• No results found

Toegankelijk hoger onderwijs en onderzoek

In document KIEZEN VOOR WAT ÉCHT TELT (pagina 69-73)

Universiteiten en hogescholen in Nederland verzorgen onderwijs en onderzoek van hoge kwaliteit. Maar het stelsel is overspannen. Studenten en docenten ervaren toenemende studie- en werkdruk. Er moet meer rust komen in het systeem. Met de verschuiving van variabele bekostiging op basis van aantallen studenten naar een meer vaste bekostiging is een eerste stap gezet naar meer rust en een solide basis. Er moet een gezondere balans komen tussen competitie en samenwerking. Met het initiatief van de ChristenUnie voor Coalitie-Y willen we ongezonde prestatiedruk en schulden weghalen bij jongeren. Geen leenstelsel, maar rust en ruimte om talenten van jongeren tot bloei te laten komen.

 

• Extra middelen voor wetenschap en onderzoek. Investeringen in wetenschap en onderzoek houden ons land leefbaar, welvarend en concurrerend. De ChristenUnie wil de matchingsdruk en de lage honoreringspercentages in de tweede geldstroom verzachten, de onderzoekscomponent in de eerste geldstroom versterken en een impuls geven aan multidisciplinair, wereldwijd toonaangevend onderzoek dat

grote maatschappelijke impact beoogt. Voor multidisciplinair onderzoek zijn sterke disciplines belangrijk en alle disciplines nodig. Ook sociale en geesteswetenschappen zijn daarbij van groot belang. 

• Bekostiging koppelen aan onderzoek. De ChristenUnie wil minder massastudies en massacolleges.

We willen de financiering aantrekkelijker maken voor universitair onderwijs dat sterk is verweven met onderzoek. Onderwijs is geen bijzaak, maar een kerntaak. We willen meer rust en voorspelbaarheid in de bekostiging: studentenaantallen worden minder belangrijk, de vaste voet groter, de variabele voet kleiner en we onderzoeken de mogelijkheid van een eigen werkkapitaal voor jonge onderzoekers en hoogleraren.

Praktijkgericht onderzoek aan hbo’s krijgt de ruimte om zich verder te profileren en zijn meerwaarde voor het beroepenveld te bewijzen.

• Minder nadruk op ‘rendement’. Het onderwijs is geen bedrijf, het onderwijs moet kansen bieden voor ontplooiing en brede vorming. De geesteswetenschappen en kleine talen worden beschermd, zeker als het de laatste opleiding betreft.

• Minder uitval. We willen een warme overgang tussen het voortgezet en hoger onderwijs door een studiekeuzecheck en startgesprekken met decaan of studiebegeleider. Daarbij is meer aandacht nodig voor het welzijn van studenten. Op alle instellingen moet laagdrempelige psychologische hulpverlening beschikbaar zijn. Het profileringsfonds moet beter worden ingezet voor ondersteuning van studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging oplopen. Daarnaast stimuleren we onderwijsinstellingen om deze studenten, die hun studie bijvoorbeeld moeten combineren met een zwangerschap, mantelzorg, handicap, beperking of chronische ziekte, meer maatwerk te bieden bij zaken als aanwezigheidsplicht en deadlines.

• Sturen op aantal (internationale) studenten. Universiteiten moeten voldoende ruimte en passende instrumenten hebben om te sturen op het aantal (internationale) studenten.

• Rem op stijging collegegeld. Collegegeld voor de tweede studie krijgt weer een wettelijk maximum.

• Betere verdeling middelen voor wetenschap en onderzoek. Een deel van de energie die nu gaat naar het aanvragen en beoordelen van onderzoek dient terug te gaan naar het onderzoek zelf. De matchingsdruk moet omlaag. Er wordt voldoende ruimte gegeven aan de financiering voor vrij en ongebonden onderzoek in alle wetenschappelijke disciplines. 

