• No results found

Wettelijke verplichtingen Volgen van regels en mitigeren en compenseren

2 Analytisch kader

2.3.4 Succes en faalfactoren

Performance en performativiteit spelen een belangrijke rol bij het bepalen van succes en falen (Van Assche et al., 2012). Traditioneel onderzoek naar succes- en faalfactoren heeft bij het benoemen van succes- en slaagfactoren vaak onvoldoende aandacht voor verschillen in tijdstippen, locaties, context en sterk persoonsgebonden factoren. Vaak ook gaat zo’n onderzoek voorbij aan het feit dat betrokken partijen een ander perspectief kunnen hebben op succes en falen. Voor de ene partij is er sprake van een succes als een project op tijd en binnen het budget wordt afgerond, voor de ander als er op een zorgvuldige manier wordt omgegaan met beschermde natuurwaarden. Daar komt nog bij dat de Rijksnatuurvisie geen meetbare doelen vermeld. Succes en falen kunnen daardoor niet aan een specifiek doel gekoppeld worden, maar hangen sterk samen met de invulling die een bepaalde partij geeft aan het begrip natuurinclusief. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, volstaat een doelevaluatie dan ook niet. Het vraagt meer inzicht in de contextspecifieke afwegingen die betrokken actoren maken en de wijze waarop die wordt beïnvloed door de belangen van de verschillende partijen, hun visie op natuurinclusief werken en de daarmee samenhangende perspectieven op succes en falen. Een reconstructie van de beleidstheorie achter de Rijksnatuurvisie of van een onderzoek

waarbij wordt gekeken of het gedachtegoed uit de Rijksnatuurvisie doorwerkt, zou wel mogelijk zijn, maar dat legt de nadruk weer te veel op de Rijksnatuurvisie en de opstellers ervan. Ons bezwaar hierbij is dat er met dergelijk onderzoek geen oog is voor verschillende werkelijkheidsconstructies en daarmee verschillen in logica’s en verschillen in criteria om te duiden wat succes en wat falen is. Een ander bezwaar is dat dergelijke onderzoeken vooral oog hebben voor het uiteindelijk resultaat, terwijl wij ook het procesverloop zo goed mogelijk willen analyseren om te begrijpen hoe tot het resultaat is gekomen.

Ons onderzoek is gebaseerd op een sociaal-constructivistisch perspectief. Dat wil zeggen dat we geïnteresseerd zijn in de verschillende werkelijkheidsconstructies die naast elkaar bestaan. Zo’n werkelijkheidsconstructie wordt ook wel een discours genoemd: een samenhangend geheel van concepten waarmee betekenis wordt gegeven aan de werkelijkheid. Elk ministerie hanteert een eigen discours, maar afdelingen binnen het ministerie kunnen ook weer eigen discoursen hanteren. Ook projectteams ontwikkelen een eigen discours. Al die verschillende discoursen kunnen overlappen, elementen met elkaar delen en ze zullen elkaar over de tijd heen beïnvloeden. Ideeën, nieuwe concepten of perspectieven op succes en falen kunnen over genomen worden, of juist leiden tot een eigen invulling of tegenreactie. De Rijksnatuurvisie en de verschillende nationale projecten zijn een weerslag van verschillende discoursen. Met de Rijksnatuurvisie wordt getracht de discoursen van de nationale projecten en de besluiten en handelingen die daaruit voortkomen te beïnvloeden. Daarbij is er geen sprake van lineaire doorwerkingen maar van co-evolutie. Discoursen beïnvloeden elkaar wederzijds en ontwikkelen zich op basis van hun onderlinge interactie. Omdat synergie tussen de Rijksnatuurvisie en andere nationale projecten centraal staat, gebruiken we concepten van Evolutionary Governance Theory om succes- en faalfactoren te achterhalen.

Vanuit een sociaal-constructivistisch perspectief is de wijze waarop beleid als succesvol wordt voorgesteld relevant voor de implementatie van dit beleid (Mosse, 2005; Rap, 2006). “Of beleid succesvol is of niet, wordt gedefinieerd binnen een discours, een denkbeeld dat wordt gedeeld door een netwerk van actoren en de daarmee samenhangende praktijken. Wat in het ene discours als succes wordt gezien, kan in een ander discours onopgemerkt blijven of als mislukking worden bestempeld” (Beunen et al., 2011). Sommige beleidsdiscoursen waarin het succes wordt benadrukt kunnen gaan domineren over discoursen waarin de mislukking van beleid centraal staat en andersom (Foucault, 1982; 1994). Van simpel succes- en faalfactoren is daarmee dus geen sprake. Onze analyse richt zich op de verschillende verhalen waarin succes of falen wordt gedefinieerd rond de Rijks-

natuurvisie en nationale projecten.

