• No results found

Thema Cognitief functioneren

In document Psychische klachten in de kindertijd (pagina 76-80)

5. Zorg bij psychische klachten in de kindertijd

8.2 Verdieping thema's

8.2.3 Thema Cognitief functioneren

Wat verstaan we onder intelligentie?

Intelligentie wordt in de DSM-5

Bron: American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorder (5th ed.). Washington, DC: Author.

gedefinieerd als een mentale bekwaamheid in de vaardigheden redeneren, probleem oplossen, plannen, abstract denken, oordelen, schools leren en leren door ervaring. Intelligentie wordt in kaart gebracht middels intelligentietesten. De WISC-III-NL

Bron: Kort, W., Schittekatte, M., Dekker, P. H., Verhaeghe, P., Compaan, E. L., Bosmans, M. & Vermeir, G. (2005). WISC-III NL Wechsler Intelligence Scale for Children. Derde Editie NL. Handleiding en Verantwoording. Amsterdam: Hartcourt Test

Publishers/Nederlands Instituut voor Psychologen.

(6 tot 17 jaar) en de RAKIT

Bron: Resing, W.C.M., Bleichrodt, N., Drenth, P.J.D. & Zaal, J.N. (2012). RAKIT-2 handleiding. Amsterdam: Pearson Assessment and Information B.V.

(4 tot 12,5 jaar) worden het meest gebruikt. Voor jonge kinderen van 2-6 maanden tot 7-11 maanden is er de WPPSI-III-NL

Bron: Hendriksen, J. & Hurks, P. (2009). WPPSI-III NL. Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence - Third Edition. Nederlandstalige bewerking. Afname- en

scoringshandleiding. Amsterdam: Pearson.

en bij kinderen van 2,5 tot 7 jaar die beperkt zijn in hun verbale communicatie wordt de SON-R2,5-7

SON-R2,5-7: Zie link.

Meer informatie

vaak gebruikt. Deze tests worden geregeld geüpdatet.

Naar het blijkt heeft onder meer cultuur invloed op de uitkomst van intelligentietesten. Wanneer een kind de taal minder goed beheerst (c.q. uit het buitenland komt of een communicatieve beperking heeft), weinig tot geen onderwijs genoten heeft en/of nog nooit eerder een Nederlandse IQ-test heeft gemaakt, zal de score op een standaardtest niet overeenkomen met de potentie van het kind. Een cultuurarme intelligentietest kan dit effect verkleinen. Ook is bekend dat intelligentie enige stabiliteit kent over tijd. Iemand wordt over het algemeen niet veel meer of minder intelligent gedurende zijn/haar leven. Dat wil echter niet zeggen dat de score op de IQ-test altijd precies hetzelfde is. Die kan namelijk wel veranderen door de omstandigheden waarin iemand zich tijdens de testafname bevindt. Als iemand geen zin heeft in de test en snel opgeeft zal hij minder hoog scoren dan wanneer hij wel gemotiveerd is en hij zich goed kan concentreren.

Hoogbegaafdheid

Er zijn verschillende definities van hoogbegaafdheid maar over het algemeen gaat men uit van het meer-factorenmodel dat hoogleraar ontwikkelingspsychologie Franz Josef Mönks in 1985 heeft opgesteld. In dit model wordt uitgegaan van hoogbegaafdheid bij een IQ-score van boven de 130 en bijzonder goed functioneren op het gebied van creativiteit en motivatie, aangevuld met de invloed van omgevingsfactoren gezin, school en vrienden op dat hoogbegaafde vermogen.

Risico’s

Hoogbegaafdheid bij kinderen kan risico’s met zich meebrengen voor de ontwikkeling van het kind.

omgeving. Ook hebben deze kinderen vaak afwijkende en/of intense interesses. Dit laatste geldt ook voor kinderen met een autismespectrumstoornis, wat de differentiatie van hoogbegaafdheid soms lastig maakt. Ook kan het voorkomen dat een weinig uitdagende (school)situatie leidt tot storend en/of aandachttrekkend gedrag bij hoogbegaafde kinderen. Dit kan onterecht worden aangezien voor ADHD-gerelateerd gedrag. Hoogbegaafdheid zelf is dan ook geen reden om een kind aan te melden voor enige vorm van jeugdhulp. Bijkomende problemen zijn dat eventueel wel.