• Aandacht voor kleine bèta- en techniekopleidingen. Door de versterking van de onderzoekinfrastructuur in het hoger onderwijs en de uitbreiding van de capaciteit van exacte en technische studies komt er meer aandacht voor met name kleinere bètastudies. Om te voorkomen dat wetenschappen tegen elkaar uitgespeeld worden zorgen we dat dit niet ten koste gaat van de financiering van kwetsbare medische, sociale en geesteswetenschappen.

• Techniekhavo. Naast de bestaande havo-opleiding komt er een volwaardig bekostigde techniekopleiding op havoniveau. Deze opleiding geeft een startkwalificatie voor het hbo. De overheid werkt samen met het (technische) bedrijfsleven om dit type opleiding verspreid over het land te realiseren.

2.6 Cultuur en erfgoed

Kunst, cultuur en creativiteit verrijken het leven en de samenleving. Kunst kan confronteren, stilzetten, wakker schudden en verbinden, kunst kan leiden tot verwondering. Onze cultuur kent een rijke geschiedenis, die duidelijk verbonden is met onze identiteit. Kunst en cultuur zijn eerst en vooral van en voor de samenleving. De overheid vervult een belangrijke rol als subsidieverstrekker, opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat

71 C H R I ST E N U N I E V E R K I E Z I N G S P R O G R A M M A 2 0 2 1 - 2 0 2 5 K I E Z E N V O O R WAT E C H T T E LT

ons land. Daarbij gaat het niet alleen om de vaderlandse geschiedenis, maar ook om de regionale en lokale geschiedenis. Ook het kerkelijk erfgoed is daarbij van belang. Monumentale kerkgebouwen zijn immers beeldbepalend in steden en dorpen. Voor veel Nederlanders dragen kerken herinneringen aan belangrijke momenten in het leven. Kerken bieden een plek voor bezinning. Door een tekort aan geld is er steeds weer kans op achterstallig onderhoud. Ook is er sprake van toenemende leegstand. Niet alle kerken kunnen behouden worden, maar er liggen wel kansen in een waardige alternatieve bestemming. Kunst is ook voor en van iedereen. Het is belangrijk dat er toegankelijk aanbod van kunst en cultuur is, met name voor jongeren.

Door amateurkunsten te beoefenen, ontdekken en ontwikkelen zij hun creatieve talenten. Cultuureducatie is een belangrijk onderdeel van hun vorming en verdient een plek in het onderwijs. De coronacrisis heeft de kwetsbaarheden van de culturele sector scherp naar voren gebracht. Het ambitieniveau van de sector is hoog.

Tegelijkertijd zien we dat veel zzp‘ers tegen zeer lage tarieven werken, dat talentontwikkeling onder druk staat en dat een verschraling van het culturele aanbod dreigt.

• Kerkelijk erfgoed beschermen. De overheid stelt blijvend fondsen beschikbaar om noodzakelijke onderhoud aan Rijksmonumenten te plegen en herbestemming mogelijk te maken, met bijzondere aandacht voor het kerkelijk erfgoed. Het instrument van de kerkenvisies wordt verder uitgebouwd: elke gemeente een kerkenvisie.

• Monumenten blijven aanwijzen. De jongste geschiedenis krijgt eveneens een plek in het erfgoedbeleid, bijvoorbeeld door het aanwijzen van naoorlogse monumenten.

• De warenmarkt als erfgoed. De bekende warenmarkten zijn niet meer weg te denken uit het Nederlands straatbeeld. Juist in coronatijd zijn de boodschappen op de markt en het bijbehorend contact van grote waarde. De crisis heeft zo blootgelegd hoe onmisbaar deze warenmarkten zijn. Daarom worden zij toegevoegd aan ons immaterieel cultureel erfgoed.

• Digitaliseren van erfgoed. Digitalisering kan helpen om het erfgoed voor iedereen toegankelijk te maken en te bewaren voor toekomstige generaties. 

• Alle kinderen krijgen cultuureducatie. Scholen bepalen zelf hoe zij hier invulling aan geven.

• Ieder kind toegang tot cultuur. Kinderen krijgen mogelijkheden om zich ook buiten schooltijd verder te ontwikkelen op het creatieve pad. Kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status krijgen hierbij extra aandacht.

