• No results found

Terug van weggeweest: Cambodja t Thailand

Marco BENATAR Op 28 april 2011 verzocht Cambodja het Internatio- naal Gerechtshof om een interpretatie te geven van het ‘klassieke’ arrest De Tempel van Preah Vihear. Deze zaak betrof een grensgeschil tussen Cambodja en Thailand waarin voornoemde tempel, een antiek hindu heiligdom van aanzienlijk architecturaal en historisch belang, een vooraanstaande rol speelde. Het Hof kende op 15 juni 1962 de tempel alsook de omliggende zone toe aan Cambodja en besliste dat Thailand een verplichting had haar personeel uit Cambodjaans grondgebied te verwijderen.

De inleiding van de zaak door Cambodja komt in navolging van vernieuwde spanningen met buurland Thailand die sedert de opname van de Tempel van Preah Vihear in de UNESCO-Werelderfgoedlijst in 2008 hoog oplopen. Eerder dit jaar leidde een reeks vuurgevechten tot de dood van troepen langs beide kanten alsook de ontruiming van de plaatselijke dorpsbewoners.

In het licht van deze bedreigende situatie richtte Cambodja simultaan een verzoekschrift tot het Hof met het oog op het bekomen van ‘voorlopige maatre- gelen’, meer in het bijzonder:

!

een ogenblikkelijke en onvoorwaardelijke terug- trekking van Thaise troepen uit die delen van het

Cambodjaans grondgebied die rond de Tempel van Preah Vihear gelegen zijn;

!

een verbod voor Thailand om militaire activitei- ten te ontplooien in het gebied rond de Tempel van Preah Vihear;

!

een verbod voor Thailand om enige daad of han- deling te stellen die inbreuk zou kunnen plegen op de rechten van Cambodja of het geschil in de zaak ten gronde zou kunnen verergeren.

Nog geen drie maanden later, op 18 juli 2011, vaar- digen de rechters een aantal voorlopige maatregelen uit:

!

beide partijen dienen hun militair personeel uit de zogenaamde ‘voorlopige gedemilitariseerde zo- ne’ te verwijderen. Deze zone wordt weergegeven in een schets aangehecht bij de beschikking;

!

Thailand mag de toegang van Cambodja tot de tempel niet belemmeren, noch verhinderen dat Cambodja verse proviand levert aan haar niet- militair personeel;

!

beide partijen dienen het Hof op de hoogte te houden van hun naleving van de voorlopige maatregelen.

Reactie vanuit academische hoek heeft niet lang op zich laten wachten. Vooral opmerkelijk voor menige expert internationaal recht is het feit dat het Hof Cambodja de verplichting oplegt zich terug te trek- ken uit delen van haar eigen grondgebied. In dezelf- de zin meent de Voorzitter van het Hof, rechter Owada, dat de meerderheidsbeslissing daarmee de bevoegdheid van het Hof inzake voorlopige maatre- gelen overschreden heeft (zie ook zijn afwijkende mening, aangehecht bij de beschikking).

De zaak ten gronde is momenteel hangende bij het Hof. Wordt vervolgd ...

Nieuws van de

internationale straftribunalen

Cedric RYNGAERT Joegoslavië-tribunaal (ICTY)

Sinds onze laatste update heeft de Servische politie de laatste twee voortvluchtige verdachten van het ICTY opgepakt: Ratko Mladic en Goran Hadzic. Mladic was gedurende 16 jaar op de vlucht. De aan- klager van het ICTY klaagde Mladic in 1995 aan voor genocide, misdaden tegen de mensheid en oor- logsmisdaden die hij tussen 1992 en 1995 zou hebben begaan in Bosnië-Herzegovina als commandant van

