• No results found

4 SCHOOLBEZOEKEN: VOORBEELDEN VAN GOOD PRACTICES

4.3 Talentontwikkeling en lesobservaties

De inspectie heeft tijdens elk van de vijftien schoolbezoeken gemiddeld vier lessen bezocht en beoordeeld aan de hand van een observatiewijzer (zie bijlage VIII). De inspectie heeft de school verzocht om de lessen zelf aan te wijzen en lessituaties te laten zien die typerend zijn voor de aanpak van talentontwikkeling die de school hanteert.

Drie aandachtspunten stonden tijdens de lesbezoeken centraal:

• klassenmanagement en lesorganisatie;

• pedagogisch en didactisch handelen;

• differentiatie.

De inspectie heeft zeer verschillende lespraktijken gezien, waarbij in het vmbo het accent lag op workshops en in het havo/vwo op reguliere lessen. De drie

aandachtspunten zijn hieronder uitgewerkt.

Klassenmanagement en lesorganisatie

Het klassenmanagement en de lesorganisatie waren in de meeste lessen (meer dan 90 procent) op orde. De lessen verliepen ordelijk en gestructureerd. De docenten brachten voldoende variatie aan in de opdrachten en betrokken de leerlingen actief bij de les. Er heerste een veilig en stimulerend leerklimaat.

Pedagogisch en didactisch handelen

Ook het pedagogisch en didactisch handelen van docenten was in de meeste lessen (95 procent) adequaat. Docenten gaven veelal heldere instructies en er was

voldoende ruimte voor het stellen van vragen. Ook ligt het tempo waarin de lesstof tijdens de les wordt aangeboden hoog en is het enthousiasme waarmee docenten over hun vakgebied vertellen groot. Een mooi voorbeeld dat hierbij aansluit, is de observatie van een les biologie op een van de onderzochte scholen:

Beknopte beschrijving van een les biologie tijdens het schoolbezoek in het kader van talentontwikkeling:

De les voldeed aan de voorwaarden (klassenmanagement en klassenorganisatie). De docente gebruikte de leertijd efficiënt, de les verliep ordelijk en gestructureerd. Daarnaast was er veel didactische variatie in de les. De eerste helft van de les werd besteed aan klassikale uitleg met individuele begeleiding en zelfstandige verwerking. De andere leshelft stond in het teken van het presenteren van leerlingonderzoek.

Voorafgaand aan de les vertelde de docente dat ze het reguliere programma ‘compact’ aanbood aan de klas. Naast deze verplichte stof, die ter voorbereiding op het examenprogramma diende, had zij tijd over voor verdiepende onderwerpen en leerlingonderzoek (verdiepen en verrijken).

Voor de uitleg werd gebruikgemaakt van een digitaal bord en een mindmap. De docente stelde verdiepende en stimulerende vragen. Leerlingen werden uitdrukkelijk betrokken bij de uitleg, waardoor er interactie ontstond tussen leerlingen en docent. Leerlingen werden voor het bord uitgenodigd om extra uitleg te geven aan andere leerlingen.

Opvallend was het tempo waarin de uitleg en het leergesprek plaatsvonden. De leerlingen waren door de snelheid zeer actief betrokken bij de les. Na de instructie konden leerlingen zelfstandig aan het werk en had de docente tijd om in te gaan op de vragen van individuele leerlingen.

De tweede leshelft stond in het teken van de leerlingonderzoeken. Drie groepjes leerlingen kregen de ruimte om hun onderzoek te presenteren. In de voorafgaande weken hadden de leerlingen gewerkt aan het opzetten en uitvoeren van (wetenschappelijk) onderzoek. Voor de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek moesten ze de onderzoeksopzet met

probleemstelling, deelvragen en methodiek bepalen. Dit legden ze in een werkboek vast. Het uiteindelijke onderzoek was in Artis Amsterdam uitgevoerd.

In een kort nagesprek met de leerlingen werd de zelfstandigheid waarmee ze de taak mochten

oppakken en de (relatieve) keuzevrijheid waarmee ze het onderwerp konden bepalen als leerzaam, uitdagend en motiverend ervaren.

De instructies van de docente gedurende de hele les kenmerkten zich door directheid en duidelijkheid op basis van wederzijds respect tussen docent en leerlingen.

(Bron: lesobservatie tijdens schoolbezoek)

Differentiatie

Over het derde aandachtspunt, ‘differentiatie’, constateert de inspectie het

volgende. Slechts in ongeveer 25 procent van de lessen werd zichtbaar dat er actief gedifferentieerd werd in de klas. De differentiatie uitte zich in het feit dat niet iedereen dezelfde opdrachten maakte en dat een aantal leerlingen de mogelijkheid kreeg om de leerstof te compacten en te verrijken.

Zoals gezegd zijn alle bezochte scholen het erover eens dat onderwijs op maat tot het beste resultaat leidt, maar dat differentiatie in de lessen in de praktijk vaak moeilijk haalbaar blijkt te zijn. De docenten met wie de inspectie heeft gesproken geven hierover aan dat zij, om tegemoet te komen aan de talenten van de leerlingen en hun een passende uitdaging te bieden, vooral differentiëren in hun onderwijsaanbod. Door een gevarieerd keuzeaanbod krijgen leerlingen de

mogelijkheid om onderwijsprogramma’s te volgen die het beste aansluiten bij hun praktische of cognitieve capaciteiten of andere talenten. Ze krijgen dan bijvoorbeeld een op maat gesneden programma of kunnen onder schooltijd een apart programma volgen, zoals colleges aan een universiteit. ‘Onderwijs op maat’ vindt niet zozeer plaats in de klas, maar blijkt uit het totale onderwijsprogramma dat een leerling volgt.

In de gesprekken met de leraren bleek ook dat het verwachtingspatroon dat leerlingen een ‘op maat gesneden’ programma in de klas aangeboden kunnen krijgen, volgens hen niet realistisch en moeilijk uitvoerbaar is. Een leraar in het voortgezet onderwijs heeft gemiddeld 220 tot 260 leerlingen onder zijn of haar hoede en de contacttijd tussen leerling en leraar is gemiddeld twee à drie uur per week. Leraren gaven te kennen dat het probleem niet zozeer is dat de kennis en vaardigheden ontbreken om te kunnen differentiëren, maar dat de tijd en de gelegenheid ontbreekt. Het voortgezet onderwijs is door de contacttijd die leerling en leraar hebben, afgestemd op confectie en niet zozeer op individueel maatwerk.