• No results found

Toekomstige monitoring E-PRTR-stoffen

E- prtr monitorinG in dE toEkomst

8.2 Toekomstige monitoring E-PRTR-stoffen

Voor het interpreteren van de resultaten wordt de indeling aangehouden van paragraaf 7.1.

Voor de cijfermatige resultaten wordt verwezen naar bijlagen 4 en 5.

In de volgende tabel zijn de emissiefactoren (stofvracht in gewichtseenheid per IE136) weerge­

geven. In de één na laatste kolom is aangegeven bij welke rwzi­belasting de gegeven E­PRTR­

drempelwaarde wordt overschreden.

emissiegegevens ontbreken en vervalt deze lijst.

De aangepaste toets is uitgebreid, in overeenstemming met het voorgaande, met een vrachtberekening voor een fictieve rwzi met een belasting van 10.000.000 IE136.

Wanneer de emissie groter is dan de drempel, is niet uit te sluiten dat in de praktijk de drempel werkelijk wordt overschreden. Voor die gevallen dient eenmaal per 4 jaar gemonitord te worden.

Figuur 1 Beslisschema stoffen

8.2 Toekomstige monitoring E-PRTR-stoffen

Voor het interpreteren van de resultaten wordt de indeling aangehouden van paragraaf 7.1. Voor de cijfermatige resultaten wordt verwezen naar bijlagen 4 en 5.

In de volgende tabel zijn de emissiefactoren (stofvracht in gewichtseenheid per IE136) weergegeven. In de één na laatste kolom is aangegeven bij welke rwzi-belasting de gegeven E-PRTR-drempelwaarde wordt overschreden.

De belasting van de grootste rwzi’s in Nederland is circa 1.000.000 IE136. Door de grootte bepaling (gegeven in de één na laatste kolom) te vergelijken met de grootste Nederlandse rwzi’s kan afgeleid

jaarvracht berekenen

Uitvoering monitoringsprogramma op monitor rwzi’s. De gevonden concentraties [C] worden representatief geacht voor andere E-PRTR-plichtige rwzi’s.

[C] < RG

vracht > drempel

Lijst 3: Lijst van E-PRTR-stoffen. De lijst kan bijgesteld worden na elk monitoringsonderzoek. voor een fictieve rwzi van 10.000.000 IE136

n=¼ per j IE) en de specifieke emissiewaarde (mg/IE.j) Lijst 1

Lijst van stoffen die niet meer gemeten hoeft te worden.

Lijst 2

Lijst van stoffen die regelmatig gemeten

TABel 5 eMiSSiefAcTOren AlSMede grOOTTe BepAling rWzi’S vOOr OverSchrijding vAn de e-prTr-dreMpel

28 57-74-9 chloordaan 1 0 oneindig geen verplichting

29 143-50-0 chloordecon 1 0,0007 1.480 miljoen geen verplichting

37 330-54-1 diuron 1 0,003 300 miljoen geen verplichting, kan wel

in dezelfde analysegang als isoproturon meegenomen worden

40 aoX 1000 3,3 g/iE 300.000 eenmaal per 4 jaar

44 608-73-1 1,2,3,4,5,6-hexachloorcyclohexaan (hCh ) [som α,β,g- hCh]

1 0,34 3.000.000 eenmaal per 4 jaar

45 58-89-9 lindaan (y−hCh) 1 0,25 4.000.000 eenmaal per 4 jaar

46 2385-85-5 mirex 1 0 oneindig geen verplichting

47 pCdd + pCdF (dioxinen + furanen)

(in tEQ)

100 mg/j 1,3 ng/iE 76 miljoen geen verplichting

51 122-34-9 simazine 1 0,45 2,2 miljoen eenmaal per 4 jaar

59 8001-35-2 toxafeen (totaal) 1 0 oneindig geen verplichting

63 32534-81-9 gebromeerde difenylethers (pBdE) 1 0,25 3,9 miljoen eenmaal per 4 jaar

67 34123-59-6 isoproturon 1 1,76 570.000 eenmaal per 4 jaar

70 117-81-7 di(2-ethylhexyl)ftalaat 1 9,2 110.000 eenmaal per 4 jaar

82 cyaniden (als totaal Cn) 50 248 202.000 eenmaal per 4 jaar

83 fluoriden (als totaal F) 2000 10,2 g/iE 196.000 eenmaal per 4 jaar

90 36355-01-8 hexabroom-bifenyl (som BB153, BB169+209)

0,1 0,005 20 miljoen geen verplichting

TOelichTing Op BASiS vAn de Specifieke vrAchTen:

A. 0 Mg/ie.j: 3 pArAMeTerS BeSTAAnde uiT chlOOrdAAn (282), MireX (46) en TOXAfeen (59) Deze stoffen zijn in geen van de monster aangetroffen in concentraties boven de rapportage­

grens. Uit dit oogpunt is het analyseren van effluenten op deze stoffen weinig zinvol en wor­

den ze toegevoegd aan de ‘lijst 1’­stoffen. Dit betekent dat zij in de toekomst vanuit E­PRTR­

oogpunt niet meer gemeten hoeven te worden.

B. 1,3 ng/ie per jAAr: 1 pArAMeTer: diOXineS uiTgedrukT in TeQ/l (47);

Dioxine is in 14% van de effluentmonsters aangetroffen. Er is wel een verschil tussen de

‘industriële’ en ‘niet industriële’ rwzi’s. Alleen de rwzi’s Amersfoort en Bath zijn verantwoor­

delijk voor de gevonden concentraties, waarbij één monster van de rwzi Bath een opmerkelijk hoge concentratie bevatte ten opzichte van de andere effluenten.

