• No results found

Technische toelichting

In document De atlas van kennis en innovatie (pagina 49-53)

98

98 9999

Technische toelichting

Algemeen

In deze atlas hebben we met behulp van verschillende indicato- ren een beeld geschetst van de Nederlandse kenniseconomie, zowel ten aanzien van de internationale positie van Nederland als ten aanzien van de regionale verschillen binnen ons land. We moeten daarbij echter niet uit het oog verliezen dat de kenniseconomie lastig te meten is. Voor de internationale ver- gelijkingen hebben we gebruik gemaakt van data van Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Unie. Eurostat gebruikt de data van de verschillende nationale statistiekbureaus. Per land kunnen verschillende definities worden gehanteerd, maar Euro-stat probeert dit zoveel mogelijk te corrigeren. Daarnaast is het lastig de regionale verschillen in de kennis- economie te meten, omdat veel indicatoren niet beschikbaar zijn op een laag ruimtelijk schaalniveau. Om regionale verschillen toch inzichtelijk te maken zijn de indicatoren voor de kennis- economie daarom gekoppeld aan de ruimtelijke spreiding van de werkgelegenheid. Een nadere toelichting op deze methode staat in Raspe e.a. (2004).

Concentratie sectoren

De regionale spreiding van werkgelegenheid in sectoren per gemeente is berekend met behulp van locatiequotiënten. Het relatieve aandeel van de sector in de regio wordt daarbij vergele- ken met het relatieve aandeel van de sector op nationaal niveau. Een score van 1 betekent dat het aandeel werkgelegenheid dat een gemeente in die sector heeft, gelijk is aan het nationale gemiddelde; een score lager dan 1 duidt op een ondervertegen- woordiging en een score hoger dan 1 op een oververtegenwoor- diging van de sector binnen de betreffende gemeente. De zes hoofdsectoren zijn als volgt opgebouwd:

· Arbeidsintensieve industrie: textiel, kleding, leer- en houtindustrie, metaalbewerking, meubelindustrie en recycling.

· Kapitaalintensieve industrie: voedsel- en drankenindustrie, tabaksindustrie, papierindustrie, synthetische en

rubberindustrie, glas- en keramische industrie.

· Kennisintensieve industrie: olieverwerkende industrie, chemie, metaalindustrie, machine-industrie,

computerindustrie, elektronica, automobielindustrie, transportindustrie.

· Distributie- en groothandel: distributie over land, water, lucht, distributiediensten, en groothandel.

· Kennisintensieve diensten: uitgeverijen en reproductie, telecommunicatie en post, banken, verzekeraars en pensioenfondsen, verzekering en financiële diensten, makelaars, verhuisbedrijven, computerdienstverlening, R&D en overige zakelijke dienstverlening.

Internationale vergelijking

De Europese landen opgenomen in de internationale vergelijkin- gen vormden tot 2004 de Europese Unie: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Denemarken, Ierland, Groot-Brittannië, Griekenland, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Finland en Zweden. Indien data beschikbaar zijn voor de Verenigde Staten of Japan, worden ook de gegevens voor die landen vermeld.

Kennisindicatoren

Voor een uitgebreidere verantwoording van de kennisindicato- ren en een uitleg van de berekening van de regionale kennis- indicatoren verwijzen we naar Raspe e.a. (2004).

Relatie tussen kennis en economische groei

In het onderzoek hebben we twee typen economische prestaties meegenomen: groei van de werkgelegenheid (gemeten in banen) in de periode 1996 tot en met 2003 en de groei van de pro- ductiviteit in 1996 tot 2003. De input-outputtabel uit de Nationale Rekeningen van het CBS is gebruikt om per sector de toegevoeg- de waarde en het arbeidsvolume te bepalen. Toegevoegde waarde is hier gedefinieerd als het inkomen dat wordt gevormd in het productieproces – het maken van goederen en diensten. Zij wordt berekend als het verschil tussen de productiewaarde – de waarde van de goederen en diensten die in het productie

proces zijn voortgebracht – en het intermediaire verbruik – de goederen en diensten die in het productieproces worden ingezet en die aan het eind van het proces geheel in de nieuwe producten zijn opgegaan, bijvoorbeeld grondstoffen, halffabrikaten en diensten van accountantskantoren en schoonmaakbedrijven. Het arbeidsvolume is het aantal werkzame personen uitgedrukt in fulltime equivalenten.

Bij het meten van de relatie tussen werkgelegenheidsgroei en productiviteitsgroei en de drie kennisdimensies is gecontro- leerd voor andere regionale kenmerken die leiden tot werk- gelegenheids- en productiviteitsgroei, zoals sectorstructuur, loonniveaus en ontwikkelingen, investeringsontwikkelingen, sectorale specialisaties en agglomeratievoordelen. Op deze controlerende variabelen wordt in deze atlas niet expliciet ingegaan. Een nadere toelichting op deze berekeningen staat in Van Oort & Raspe (2005).