Verstandelijke beperking

Volgens de definitie van zowel het meest recente handboek van de American Association on Intellectual and Development Disabilities (AAIDD)

Bron: Schalock, R. L., Borthwick-Duffy, S. A., Bradley, V. J., Buntinx, W. H. E., Coulter, D.

L., Craig, E. M. et al. (2010). Intellectual disability: Definition, classification, and systems of supports. Washington, DC: American Association on Intellectual and Developmental Disabilities.

als van de DSM- 5

Bron: American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorder (5th ed.). Washington, DC: Author.

heeft iemand een verstandelijke beperking wanneer sprake is van de volgende drie criteria:

Een significante beperking in het verstandelijk functioneren: uitgedrukt in een IQ van ongeveer 70-75 of lager;

Er zijn gelijktijdig tekorten aanwezig in, of beperkingen van het adaptief gedrag op ten minste twee van de volgende terreinen: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, sociale en relationele vaardigheden, gebruikmaken van gemeenschapsvoorzieningen, zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid;

De beperkingen zijn bekend vanaf de geboorte, of in ieder geval bekend vóór het achttiende levensjaar.

Hoewel in de literatuur

Bron: Koot (2009).

onderscheid gemaakt wordt tussen zwakbegaafd of moeilijk lerend (IQ 70 tot 85) en licht verstandelijk beperkt (LVB; IQ 50-55 tot 70), wordt in de Nederlandse praktijk de term LVB vaak

gebruikt voor mensen met een IQ van tussen de 50-55 en 85 met bijkomende problemen op het gebied van sociale aanpassing en sociale redzaamheid. Het IQ alleen blijkt een beperkte voorspeller van problemen die met LVB gepaard gaan. Er zal altijd ook sprake zijn van tekorten op het gebied van sociale aanpassing en (sociale) redzaamheid.

Bron: Bildt et al. (2005).

In de praktijk blijkt ook dat zwakbegaafde kinderen met een IQ van ongeveer 70 tot 85 met ernstige bijkomende problemen vaak vergelijkbare problemen en vergelijkbare zorgbehoeften hebben als kinderen met een LVB met een IQ van 55 tot 70.

Bij de behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking én een psychiatrische stoornis zal men enige algemene aandachtspunten in het vizier moeten houden. De volgende aspecten zijn hierbij belangrijk:

Bron: De Koning & Collin (2007).

De ernst van de verstandelijke beperking, met aandacht voor het lagere IQ én de beperkingen in het zogenaamde adaptief vermogen moet worden bekeken, waaronder sociale vaardigheden, communicatie, zelfredzaamheid en vrijetijdsbesteding.

Beperkingen in het werkgeheugen; m.n. verbale informatie moet simpel aangeboden worden, herhaling van de informatie is belangrijk evenals het gebruik van visuele informatie (ter

ondersteuning).

Beperkingen in het sociaal functioneren, hetgeen zich vooral uit in het inadequate verwerken van sociale informatie en het gebrek aan vaardigheden om problemen op te lossen. Veel oefenen is belangrijk, bijvoorbeeld in rollenspellen.

Problemen met het generaliseren; oefen de vaardigheden ook buiten de behandeling, bijvoorbeeld in het gezin of op school. Doe ze voor tijdens huisbezoek en organiseer vanuit het eigen netwerk.

Schakel eventueel thuisbegeleiding in.

Behandeling van lichamelijke en psychische klachten bij kinderen met een matige of ernstige verstandelijke beperking gebeurt door of in samenwerking met een AVG (arts voor verstandelijk gehandicapten).

Disharmonisch intelligentieprofiel

Het IQ is onder te verdelen in het verbaal en het performaal IQ. Het verbaal IQ betreft het verwerken van talige informatie en het performaal IQ heeft betrekking op handelingsgericht informatie

verwerken. Wanneer één van de twee veel beter is ontwikkeld dan de ander, is dat een belangrijke factor in het bepalen van een disharmonisch intelligentieprofiel.

Het risico op over- of onderschatting van deze kinderen is groot. Bijvoorbeeld wanneer een kind

wordt beoordeeld op basis van zijn praktische vaardigheden, leidt dit de aandacht af van een minder goed ontwikkeld taalbegrip waardoor er risico is op overvraging.

In document Psychische klachten in de kindertijd (pagina 76-80)