• No results found

– Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten.

2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding

- 9 - Artikel 24 - Studieadvies eerste jaar

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 ec.

3. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief advies uit aan de student die ten minste 45 ec van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald.

4. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere

persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 26. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden.

5. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

6. Om te bepalen of het aantal vereiste studiepunten bedoeld in het derde lid is behaald, worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de Commissie Studieadvies Eerste Jaar.

8. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die worden ingeschreven na 31 januari het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie

Studieadvies Eerste Jaar brengt enkel dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. De decaan is bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie.

10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies.

Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van het tweede inschrijvingsjaar. Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 25 - Voorlopig advies

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden

uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het

studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

Artikel 26 - Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan

- 10 -

de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

3. Indien op grond van het eerste lid nog geen negatief advies wordt uitgebracht met een bindende afwijzing, brengt de Commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies uit zoals bedoeld in de laatste volzin van artikel 24, lid 8.

Artikel 27 - Duur afwijzing

Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

Artikel 28 - Hardheidsclausule bindend studieadvies

In bijzondere gevallen, kan de decaan, gehoord de commissie studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies (nog) geen bindende afwijzing te verbinden.

Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 – Honours Programma en Honours Academy

Excellente bachelorstudenten van de letterenfaculteit kunnen deelnemen aan het interdisciplinaire Honours Programma of de disciplinaire programma’s van de Radboud Honours Academy.

Artikel 30 - Bekendmaking

De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin.

Artikel 31 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2016.

Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 juli 2016.

- 11 -

Deel 2: Opleidingsspecifiek

Paragraaf 6 – Algemene bepalingen

Artikel 32 – Toepasselijkheid algemeen deel

Op deze bacheloropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van dit reglement van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken.

Artikel 33 – Specifieke eindtermen

Conform het bepaalde in artikel 4 beoogt de opleiding de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de Geschiedenis, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en op een verdere studieloopbaan met het recht op toegang tot de masteropleiding Geschiedenis zoals genoemd in de betreffende OER.

Artikel 34 – Taal

1. De opleiding wordt in beginsel verzorgd in de Nederlandse taal

2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens in het Nederlands is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel:

a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel

d. in het bezit is van een van de hierna te noemen diploma’s of certificaten:

i. het diploma van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II (NT2-II) ii. het RU-certifcaat Nederlands als tweede taal (RU-NT2);

iii. het Certificaat Nederlands als vreemde taal, profiel Academische Taalvaardigheid óf profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs;

iv. International Baccalaureate: Nederlands als Language A of Language B (Higher Level);

v. Europees Baccalaureaat: Nederlands als tweede taal;

vi. Verenigd Koninkrijk: Nederlands op GCE A-level (vanaf 1998);

vii. International GCSE First Language;

viii. Duitsland: Zeugnis der Allgemeinen Hochschulreife met Nederlands als Leistungs- of Grundkurs;

ix. Suriname: Vwo-diploma, propedeuse Anton de Kom universiteit;

x. België: Diploma van Secundair Onderwijs (ASO), of

xi. Overzeese gebiedsdelen: vwo-diploma met Nederlands als eindexamenvak dan wel een diploma hoger onderwijs.

3. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens in het Engels is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of

- 12 -

- in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of

- in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of - een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd:

a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 79 punten of hoger (internet based);

b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.0 of hoger, c. Cambridge Certificate of Advanced English met een score van 60% of hoger.

4. Toets academische taalvaardigheid Nederlands

- Iedere student van een Nederlandstalige bacheloropleiding legt in het eerste studiejaar een toets academische taalvaardigheid Nederlands af.

- De toets is gericht op academische taalvaardigheid en is opgebouwd uit de aspecten:

basisspelling, academische woordenschat, taalverzorging en tekstopbouw.

- De toets academische taalvaardigheid is gekoppeld aan de cursus Globalisering. Deze cursus kan alleen afgerond worden wanneer ook de toets academische taalvaardigheid is behaald.

