• No results found

nr Omschrijving

F.6.1 De maximale snelheid, acceleratie en het remvermogen van ieder Treinstel (‘performance’) is zodanig, dat de dienstregeling punctueel en voor Reizigers en personeel veilig en comfortabel te realiseren is. De Treinstellen dienen in ieder geval 140 km per uur te kunnen rijden.

F.6.2 De Treinstellen kunnen snel en eenvoudig worden gekoppeld en ontkoppeld, zodat een rit of een opvolgende rit in verschillende composities gereden kan worden.

Bijvoorbeeld: Stel dat er voor wordt gekozen om in de avonduren, in verband met de aansluiting op een intercity, de Trein vanaf treinstation Groningen met twee gekoppelde Treinstellen te laten rijden naar 2 eindbestemmingen (bijvoorbeeld Roodeschool en Delfzijl) waarbij die twee Treinstellen als één Trein naar Sauwerd rijdt waar deze gesplitst wordt in een deel Delfzijl en een deel Roodeschool. Dan moet dit snel en eenvoudig mogelijk zijn.

F.6.3 De Treinstellen zijn geschikt voor eenmansbediening (dat wil zeggen: enkel door de machinist, geen andere personeelsleden van de Concessiehouder aan boord van de Trein), en bieden de machinist zicht op het in- en uitstappen van Reizigers zonder dat hij zijn cabine verlaat.

F.6.4 De Treinstellen dienen ruimte te bieden voor het op termijn op een eenvoudige wijze inbouwen van ERTMS (ruimte in alle facetten, denk aan kabelgoten, aansluiting/koppeling aan bestaande

nr Omschrijving

computersystemen, aanbrengen antennes, fysieke ruimte voor benodigde kastjes, etc.). Wanneer vanuit de EU of het Rijk verplicht wordt gesteld dat dit in de Treinstellen dient te worden ingebouwd dan wel wanneer de Opdrachtgevers dit wenselijk achten, dient de Concessiehouder dit te regelen. De kosten hiervoor komen op dat moment niet (volledig) voor rekening van de Concessiehouder, tenzij de financiële voordelen van de Concessiehouder over de resterende concessieduur groter zijn dan de kosten van de inbouw van de apparatuur. De eventuele invoering zal op basis van een Business case worden afgerekend.

F.6.5 De Treinstellen moeten voorbereid zijn op zelfstandig rijden (zonder machinist). Dit houdt in dat in de Treinstellen ruimte wordt gemaakt voor de apparatuur die hiervoor nodig is in de Treinstellen (ruimte in alle facetten, denk aan kabelgoten, aansluiting/koppeling aan bestaande computersystemen, aanbrengen antennes, fysieke ruimte voor benodigde kastjes, etc.), zodat, wanneer dit ook aan de infrastructuurkant mogelijk is, de apparatuur in de Treinstellen kan worden ingebouwd. Wanneer de Opdrachtgevers dit wensen in te voeren dient de Concessiehouder dient hier aan mee te werken. De kosten hiervoor komen op dat moment niet (volledig) voor rekening van de Concessiehouder, tenzij de financiële voordelen van de Concessiehouder over de resterende concessieduur groter zijn dan de kosten van de inbouw van de apparatuur. De eventuele invoering zal op basis van een Business case worden afgerekend.

F.6.6 De Treinstellen dienen te beschikken over een intelligent voertuigvolgsysteem dat in verbinding staat met de actuele processturing, kwaliteitsbewaking en incidentenmanagement. Concessiehouder biedt aan Opdrachtgever een webapplicatie waarmee op basis van dit voertuigvolgsysteem realtime inzicht wordt geboden in treinposities, vertragingen en Rituitval.

F.6.7 De Treinstellen zijn voorzien van communicatieapparatuur waarmee de machinist en de regio-organisatie van de Concessiehouder (zoals bedoeld in artikel D.3.3) met elkaar kunnen communiceren. De regio- organisatie van de Concessiehouder kan vervolgens ook direct communiceren met het aansluitend (openbaar) vervoer zoals andere treindiensten, busdiensten, veerdiensten en overig vervoer (bijv. als onderdeel van Mobility as a Service).

