• No results found

tingen voor lijkenverbranding zijn, waar de moeders door hare kinderen aan het vuur worden overgegeven; (aan eene verbranding van levende moeders denkt gij toch

niet) - doch bij nadere beschouwing is dit zeer natuurlijk. Door ‘moeder’ (moêr)

wordt den grond bedoeld, dien men bewoont; eene moeder, die hare kinderen draagt

en voedt, en die, op vele plaatsen in Nederland, tegelijkertijd brandstof oplevert. De

steenkolen, die men in Holland gebruikt, worden uit Duitschland, België en Engeland

aangevoerd. Brandhout heeft men uit daartoe opzettelijk aangelegde bosschen, van

eiken-, beuken- en andere boomen. Behalve hout en steenkolen wordt er veel ‘

TURF

gebruikt. Deze turf of brandbare grond, vindt men op vele plaatsen in Nederland, en

levert eene rijke bron van bestaan op. De turf- of veengronden onderscheidt men in:

‘hooge veenen,’ die vooral in Groningen en Drenthe gevonden worden en eigenlijk

verstorven gronden zijn, en: ‘lage veenen,’ in Holland, Friesland en Overijssel, de

voortbrengselen van in het water verstorven planten. Deze planten vormen, op den

bodem van het water, eene steeds dikker wordende laag, waarin weer planten, sterker

dan de eerste, groeijen, totdat er eene laag gevormd wordt, die lichter is dan het water

en boven drijft. Nu ontwikkelen zich planten en wortels onder en boven het water,

en in ongeveer vijftig jaar is het ‘veen’ gevormd. Stukken ‘drijvend veen’ worden

tijdelijk gebruikt als weideveld voor het vee, en er zijn streken in Holland, waar men

dit veen aan stukken snijdt, het naar de eene of andere plas water brengt, de stukken

daar weer zamenvoegt, met wat mest en modder bedekt en zoo, van water, land

maakt. Zóó stcrk groeit het veen somtijds, dat er, in de omstreken van G

IETHOORN

,

natuurlijke wei- en hooilanden zijn, waar niet vele jaren geleden water was. Deze

veenlanden nu, leveren een zeer goede brandstof op, die ‘turf’ (pcat) genaamd wordt.

Op vele plaatsen in Holland en Friesland (laag veen) wordt de turf gebaggerd; in de

hooge veenen wordt die gestoken. De bovenste laag is meestal niet bruikbaar ter

verbranding; daarna volgt in de lage veenen eene laag grond, zoo zacht als modder,

die gebaggerd, dat is uitgeschept, wordt, en op het veld geworpen om te droogen. Is

zij

behoorlijk droog dan wordt zij in kleine, vierkante stukjes geploegd en opgestapeld

om verder te droogen, en vervolgons verscheept naar alle oorden des lands. Als de

turf tot op zekere diepte uitgebaggerd is loopt de lage grond vol water, dat door

kanalen en watermolens in toom gehouden moet worden, opdat het geene

overstrooming te weeg brengt. Dit water wordt later, dikwijls met groote kosten,

‘uitgemalen’ (uitgepompt) en met de laag grond, die op de turf lag, verkrijgt men

heerlijk weiland en bouwland, gewoonlijk ‘polders’ genoemd. In Drenthe en op

sommige andere plaatsen waar de grond vaster is, kan men de turf ‘uitsteken’ zonder

baggeren. Om een weiveld in turf te veranderen moet men de toestemming van het

Gouvernement hebben; evenzoo om de uitgeweekte plaatsen weer bruikbaar te maken

door ze droog te pompen. Over het algemeen zult gij mij toestemmen, dat geen volk

ter wereld zóóveel uit een klein land weet te halen als de Hollanders. Holland is in

waarheid een K

UNST

land

(†)

In Overijssel en Drenthe was voor mij nog al veel werk. Ik bezocht onder anderen

Assen, de hoofdstad der provincie Drenthe, en Blokzijl, aan de Zuiderzee gelegen.

Mijne reis naar laatstgenoemde plaats zal ik niet gemakkelijk vergeten. Ik ging per

spoor van Meppel naar Steenwijk, waar mijn vriend van Hoogenhuizen predikant

en ijverig arbeider in 's Heeren wijngaard is. Te Steenwijk vond ik een soort van

overdekte schuit, die mij, langs het Steenwijkerdiep, naar Blokzijl zou brengen. Een

oud, melankoliek paard werd met een lijn aan de schuit bevestigd en trok die, langs

den kant loopende, voort, zoo lang er grond was om op te loopen. Dit duurde echter

niet lang, en nu werd ons vaartuig door de schippers voortgestuwd met lange stokken,

die zij in den moerassigen grond stootten. Hoe snel wij voortgingen kunt gij denken.