Samenwerkingsrelaties in de biotechnologie en de half- geleidertechnologie

We hebben er bij deze atlas voor gekozen om de ruimtelijke oriëntatie van kennisstromen in Nederland te achterhalen voor sectoren waarin R&D centraal staat terwijl de wetenschappelijke basis totaal verschilt. Farma-biotechnologie is één van de snelst groeiende technologievelden. Naar verwachting zullen de ont- wikkelingen in dit veld een grote impact hebben op sectoren als de farmacie, de chemische industrie en de landbouw. Half- geleiders vormen een belangrijk onderdeel van de wat meer ‘volwassen’ technologie die leidde tot de opkomst van de ICT. De data die zijn gebruikt om de verschillende samenwerkings- relaties in kaart te brengen, zijn afkomstig van ‘Web of Science’ dat bijgehouden wordt door het Institute of Scientific Infor- mation (www.isinet.com). Deze website geeft een overzicht van alle publicaties in de belangrijke wetenschappelijke tijdschriften van 1988 tot en met 2004. Met behulp van deze website is voor deze tijdschriften een databestand gemaakt met alle publicaties op het gebied van de biotechnologie en halfgeleidertechnologie, waarvan minimaal één Nederlander co-auteur is. Samenwerking

bij publicaties is gedefinieerd als het voorkomen van twee of meer adressen bij één publicatie. Publicaties van twee personen werkzaam bij hetzelfde instituut zijn dus niet meegenomen. In het veld van de biotechnologie tellen we in die periode 67.445 samenwerkingsrelaties tegenover 15.498 voor de halfgeleider- technologie. Op basis van de adressen van de betrokken institu- ten hebben we het ruimtelijke schaalniveau vastgesteld; dit varieert van internationaal, nationaal tot de veertig Nuts3 (COROP)-regio’s van Nederland.

103 102

Literatuur

Baumol, W.J. (2002), ‘Towards microeconomics of inno- vations: growth engine hallmark of market economics’, Atlantic Economic Journal 30: 1-13.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2004), Kennis en Economie 2004, Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. www.cbs.nl

Centraal Planbureau (2002), De Pijlers onder de Kenniseconomie, Den Haag: Centraal Planbureau. www.cpb.nl

Commission of the European Communities (2001), 2001 Inno- vation Scoreboard, Commission Staff Working Paper SEC 2001, 1414.

Florida, R. (2002), ‘The economic geography of talent’, Annals of the Association of American Geographers 92: 743-755. Freeman, C. & L. Soete (1997), The economics of industrial innova-

tion, Cambridge, Mass.: MIT Press, Third Edition.

Louter, P.J. (1997), De technologiekaart van Nederland; zicht op ruimtelijke verschillen in de toekomstige vraag naar afgestudeer- den in de sector natuur en techniek, Delft: TNO-Inro.

OESO (2001), OECD Science, Technology and Industry Score-board, editie 2001. www.oecd.org

Van Oort, F. & O. Raspe (2005), ‘Economic Growth and the Urban Knowledge Economy’, paper prepared for the interna- tional workshop on ‘Modelling the Entrepreneurial and Innovative Space-Economy’ organized by Tinbergen Instiute, August 22-23, 2005, Amsterdam, The Netherlands.

UNICE (2000), Stimulating creativity and innovation in Europe: The UNICE benchmarking report 2000, Brussel.

Raspe, O., Van Oort, F. & P. De Bruijn (2004), Kennis op de Kaart, Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau. Stichting Nederland Kennisland (2003), Kenniseconomie monitor

2003, Amsterdam: Stichting Nederland Kennisland. www. kennisland.nl

Colofon

Onderzoek

Anet Weterings (projectleider) Otto Raspe

Roderik Ponds Frank van Oort Anton van Hoorn

Ondersteuning Stephaan Declerck Hans van Amsterdam

Met dank aan

Bart Noë en Martin van Oijen van het projectbureau Innovatie- platform voor hun suggesties bij het maken van deze atlas; Pieter de Bruijn (TNO); Cap Gemini, Euronext Amsterdam, Hightech- campus Eindhoven, Jo Coenen & Co. Architekten, KPMG, Unilever en de TU Delft voor het verlenen van hun medewerking bij het maken van de foto’s.

Illustraties

Maarten Piek in samenwerking met Typography Interiority & Other Serious Matters, Den Haag.

Fotografie

Jan Schot Fotografie, Amsterdam

Eindredactie Simone Langeweg

Ontwerp en productie

Typography Interiority & Other Serious Matters, Den Haag

Druk

In document De atlas van kennis en innovatie (pagina 49-53)

GERELATEERDE DOCUMENTEN