• Bibliotheek gratis tot 18 jaar. Jongeren zijn tot hun 18e jaar gratis lid van de bibliotheek. Bij de geboorteaangifte, krijgen ouders het gratis lidmaatschap voor hun kind aangeboden.

• Fair Practice Code. De uitgangspunten van de Fair Practice Code dienen als leidraad voor een gezonde arbeidsmarkt in de culturele sector, zodat iedereen onder eerlijke omstandigheden en tegen een redelijke vergoeding zijn werk kan doen.

• Talentontwikkeling als basis voor cultureel klimaat. Broedplekken als culturele podia, kunstvakonderwijs en postacademische instellingen krijgen een centrale plek in het cultuurbeleid.

• Leven van de kunst. Getalenteerde kunstenaars verdienen de kans om een beroepspraktijk op te bouwen. De overheid ondersteunt dit met financieringsvormen als garantieregelingen of revolverende fondsen.

• Regionale spreiding cultuur. Bij de verdeling van overheidssubsidies voor culturele instellingen willen we een eerlijker verdeling over het land, zodat mensen in én buiten de Randstad kunnen genieten van de rijkdom van het culturele leven.

Hoofdstuk 3 Een economie waarin mensen kunnen bloeien

W

e willen een economie die werkt voor mensen in plaats van andersom. Een economie waarin mensen een goed leven kunnen leiden, met aandacht voor gezin en relaties. Een economie waarin werkgevers een duurzame band met werknemers aangaan, en waarin creatieve ondernemers, familiebedrijven en middenstanders een goede boterham verdienen met nuttige goederen en waardevolle diensten. We willen een economisch beleid dat streeft naar bloei, niet naar maximale groei. Dat betekent dat het roer om moet.

Het economisch receptenboek van beleidsmakers is uitgewerkt. Het bevat al enkele decennia dezelfde ingrediënten: loonmatiging, begrotingsdiscipline, lastenverlichting voor private sectoren, stimulering van arbeidsaanbod, flexibilisering van de arbeidsmarkt, privatisering van publieke dienstverlening en vrij verkeer voor goederen, diensten, investeringen én arbeidskrachten. Het idee dat de vrije markt automatisch tot goede uitkomsten voor ons allemaal zal leiden en daarom zo min mogelijk moet worden gehinderd door regelgeving, is echter achterhaald. Maximale winst mag niet de heilige graal van de economie zijn, een gunstig belastingklimaat met dividend-cadeautjes mag niet de trigger zijn om bedrijven vast te houden, efficiencyoverwegingen en bezuinigen mogen niet de manier zijn om met publieke sectoren als zorg, en onderwijs om te gaan. Want juist die sectoren vormen het hart van onze samenleving.

Ons economisch receptenboek heeft tot onrechtvaardige en onwenselijke uitkomsten geleid. Een steeds kleiner deel van de welvaart komt terecht op de loonstrookjes van werkende mensen, een steeds groter deel van de winst gaat naar topbestuurders en beleggers. Je ziet dit terug in de cijfers: het deel van het nationaal inkomen dat naar de factor arbeid gaat, is gedaald tot minder dan 75%. De groep ‘werkende armen’ in ons land groeit. Volgens het SCP gaat het om 220.000 mensen. De reden is dat lonen niet zijn meegestegen met de toenemende kosten van wonen en levensonderhoud. Steeds meer mensen hebben een flexbaan, omdat in de logica van veel investeerders vast personeel een risico en kostenpost is. De overheid heeft dat denken in de hand gewerkt door vast personeel te duur te maken en flexibel werk te goedkoop. Van de weeromstuit besteden investeerders bedrijfsonderdelen met veel ‘menselijke hulpbronnen’, zoals distributiecentra, schoonmakers en bezorgdiensten, liever uit aan toeleveranciers en uitzendbureaus, die op hun beurt – met dank aan het arbeidsrecht, de fiscaliteit en open grenzen – opmerkelijk veel arbeidsmigranten te werk stellen. De relaties tussen werkgevers en werknemers worden steeds vluchtiger, waardoor er te weinig wordt geïnvesteerd in scholing en ontwikkeling en het toekomstperspectief voor werknemers afneemt. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het lot van laagbetaalde arbeiders ver weg in de productieketens in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Onze economie en arbeidsmarkt moeten echt anders. Het feit dat de winsten van bedrijven te weinig terecht komen bij werknemers, maar via dividenduitkeringen wegvloeien naar aandeelhouders, heeft nog meer negatieve effecten. Aan de ene kant wordt er steeds minder geherinvesteerd in bedrijven, wat nodig is om de productiviteit en werkgelegenheid op lange termijn te versterken. Aan de andere kant roomt de fiscus steeds minder winst af, die juist kan worden gebruikt om te herinvesteren in publieke voorzieningen, zoals infrastructuur en onderwijs, waar ook bedrijven zwaar op leunen.