F.6.8 De Treinstellen dienen te zijn voorzien van een systeem dat automatisch Reizigers telt en is gekoppeld aan het intelligent voertuigvolgsysteem zodat terug te zien is wat de bezetting van de Treinstellen is en wat het aantal in- en uitstappers per treinstation is op ieder willekeurig tijdstip.

F.6.9 De Treinstellen zijn voorzien van camera’s. Hiervoor gelden de volgende eisen:

• De camera’s dienen zodanig opgesteld te zijn dat de tenminste 80% van de voor Reizigers

toegankelijke ruimtes te overzien zijn op de camerabeelden (waarvan in ieder geval uitgezonderd de binnenzijde van de toiletruimtes).

• De camera’s moeten daadwerkelijk filmen en de opnames dienen minimaal 1 en maximaal 4 weken te worden bewaard (in of buiten het Treinstel).

• De beelden kunnen direct (live) door de machinist worden bekeken.

• In voorkomende gevallen moet het mogelijk zijn de beelden online en buiten de Trein (op afstand) te bekijken.

• Opgenomen beelden dienen van een zodanige kwaliteit te zijn dat ze kunnen worden gebruikt voor opsporingsdoeleinden of andere controles.

• De Treinstellen zijn zowel aan de buitenzijde als in de passagiersruimte voorzien van voldoende aanduidingen waaruit blijkt dat het Materieel is voorzien van camera’s.

• De Concessiehouder is verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving met betrekking tot het gebruik van cameratoezicht (waaronder in ieder geval begrepen de Wet bescherming

nr Omschrijving

persoonsgegevens en de Wet op de ondernemingsraden). Bij het bekijken, opslaan en uitlezen van de beelden wordt conform een goedgekeurd protocol gehandeld.

• Vanwege de privacy van Reizigers dient de Concessiehouder afspraken met politie en justitie te maken over het uitlezen en vastleggen van opnames in het geval zich een incident heeft voorgedaan.

F.6.10 Op de Treinstellen dienen frontcamera’s aanwezig te zijn ten behoeve incidentenregistratie. Elke cabine moet een camera bevatten die de af te leggen route in de rijrichting vastlegt. Vanuit de bediende cabine worden daadwerkelijk continu opnames gemaakt en vastgelegd. In voorkomende gevallen moet het mogelijk zijn de beelden online en buiten de Trein (op afstand) te bekijken.

F.6.11 Ieder Treinstel dient zodanig van opzet, inrichting en transparantie te zijn, dat wordt bijgedragen aan een goede sociale veiligheid.

F.6.12 Er is direct zichtcontact mogelijk tussen de machinist in zijn cabine en de Reizigers in de voorste Bak. F.6.13 De Treinstellen dienen de mogelijkheid te bieden aan personeel en Reizigers om alarm te slaan bij

eventuele incidenten (zie artikel E.6.5).

F.6.14 De Treinstellen zijn voorzien van een zwarte doos ten behoeve van incidentenregistratie die gekoppeld is aan het intelligent voertuigvolgsysteem. De zwarte doos dient:

• alle beelden van de in het Treinstel aanwezige camera’s op te slaan;

• alarmoproepen via de alarmknoppen (van Reizigers of personeel, zie artikel E.6.5) op te slaan; • de gesprekken tussen de machinist en de regio-organisatie van de Concessiehouder (zoals bedoeld in

artikel D.3.3) te registreren en op te slaan, tenzij deze gegevens reeds opgeslagen worden bij de regio- organisatie van de Concessiehouder en daar minimaal gedurende 1 week beschikbaar zijn om uit te lezen;

• de snelheid, de positie op de baan, werking van de energievoorziening, de werking van de remmen en de werking van de deuren op te slaan;

• alle andere zaken die van belang zijn voor de veiligheid op te slaan.

Nota bene: deze ‘zwarte doos’ hoeft niet fysiek één apparaat te zijn. Er mag sprake zijn van meerdere ‘zwarte dozen’, als deze tezamen alle hierboven genoemde functionaliteiten biedt.

Voor elke individuele ‘zwarte doos’ geldt dat deze:

• de gegevens minimaal gedurende 1 week beschikbaar dient te houden om uit te lezen; • niet uitschakelbaar is;

• hufterproof is;

• een botsing, aanrijding en crash dient te overleven zonder dat de data verloren gaat.