56

de Bosnische Serviërs. Hadzic, de voormalige president van de zelfverklaarde Republiek van de Servische Krajina, was gedurende zeven jaar op de vlucht. Hij werd in 2004 aangeklaagd voor zijn aan- deel in misdaden tegen de mensheid en oorlogsmis- daden die zouden zijn gepleegd in Oost-Slavonië (Kroatië) in 1991 en 1992. Zowel Mladic en Hadzic zijn intussen overgebracht naar Den Haag en zijn al verschenen voor het ICTY. (Zie wat Mladic betreft ook de bijdrage over de Srebrenica-beslissing van het Haagse beroepshof in deze editie van Wereldbeeld). De beroepskamer van het ICTY bevestigde op 19 juli 2011 de veroordeling van Florence Hartmann, de voormalige woordvoerster van de aanklager van het tribunaal, voor belediging van het Hof. Ze moet 7.000 euro boete betalen. Volgens de rechters was Hartmann schuldig aan het openbaar maken, in een artikel en een boek, van vertrouwelijke materialen aangaande het proces tegen Slobodan Milosevic. Ze oordeelden daarbij dat Hartmann zich niet kon be- roepen op haar recht op vrije meningsuiting. Op 24 mei 2011 startte het tribunaal een nieuwe procedure inzake belediging van de rechtbank, ditmaal tegen Vojislav Seselj, de leider van de Servische Radicale Partij. Seselj wordt ervan beschuldigd de naam van personen die tegen hem hadden getuigd, op zijn web- site bekend te hebben gemaakt. Het is al de derde keer dat een dergelijke procedure tegen Seselj wordt gevoerd.

Op 6 juni 2011 rapporteerde de hoofdaanklager van het ICTY, onze landgenoot Serge Brammertz, aan de Veiligheidsraad over de vooruitgang van het tribu- naal. Brammertz omschreef de aanhouding van Mladic als bijzonder betekenisvol voor het tribunaal en de slachtoffers, en bedankte de Servische autori- teiten, ook voor de snelle toegang tot documenten en archieven die zij met betrekking tot aan de gang zijnde processen verleenden. Hij hekelde wel het gedrag van Kroatië, dat weinig vooruitgang had ge- boekt in het lokaliseren van militaire documenten aangaande Operatie Storm (1991), en wiens gezag- dragers op weinig objectieve wijze commentaar ga- ven op de veroordeling van de Kroatische generaal Ante Gotovina (15 april 2011). Met het oog op de beëindiging van de werkzaamheden van het tribu- naal merkte Brammertz op dat het moeilijk was ge- kwalificeerd personeel te behouden. Tegelijk was hij gematigd positief over de vooruitgang die was ge- maakt in het faciliteren van nationale vervolging van oorlogsmisdadigers in het voormalige Joegoslavië.

Rwanda-tribunaal (ICTR)

Niet enkel voortvluchtige ICTY-verdachten werden

de laatste maanden opgepakt: de Congolese (DRC) politie slaagde erin één van de leiders van de Rwan- dese Interahamwe-militie op te pakken. Deze per- soon werd overgebracht naar het ICTR.

Op 28 juni 2011 verwees het ICTR voor het eerst een zaak naar Rwanda, in het kader van de beëindi- gingsstrategie van het tribunaal (de zogenaamde Re- gel 11bis-verwijzingen). Voorheen had het tribunaal verzoeken van de aanklager in die zin steeds afgewe- zen op grond van de gebrekkige mensenrechtenbe- scherming in Rwanda. Het tribunaal oordeelde nu dat Rwanda belangrijke wetswijzigingen had doorge- voerd en de capaciteit en bereidheid had om door het ICTR verwezen zaken te vervolgen, mét respect voor de mensenrechten. Het merkte in het bijzonder op dat Rwanda de problemen met de bescherming van getuigen intussen had aangepakt.

In de afgelopen periode velde het ICTR twee belang- rijke vonnissen. In de Butare-zaak, veroordeelde het tribunaal zes verdachten die burgerlijke gezagsposi- ties bekleedden, onder wie één vrouw (een voormali- ge Rwandese minister), voor genocide, oorlogsmisda- den en misdaden tegen de mensheid. Twee verdach- ten waren indertijd opgepakt in België. In de Military

II-zaak veroordeelde het tribunaal vier militaire com-

mandanten, van wie er twee verantwoordelijk wer- den geacht voor de moord op de tien Belgische para’s in 1994.

Internationaal Strafhof

De Vergadering van staten die partij zijn bij het Sta- tuut van het Strafhof hebben een comité opgericht dat op zoek gaat naar een nieuwe hoofdaanklager. Dit comité zal een shortlist van minstens drie kandi- daten opmaken. Mogelijke geïnteresseerden dienen het comité voor 9 september 2011 te contacteren. Op 17 juli 2011 vierde het Strafhof de eerste Interna-

tional Criminal Justice Day. De Vergadering van sta-

ten koos 17 juli vorig jaar als dag uit omdat het de verjaardag is van de aanneming van het Statuut van het Strafhof.