Dergelijke verhalen worden gekarakteriseerd door een specifieke discursieve constructie met een samenhangende verzameling van concepten, toegepaste criteria en belangrijke karakters en gebeurtenissen (Hajer, 2005; Sandercock, 2003). Een succes- of faalverhaal is onderdeel van een continu veranderende discursieve omgeving, waarin het verhaal wel of niet gerelateerd kan worden aan de criteria, concepten, karakters en gebeurtenissen van andere discoursen (Beunen et al., 2011; Van Assche et al., 2012. De discursieve omgeving bepaalt daarmee het potentieel voor het toekennen van succes aan een bepaald beleid. Als een bepaald verhaal of een bepaalde interpretatie van

gebeurtenissen door vele betrokkenen wordt gedeeld, zal deze interpretatie meer invloed hebben en ook steeds meer effect sorteren. Hoe meer partijen een bepaald perspectief delen, hoe ‘steviger’ en dominanter dit perspectief wordt en hoe moeilijker het wordt om een andere perspectief te

presenteren.

Het toekennen van succes of falen leeft door in toekomstige acties en beslissingen. Het is een zelfversterkend mechanisme en zorgt voor een padafhankelijkheid (Van Assche et al., 2012).

Belangrijk hierbij is de wijze waarop het succes- of faalverhaal gepresenteerd wordt. Daarbij komt het veelal aan op performance. Die hangt samen met onder meer het moment van presentatie, het genre, en de structuur en bewoording van de presentatie. Succes- of faalverhalen kunnen meervoudige doelen hebben. Ze worden gebruikt om mensen te overtuigen of in verwarring te brengen, om een bepaalde partij of een coalitie van partijen te versterken, om een bepaalde context als een

onveranderlijk gegeven te presenteren of om andere verhalen en criteria van succes en falen uit te sluiten. Retoriek kan niet worden gereduceerd tot het gesproken of geschreven woord: “Het is de opvoering (performance), in een specifieke context, waardoor andere actoren overtuigd worden. Opvoering is een strategie die retoriek toepast om verandering te bewerkstelligen. Herhaling van

40 |

WOt-technical report 82

succes- of faalverhalen, de promotie van de onderliggende criteria, de opname in beleidsdiscoursen en het identificeren van potentiële bondgenoten vallen daaronder en zijn als objecten voor onze analyse relevant” (Beunen et al., 2011: 110).

Voor een goed inzicht in de verspreiding en effecten van verhalen van succes en falen rondom de Rijksnatuurvisie en de geselecteerde nationale projecten reconstrueren we de evolutie van zowel de communicaties als de aan het onderwerp gerelateerde praktijken. Daartoe verzamelen wij materiaal en analyseren dit vanuit verhalen waarin succes of falen wordt gedefinieerd, inclusief de achter- liggende criteria. In het bijzonder richten wij ons daarbij op documentanalyse (beleidsdocumenten van het Rijk, de wijze waarop over de Rijksnatuurvisie en over een nationaal project wordt bericht in diverse media (landelijke kranten, tijdschriften, internetsites), discussies over natuur die in een nationaal project plaatsvinden en vooral gesprekken en interviews met betrokkenen bij de Rijksnatuurvisie en bij een nationaal project.

2.4

Uitleiding

Het proces van co-evolutie van een rijksinvestering en de Rijksnatuurvisie wordt dus bestudeerd met behulp van Evolutionary Governance Theory. Binnen dat kader zijn er enkele specifieke concepten uitgelicht die specifiek voor dit onderzoek gebruikt zullen worden. We gebruiken enkele combinaties van concepten die verschillende kanten van een vraagstuk kunnen laten belichten. Het gaat concreet om contingentie en strategieën, wederzijdse afhankelijkheden en succes- en faalfactoren.

3

Windenergie: ook groene groei voor