• No results found

De vraag is wat de gemeente - onze ambtenaar met voedsel in de portefeuille - kan met

bovenstaande conclusies. Alvorens die vraag te beantwoorden keren we eerst kort terug bij onze enquête. Hierin hebben we respondenten namelijk ook gevraagd wat de gemeente zou kunnen doen om prosumptie te stimuleren (en of dat überhaupt zou moeten). 217 enquête respondenten vinden dat de gemeente meer zou kunnen doen om prosumptie te bevorderen. Ze zien vooral kansen voor de gemeente met meer aanplanten, communicatie over zelf telen, het stimuleren van kinderen om erbij betrokken te raken, en het beschikbaar stellen van ruimte.

Tabel 11: Mogelijkheden waarop de gemeente prosumptie zou kunnen bevorderen (panel enquête, in percentages) (N=217).

Stelling over wat de gemeente zou kunnen doen % Meer eetbaar fruit en noten in de openbare ruimte aanplanten 66 (meer) communiceren over de mogelijkheden van zelfteelt in Almere 57

Kinderen/jongeren interesseren voor zelfteelt 55

Ruimte/grond aanbieden voor bijv. moestuinen 54

Netwerken organiseren voor mensen die samen willen telen 35

Anders 8

Hoewel één panel-respondent stelt dat de gemeente zich niet teveel met dit onderwerp moet

bemoeien, geven respondenten ook allerhande eigen suggesties voor de gemeente om prosumptie te stimuleren: een plek waar je je grond kan laten testen, tips hoe je met een paar vierkante meters toch kunt tuinieren, fruitbomen in de wijk snoeien, schooltuinen aanleggen, duidelijk maken dat het toegestaan is om in de openbare ruimte te plukken, mensen enthousiasmeren voor het gebruik van de fruitbomen en publiciteit geven aan verenigingen, volkstuinders niet onteigenen en een voedselbos aanleggen. Enkele opmerkingen die het waard zijn om integraal op te nemen:

“Geld beschikbaar stellen voor actieve bewoners om binnen een buurtje kleinschalig uit te wisselen over zelfteelt en wedstrijdjes waarin producten aan elkaar worden getoond.” “Ik ben als leerkracht werkzaam op een basisschool in Almere Poort. Ik vind het een gemis dat er geen schooltuinen in de wijk zijn. Voor kinderen vind ik het belangrijk dat ze leren hoe ze een tuintje kunnen onderhouden en leren hoe fruit, groenten, kruiden en bloemen

groeien.”

“Meer stimulans voor natuurlijk tuinieren door de hele stad. Meer acties > tegels in de achtertuin / voortuin eruit en planten erin. Bewustzijn voor gezond en lokaal voedsel

stimuleren. In de buurt meer fruitbomen aanplanten. Natuurlijk voedsel moet weer natuurlijk en vanzelfsprekend worden. Initiatieven in Oosterwold van kweken van planten tot productie van groenten en fruit stimuleren, zichtbaar maken aan Almeerders”.

“De plukbomen in de parken worden systematisch leeggehaald door professionals. Dit geldt vooral voor de hazelnoten en de kersen. Op die manier heeft een plukbos weinig zin voor de bewoners”.

Verder blijkt uit onze conclusies dat een verhaal over gezondheid of duurzaamheid niet nodig (en wellicht niet handig) is: dit is voor de meeste respondenten een leuke bijkomstigheid, maar geen belangrijke drijfveer. Sigrid Wertheim-Heck bevestigt die bevinding. Het is belangrijk om bij ‘de juiste’ motivaties aan te sluiten, omdat er anders het risico is mensen juist van het onderwerp te

vervreemden. Wertheim-Heck legt uit dat wanneer projecten als bijvoorbeeld volkstuinen geframed worden als ‘duurzame urban farming’ projecten, daarmee een breder scala aan motivaties over het hoofd ziend, dit soort tuinen in een hoek worden geduwd waarin niet iedereen zich thuis voelt. Het normatieve van zo’n frame kan dus problematisch zijn. Anderzijds, zo stelt ze, is het soms ook belangrijk om juist wel heel expliciet te framen, om erover te kunnen communiceren. Uiteindelijk kan het verbouwen van voedsel wel degelijk leiden tot een beter begrip van hoe we zorgvuldig moeten omgaan met de aarde. Mensen gaan de verantwoordelijkheid voor voedsel weer delen, ze gaan nadenken over en een rol spelen in voedselveiligheid.

Op basis van onze conclusies lijkt het zinvoller om in de communicatie vooral aan te sluiten bij ‘het hobby aspect’, en zelf verbouwen makkelijk te maken, bijvoorbeeld door eetbare gewassen aan te planten en dit kenbaar te maken. Respondenten ervaren gebrek aan ruimte, maar vooral aan tijd. Voor de gemeente lijkt het daarom vooral belangrijke rol weggelegd in het faciliteren en ontzorgen. Een inspirerend voorbeeld is de stad Anderlach in Duitsland. Deze stad heeft publiek eetbaar groen aangelegd dat door professionals wordt onderhouden (Bohn en Viljoen, 2014). Ontzorging en vooral facilitering hebben ook te maken met het aanbieden van kennis en

ondersteuning. Sommige respondenten gaven immers aan meer kennis nodig te hebben. Groningen biedt met haar programma Eetbaar Groningen juist dàt aan initiatiefnemers. In dat perspectief is het afstudeerproject van Studente Design for Interaction uit Delft Yaǧmur Gökçe ook interessant. Zij had specifiek als doel te onderzoeken hoe prosumenten uit Almere Oosterwold kennis kunnen delen en een community kunnen vormen. Als eindontwerp is zij gekomen tot zogenaamde DIY Exchange Hubs. Ze heeft dit eindontwerp getest tijdens Oosterwold Ontkiemt event (juni 2019).

“DIY Exchange Hubs are cube-like boxes for Oosterwolders to exchange things like gardening tools, books, seeds and excess produce. The hubs can be built by Oosterwolders with the help of the building manual, which includes drawings of the pieces, instructions about how to put them together and extended features that includes tips about coloring and functional differentiation of the hubs. Further, the hubs can be traced and tracked with the mobile application. Through the app, Oosterwolders may see the current status of the hubs, how to make use of the things that are in the hubs and further make a hub building request.”

Meer informatie is te vinden in bijlage 3, en in de volgende opname:

60 |

Rapport WPR-799

Beperkingen en suggesties voor vervolgonderzoek