterk kunnen wijzigen en dat energiebesparing in Nederland van groot belang is voor een duurzame teelt.

Boogkassen in Murcia

Effect milieu-indicatoren gewasbescherming

In tabel 5.2 wordt geschetst hoe de ontwikkelingen rond biologische bestrijding de milieu- indicator gewasbescherming in de paprikateelt in Murcia kunnen beïnvloeden. Het uitgangspunt is de huidige situatie in de paprikateelt, beschreven in hoofdstuk 4. Er zijn drie varianten doorgerekend op basis van een reductie van het insecticidengebruik van respectievelijk 25, 50 en 75%.

Tabel 5.2 Milieu-indicatoren toekomstige ontwikkelingen gewasbescherming Spanje en Nederland a) Variant Fysieke Gewasbescherming (insecticiden, acariciden en fungiciden)

productie 

(kg/m2) (kg wzs/ha) index (gr wzs/ton index

(laagste =1) product) (laagste =1) Paprika, huidige situatie

- Almería 6 10,6 3,7 177 16

- Nederland 26 2,9 1 11 1

Paprika, biologische bestrijding

- Murcia (-25%) 8 8,7 3,0 109 10

- Murcia (-50%) 8 6,8 2.3 85 8

- Murcia (-75%) 8 4,8 1,7 60 5

- Nederland 26 2,9 1 11 1

a) wzs = werkzame stof.

In de huidige situatie wordt in Almería 16 keer zo veel werkzame stof verbruikt per kg paprika dan in Nederland. In Murcia is fysieke productie wat hoger. In de variant met 25% minder insecticidengebruik wordt in Murcia 10 keer zo veel werkzame stof per kg paprika gebruikt dan in Nederland. Bij 50% reductie is dit 8 en bij 75% reductie 5 keer zo veel. Hieruit blijkt dat door de geïntegreerde bestrijding de hoeveelheid werkzame stof per kg paprika daalt in de richting van het lagere Nederlandse niveau. Als door verwarming ook het fungicidenverbruik vermindert en de productie stijgt, wordt het verschil nog kleiner.