2 De tussen haakjes genoemde cijfers betreffen de E­PRTR volgnummers.

De gehaltes zijn echter dermate laag dat pas bij een fictieve rwzi met een belasting van meer dan 76 miljoen IE136 de E­PRTR­drempel wordt overschreden. De kans dat deze drempel in de praktijk wordt overschreden wordt als zeer gering ingeschat. Daarom wordt verdere analyse van dioxine niet zinvol geacht. Derhalve mag dioxine gerekend worden tot de ‘lijst 1’­stoffen en hoeft niet meer gemeten te worden.

c. 0,0007 – 0,003 Mg/ie per jAAr: 3 pArAMeTer: chlOOrdecOn (29), diurOn (37), heXABrOOMBifenylen (90)

Van deze drie stoffen wordt alleen diuron in nagenoeg alle effluentmonsters (92%) aangetrof­

fen in waarden boven de rapportagegrens. De andere twee parameters in ca 10% van de mon­

sters.

Echter de gevonden concentraties zijn dermate laag dat alleen bij zeer hoge IE­belastingen de E­PRTR drempel wordt overschreden. Het gaat daarbij om IE­belastingen van respectieve­

lijk 1.480 miljoen, 300 miljoen en 20 miljoen IE136, gebaseerd op waarnemingen van alle zes monitor­rwzi’s. Dit betekent voorts dat de berekende emissie van een 10 miljoen IE136­rwzi (veel) kleiner is dan de E­PRTR­drempelwaarde. Het is daarom niet zinvol om deze stoffen in een E­PRTR­monitoringsprogramma mee te nemen en worden deze stoffen ingedeeld in de ‘lijst 1’­stoffen.

Omdat diuron met dezelfde analysemethode wordt geanalyseerd als isoproturon wordt ge adviseerd deze wel mee te nemen in het toekomstige monitoringsonderzoek.

d. 0,25 – 0,45 Mg/ie per jAAr: 4 pArAMeTerS: hch (44), lindAAn (45), SiMAzine (51) en pBde (63)

HCH, lindaan en PBDE’s zijn in minimaal 80% van de effluentmonsters aangetroffen boven de rapportagegrens. Simazine in slechts 17% van de monsters. Simazine is niet aangetroffen in de influent en slibmonsters. HCH wel, echter in lage concentraties. PBDE’s zijn aangetroffen in zowel influent als slib in meetbare concentraties.

De IE­belasting waarbij de E­PRTR drempelwaarde wordt overschreden ligt respectievelijk op:

3.000.000, 4.000.000, 2.200.000 en 3.900.000 IE136. Het is dus in principe mogelijk dat een fic­

tieve rwzi van 10.000.000 IE136 de drempel overschrijdt. Daarom wordt een monitoringsfre­

quentie aangehouden van eenmaal per 4 jaar.

e. 1,76 – 9,2 Mg/ie per jAAr: 2 pArAMeTerS: iSOprOTurOn (67) en di(2-eThylheXyl)fTAlAAT (70)

Isoproturon is in 44% van de effluentmonsters aangetroffen in concentraties boven de RG.

Isoproturon is niet aangetroffen in de influent­ en slibmonsters. Zuiveringen die belast wor­

den met meer dan 570.000 IE’s kunnen mogelijk de E­PRTR­drempel voor isoproturon over­

schrijden.

f. 0,25 – 10,2 g/ie per jAAr: 3 pArAMeTerS: cyAnide (85), AOX (40) en fluOride (83) De gemiddelde emissie van cyanide is 0,25 g/IE.j, AOX 3,3 g/IE.j en fluoride 10,2 g/IE.j. Deze parameters zijn geanalyseerd in influent, effluent en niet in slib. AOX en fluoride komen in 100% van de monsters boven de RG voor, cyanide in 42% van de monsters. Van de effluent­

monsters bevatten overwegend alleen die van de rwzi’s Bath en Eindhoven cyanide. Fluoride wordt met name gevonden in het effluent van de rwzi’s Bath en Kralingseveer.

Uit de vrachtberekeningen blijkt dat rwzi’s die respectievelijk belast worden met meer dan 200.000 IE136, 300.000 IE136 en 196.000 IE136 voor cyanide, AOX en fluoride de E­PRTR­drempel overschrijden.

Gezien de representativiteit van de meetgegevens wordt bepaald dat een frequentie van een­

maal per 4 jaar voldoende is.

SAMenvATTing TOekOMSTige MOniTOring

Op basis van de resultaten en het schema wordt de intensiteit van de monitoring als volgt:

1. chloordaan, chloordecon, mirex, dioxines, toxafeen en hexabroombifenylen (BB) worden ingedeeld in de ‘lijst 1’­stoffen en hoeven dus niet meer gemonitord te worden;

2. AOX, de verschillende HCH’s (waaronder lindaan), simazine, gebromeerde difenylethers (PBDE), isoproturon, diuron, di­(2ethylhexyl)ftalaat, cyanide en fluoride dienen eenmaal per 4 jaar gemonitord te worden op een zestal representatieve rwzi’s

Volledigheidshalve zij vermeld dat de 12 stoffen, die nu op reguliere basis door iedere rwzi worden gemonitord, ook de komende jaren moeten worden gemonitord.

BijlAgen