Daarbij was het koud; de omliggende landstreek was plat, nat, glad, kaal en schraal.

Ik had honger doch er was niets te eten dan een stukje roggebrood, dat de schipper,

vriendelijk genoeg, met mij deelde, en zoo

(†) Die hiervan iets meer wil weten, leze het, ook in vele andere opzichten, zeer belangrijke werk van Esquiros: ‘Het leven in Nederland.’

kwamen wij, na eene uren lange reis, te Blokzijl, een zeestadje, allergunstigst gelegen

voor menschen, die gaarne voortdurend verkouden willen zijn. Kerkelijk was het

hier zoo koud als in de natuur; geestelijk misschien een weinig beter, dank ook, in

den middelijken weg, aan onze evangelisatie. Ik preekte hier des avonds, voor een

vrij groot gehoor, met veel genoegen. Onze evangelist, Nauta, arbeidt hier niet zonder

zegen, doch wat is één onder zoo velen?

‘Wanneer ik u iets van de school ga mededeelen?’ Mijn Vriend, ik stel het zoo lang

uit als mogelijk is. Het onderwerp is zoo gewichtig als moeijelijk, en vooral daar de

School-quaestie ook onder ons la question brûlante wordt - weet ik bijna niet... of

ik...?

‘Zekerlijk,’ zegt gij ‘ik wil iets van de school hooren.’

Het zij zoo. Ik zal

TRACHTEN

, met zoo korte woorden mogelijk, u een overzicht

van den staat van zaken te geven.

De school is de twistappel in Holland, gelijk die meer en meer overal de twistappel

wordt. Het beginsel van ‘neutrale school,’ m.a.m.

GODSDIENSTLOOZE

school wordt

in Holland bijna consequent uitgevoerd. De Staat als zoodanig, kent geen godsdienst;

de S

TAATSSCHOOL

, evenmin. Op geene, door den Staat ondersteunde school, mag,

gedurende de schooluren, van den Bijbel of den Heiland gewag gemaakt worden, en

de onderwijzers hebben bijzonder te zorgen dat zij den scholieren geen aanstoot

geven, of kwetsen in hunne godsdienstige of godsdienstlooze gevoelens.

Nominaal: strikte neutraliteit; in de praktijk: tyrannie over het geweten. Geen

onderwijzer mag den naam van Jesus noemen, als dien des Verlossers, of hij geeft

Joden en Modernen aanstoot, noch de beeldendienst der Roomschen veroordeelen

ter wille der Roomschen. Zwijgt hij geheel van den Heiland, dan geeft hij de

Orthodoxen wel aanstoot, doch dat is minder. Het onderwijs zelve is zoo goed als

het wezen kan, godsdienst uitgesloten. Het armste kind kan van Staatswege, kosteloos,

onderwijs ontvangen in lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde en teekenen; de

meisjes, in de steden, daarenboven in nuttige handwerken. Op alle mogelijke wijze

wordt het onderwijs aangemoedigd. Dat de Staat zorgt voor scholen, waarop kinderen

van elke denominatie kunnen school gaan is noodzakelijk, ja onmisbaar. Doch het

kwaad zit hierin, dat de neutrale school zich niet tevreden stelt, met hier en daar in

eene leemte te voorzien, maar dat zij gebruikt wordt om christelijke scholen onder

te houden. Zooals de Staat nu bestaat, zie ik niet in hoe zij andere dan godsdienstlooze

scholen hebben kan. Doch dit geeft haar geen recht om alle ondersteunde scholen

godsdienstloos te maken.

En dit toch is het drijven. Niet: uit 's lands kas moet

OOK

voorziening gemaakt

worden in de opvoeding dergenen, die op geene christelijke school onderwezen

willen worden; maar: op de uit 's lands kas ondersteunde school

MAG

geen

godsdienstig onderwijs worden gegeven. Niet bijv.: op het dorp A. wonen driehonderd

schoolgaande kinderen, waarvan 250 gereformeerd zijn, 40 roomsch, 8 modernen,

en 2 joden en de Staat moet zorgen, dat die niet-gereformeerden voldoend onderwijs

kunnen ontvangen, zonder hinder aan hunne overtuigingen, (hetwelk niet af te keuren

zou zijn); maar wel:

OMDAT

er eenige roomsche en joodsche kinderen zijn, daarom

moet de geheele school te A. godsdienstloos zijn. Of wat nog erger is: zelfs indien

er te A. slechts kinderen van éene gezindte zijn, doch te B. zijn er van verschillende,

daarom mag de school te A. evenmin christelijk zijn als die te B.!!