Op 27 juni 2011 vaardigde het Strafhof drie aanhou- dingsbevelen uit tegen respectievelijk Muammar Kadhafi, zijn zoon Saif, en Abdullah Al-Senussi, voor misdaden tegen de mensheid (moord en vervolging) die zij in Libië zouden hebben gepleegd vanaf 15 fe- bruari 2011, met gebruikmaking van het staatsappa- raat en de veiligheidsdiensten. De Veiligheidsraad had de situatie in Libië naar de aanklager verwezen op 26 februari 2011 (Resolutie 1970). Op 3 maart

57

2011 opende de aanklager een onderzoek en op 16 mei 2011 verzocht hij het Hof de drie aanhoudings- bevelen uit te vaardigen.

Op 23 juni 2011 verzocht de aanklager het Hof hem te machtigen een onderzoek te openen naar oorlogs- misdaden en misdaden tegen de mensheid die zou- den zijn gepleegd in Ivoorkust sinds 28 november 2010. Volgens de aanklager werden minstens 3.000 personen om het leven gebracht gedurende het ge- weld dat volgde op de verkiezingen in Ivoorkust, en zouden zowel troepen die trouw waren aan Gbagbo als aan Ouattara zich schuldig hebben gemaakt aan misdaden die binnen de rechtsmacht van het Hof vallen. De belangrijkste doelstelling van het onder- zoek van de aanklager zou erin bestaat de personen te identificeren die de grootste verantwoordelijkheid dragen voor het bevelen of vergemakkelijken van deze misdaden. Het is de eerste keer dat het Hof een zaak kan openen in een staat die geen partij is bij het Statuut, maar die wel de rechtsmacht van het Hof ad

hoc heeft aanvaard. De president van Ivoorkust,

Ouattara, had de aanklager een brief gestuurd waarin hij bij hem aandrong een onderzoek te openen. In- dien het Hof machtiging geeft voor het onderzoek, zal het om het zevende onderzoek in Afrika gaan. Op 30 mei 2011 verwierp het Hof de argumenten van Kenia als zouden de Keniaanse zaken die voor het Hof waren gebracht niet ontvankelijk zijn. In deze zaken waren de verdachten in april 2011 vrijwil- lig verschenen voor het Hof. Het Hof oordeelde dat Kenia geen concrete bewijzen aanvoerde waaruit zou blijken dat er nationale procedures aanhangig waren lastens deze personen. Aangezien Kenia niet actief

was, waren de zaken ontvankelijk voor het Strafhof. De situatie in Kenia is de eerste situatie waarin de aanklager uit eigen beweging een onderzoek is opge- start.

Libanon-tribunaal

Op 17 augustus 2011 besliste het tribunaal de aan- klachten tegen vijf aan Hezbollah gelieerde verdach- ten te ontzegelen. De aanklachten waren voorheen confidentieel om de arrestatie van de verdachten te vereenvoudigen (beslissing van 28 juni). Op 9 augus- tus rapporteerden de Libanese autoriteiten echter aan het tribunaal dat ze de verdachten niet hadden kunnen arresteren. Niet verrassend leidde de beslis- sing tot protest bij Hezbollah en tot aanzienlijk meer politieke spanning in Libanon.

Cambodja-tribunaal

In mei 2011 kwam het tot een ruzie tussen de onder- zoeksrechters van het tribunaal en de internationale aanklager. De aanklager had op zijn website zijn on- genoegen geuit over de beslissing van de onderzoeks- rechters om de zogenaamde Case 003 niet verder te onderzoeken. Volgens de rechters had de aanklager daarmee confidentialiteitsregels geschonden. Later communiceerde het tribunaal dat de meningsver- schillen tussen de onderzoeksrechters en de aankla- gers in het algemeen niet zo groot zijn. De VN weer- legde de speculatie in de media dat de rechters in- structies hadden gekregen om de zaak niet verder te onderzoeken.

58

De VN-kalender

door Piet WILLEMS1