- Als de toets academische taalvaardigheid Nederlands als enige deeltentamen van het examenonderdeel niet is behaald, dan blijven de reeds behaalde deeltentamens geldig.

- Als de toets academische taalvaardigheid Nederlands is behaald, maar het examenonderdeel als geheel niet, dan blijft het resultaat van de toets academische taalvaardigheid Nederlands geldig.

Artikel 35 – Toelating op grond van hbo-propedeusediploma

1. Bezitters van een HBO-propedeuse diploma worden desgevraagd vrijgesteld van de

vooropleidingseis bedoeld in artikel 7.24 WHW, mits zij aantonen te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden om de opleiding met goed gevolg af te ronden.

2. Aan de in lid 1 bedoelde eis is in ieder geval voldaan indien:

- de HBO-propedeuse binnen een jaar is behaald, en - het gemiddelde behaalde cijfer minimaal een zeven is.

Artikel 36 – Minoren

1. De bachelor omvat twee minoren van 15 ec elk, door de student te kiezen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten4. Met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, fraude en plagiaat, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en vrijstellingen geldt voor het minoronderwijs hetgeen in deel 1 van deze Onderwijs- en Examenregeling is vastgelegd. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de minorgids van de faculteit:

http://studiegids.science.ru.nl/2016/arts/prospectus/minorgids/. Voor cursussen die buiten de opleiding gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

2. Het totale minorpakket van een student mag niet meer dan 15 ec aan propedeusecursussen bevatten.

4 Studenten die vóór 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, volgen drie minoren van ieder 15 ec.

- 13 -

3. De student heeft de mogelijkheid om maximaal één minor zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Een zogeheten „vrije minor‟ vereist de

goedkeuring van de examencommissie5. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf samengestelde minor wordt door de student ten minste twee maanden voor het afleggen van het eerste onderdeel bij de examencommissie ingediend. In bijzondere gevallen kan de

examencommissie afwijken van de genoemde termijn.

4. Een besluit goedkeuring van de in lid 3 bedoelde minor te onthouden wordt door de

examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

5. Ten aanzien van de in lid 3 bedoelde minor beslist de examencommissie binnen vier weken na ontvangst van het verzoek of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen vier weken na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste zin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student.

6. Indien een student in de in lid 3 bedoelde minor wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen.

Artikel 37 – Core Curriculum

1. Alle studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven, volgen gedurende hun studie een core curriculum van 15 ec. Dit core curriculum bestaat uit de volgende onderdelen:

- Wijsgerige reflectie: Geschiedfilosofie 1 (5 ec.) - Kennis en inzichten in de humaniora (5 ec.)

Keuze uit (onder voorbehoud):

- Theories of Interpretation: Understanding and Explanation in the Humanities - Intellectuele geschiedenis van het Christendom

- De zijderoute

- De oudheid en haar voortleven in de Europese cultuur

- Ways of seeing. From mimesis to hyperrealism in the visual arts - Van Beowulf tot Brecht: meesterwerken uit de Europese Letterkunde - Woorden en woordgebruik

- De academicus voor de klas

- Geesteswetenschappen en samenleving (5 ec.)

2. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding:

http://studiegids.science.ru.nl/2016/arts/

Paragraaf 7 – Propedeuse

Artikel 38 – Samenstelling propedeuse

1. De propedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding:

- 14 -

Core curriculum 1: Geschiedfilosofie 1 5

2. a. De aanwezigheid bij werkcolleges en het mentoraat is verplicht.

b. Een student die bij meer dan 20% van de werkcolleges niet aanwezig is, wordt uitgesloten van verdere deelname en van de bij de cursus behorende toetsen.

c. De cursuscoördinator kan in bijzondere omstandigheden tot een individuele uitzondering op lid 2.b besluiten.