Onze conclusie is dat het vrijemarktkapitalisme voor een deel is losgeslagen van zijn ankers. De markt

73 C H R I ST E N U N I E V E R K I E Z I N G S P R O G R A M M A 2 0 2 1 - 2 0 2 5 K I E Z E N V O O R WAT E C H T T E LT

werkgelegenheid, maar het is te veel en te vaak ontaard in sprinkhaankapitalisme. De overheid is deze ontwikkeling misschien niet begonnen, maar heeft dit met wetgeving en beleid rond belastingen, arbeid, financiële markten, bankwezen en faillissementen wel mogelijk gemaakt. We zijn te veel de weg gegaan van het Angelsaksische kapitalisme. Het is tijd voor de herwaardering van het Rijnlandse model, waarin samenwerking centraal staat, álle belangen tellen – niet alleen die van de kapitaalverschaffers – en er oog is voor de lange termijn. Waarden die we terugzien bij de vele duizenden familiebedrijven en mkb-bedrijven in ons land, en ja, ook bij een aantal grote bedrijven. Het is tijd voor economisch beleid dat kiest voor en investeert in wat echt telt voor mensen.

3.1 Robuuste overheidsfinanciën, rechtvaardige belastingen

Aan het begin van 2020 was de werkloosheid lager dan ooit en stonden de overheidsfinanciën er rooskleurig voor. Het kabinet leek op weg om het eerste kabinet te worden met louter begrotingsoverschotten.

Tegelijkertijd steeg de koopkracht door lastenverlichting en aantrekkende lonen eindelijk wat forser dan in de jaren daarvoor. Ook was er ruimte om geld uit te trekken voor de aanpak van de klimaatverandering, de stikstofproblematiek en een pensioenakkoord, nadat we daar met z’n allen een decennium tegen hadden aangehikt. Maar met de uitbraak van het coronavirus veranderde alles. En toch ook weer niet. De Nederlandse overheidsfinanciën bleken robuust genoeg om de eerste grote klappen op te vangen. Dankzij beleid in de geest van de wijze onderkoning Jozef in de jaren daarvoor, konden na jaren van verzamelen de deuren van de graanschuren van het Ministerie van Financiën worden geopend. Toch is de financiële graanvoorraad niet zo eindeloos groot, dat we ongebreideld kunnen doorgaan met het stutten van de economie, zoals in 2020.

De steunpakketten komen op enig moment ten einde, met als mogelijk gevolg dat in sommige sectoren meer faillissementen ontstaan dan tijdens de corona-uitbraak. Bezuinigen ligt echter op korte termijn niet voor de hand. Deze tijd vraagt om fundamentele keuzes en investeringen. We willen de huidige situatie benutten om grote stappen vooruit te zetten. Weg van het Angelsaksische kapitalisme van steeds meer privatiseren, steeds lagere belastingen op kapitaal en steeds meer bezuinigingen op publieke sectoren. We willen terug naar het Rijnlandse model met meer aandacht voor en investeringen in wat echt telt. We kiezen voor een sterke publieke sector, een duurzame economie en een rechtvaardig belastingstelsel.

In document KIEZEN VOOR WAT ÉCHT TELT (pagina 69-73)