Artikel 39 – Praktische oefeningen in de propedeuse

1. De volgende propedeuseonderdelen, als genoemd in artikel 38, omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm:

- Oudheid I: paper - Oudheid II: paper - Middeleeuwen I: paper - Middeleeuwen II: paper - Nieuwe tijd I: paper - Nieuwe tijd II: paper - Nieuwste tijd I: paper - Nieuwste tijd II: paper - Propedeusewerkstuk: paper

2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan niet worden

afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn afgelegd:

Niet van toepassing

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het desbetreffende tentamen:

Niet van toepassing.

6 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Oudheid I en II de cursus Oudheid (10ec).

Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling

7 7 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Middeleeuwen I en II de cursus

Middeleeuwen (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling

8 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nieuwe tijd I en II de cursus Nieuwe tijd (10ec).

Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling

9 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nieuwste tijd I en II de cursus Nieuwste tijd (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling

- 15 -

Paragraaf 8 – De postpropedeutische fase van de opleiding

Artikel 40 – Samenstelling postpropedeuse10

1. De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec. Voor de specifieke inhoud en vorm van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding: http://studiegids.science.ru.nl/2016/arts/

Historiografie 5

Europa historisch beschouwd 10

Gendergeschiedenis 5

Religiegeschiedenis 5

Geschiedfilosofie 2 5

Onderzoekslaboratorium 5

Keuzepakket (keuze uit onderstaande pakketten) 15

- Oude en Middeleeuwse geschiedenis - Cultuurgeschiedenis

- Sociale Geschiedenis van Noord Amerika - Politieke Geschiedenis

Twee themacolleges 10+10

Core Curriculum 10

Minoren 30

Bachelorwerkstuk 10

2. a. De aanwezigheid bij een werkcollege is verplicht.

b. Een student die bij meer dan 20% van de werkcolleges niet aanwezig is, wordt uitgesloten van verdere deelname en van de bij de cursus behorende toetsen.

c. De cursuscoördinator kan in bijzondere omstandigheden tot een individuele uitzondering op lid 2.b besluiten.

Artikel 41 – Praktische oefeningen in de postpropedeuse

1. Alle onderdelen van de postpropedeutische fase, als genoemd in artikel 40, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de vorm van schriftelijke en/of mondelinge opdrachten, met dien verstande dat voor Core Curriculum II en III en de cursussen in de minoren geldt dat de werkwijze wordt bepaald door de opleidingen die deze cursussen verzorgen

2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in dit lid kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn gevolgd.

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen:

- Bachelorwerkstuk

10 Studenten die voor 1 september 2014 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nederlandse Geschiedenis B1 (5ec) en Propedeusewerkstuk (5ec) de cursus Nederlandse Geschiedenis B2 (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de

eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling. In plaats van het keuzepakket (15ec) volgden zij een extra minor (15 ec).

- 16 - Paragraaf 9 – Tentamens en examens van de opleiding

Artikel 42 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’)

1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald:

a. propedeuse:

Niet van toepassing b. postpropedeuse:

- Toelating tot het themacollege onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten.

- Toelating tot het bachelorwerkstuk onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten, alsook dat 30 ec. zijn behaald in het majorgedeelte van de postpropedeutische opleiding.

2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.

3. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

Artikel 43 – Beperkte geldigheidsduur behaalde studiepunten en deelresultaten

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 gelden, onverminderd het bepaalde in de leden 12.2 en 12.3, voor behaalde studieresultaten de hierna te noemen beperkingen: geen

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2 geldt dat deeltentamens hun geldigheid verliezen aan het einde van het studiejaar. Om een cursus af te kunnen ronden moeten alle deeltentamens met een voldoende zijn afgesloten.

Artikel 44 – Weging

Bij het toekennen van het judicium gaat de examencommissie uit van een gewogen gemiddelde, waarbij cijfers van vakken meetellen in verhouding tot de ec-waardering verbonden aan deze vakken.