• No results found

Strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn; 2 Hoogste punt in het dwarsprofiel van het dijklichaam; 3 Buitenkruinlijn.

11 Voorland 11.1 Inleiding

Kruin 1. Strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn; 2 Hoogste punt in het dwarsprofiel van het dijklichaam; 3 Buitenkruinlijn.

Kruinhoogte Hoogte van de waterkering.

Kruip In de tijd doorgaande vervorming van een materiaal ten gevolge

van een belasting.

Kunstwerk (Waterkerend)

Constructie die onderdeel uitmaakt van een waterkering en over een beperkte lengte de waterkerende functie van het grondlichaam geheel of gedeeltelijk overneemt, maar is aangelegd ten behoeve van een andere (utilitaire) functie die de waterkering kruist (zoals schutten en spuien). In verband met deze utilitaire functie zijn deze waterbouwkundige constructies meestal voorzien van één of meer beweegbare afsluitmiddelen.

Kustlijn Gemiddelde laagwaterlijn. Deze is aangegeven op de door de

Minister van Verkeer en Waterstaat of haar opvolger vastgestelde peilkaart.

Kwel Het uittreden van grondwater (water dat door of onderdoor een waterkering stroomt) als gevolg van het te keren verval over de waterkering (waterstandsverschil). Doorsijpeling van water onder de dijk door. In het algemeen: het diffuus uittreden van grondwater. In het bijzonder: het uittreden van grondwater onder invloed van grotere stijghoogten elders in het hydrologische systeem

Kwelkade In het direct aan de dijk grenzende achterland aangebrachte kade om afstromen van kwelwater te verminderen waarmee wordt getracht het optreden van pipingverschijnselen te voorkomen alsmede wateroverlast binnendijks tijdens hoge rivierafvoeren te beperken.

Kwelscherm Een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie voor

verlenging van de kwelweg.

Kwelsloot Sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren.

Kwelweg Mogelijk pad in de grond dat het kwelwater aflegt, van het

intreepunt naar het uittreepunt.

Kwelweglengte Lengte van de kwelweg, d.i. de afstand die het kwelwater

ondergronds aflegt voordat het weer aan de oppervlakte komt.

Laag duin Duin waarbij er sprake is van golfoverslag.

Lage drempel Een element in een niet hoogwaterkerend gesloten kunstwerk, dat zorgt voor een drempel waarbij er na overstromen direct contact ontstaat tussen buiten- en binnenwater, zodat het debiet aan instromend water door de binnenwaterstand wordt beïnvloed.

Lagedrukleiding (vloeistof, gas)

Leiding deel uitmakend van een systeem waarin een bedrijfsdruk kleiner dan 1 MPa (10 bar) wordt aangehouden.

Landwaartse grens waterstaatswerk

Overgang tussen een duinwaterkering en het binnendijks duingebied

Langsconstructie Type kunstwerk in een waterkering waarvoor geldt dat de onzekerheden gerelateerd aan de (relatief) grote lengte in de richting van de as van de waterkering (ten opzichte van de lengte loodrecht op de as van de waterkering) in de beoordeling moeten worden meegenomen zoals kademuren en stabiliteitschermen.

Langsstroming Stroming van water over het talud evenwijdig aan de as van de dijk.

Legger Een kaart met juridische status die waterkeringbeheerders

opstellen. Hierop staat de exacte ligging van de waterkering en de daarin te onderscheiden zones (waterstaatswerk, beschermings- zone en buitenbeschermingszone).

Leklengte Een lengtemaat voor de doorlaatcapaciteit van de watervoerende zandlaag. De doorlaatcapaciteit wordt bepaald door het doorlaatvermogen van de watervoerende zandlaag en door de weerstand van de slecht doorlatende toplaag.

Lengte-effect Het relatieve verschil in de faalkans van een "uniform" dijksegment en de faalkans van een dwarsdoornede uit datzelfde segment

Levensduurfactor Factor om de invloed van het gecorreleerd zijn van faalkansen in afzonderlijke jaren binnen de levensduur op de faalkans voor de gehele levensduur in rekening te brengen.

Life cycle analysis Beschouwing over één of meer aspecten van een product, proces, et cetera, waarbij de gehele levenscyclus van het onderzochte in de beschouwing voorkomt.

Liquefactie Zie verweking.

Lokale opstuwing lokale waterstandsverhoging ter plaatse van de waterkering als gevolg van obstakels in het rivierbed.

Lokale opwaaiing Opwaaiing tussen de locatie waarvoor de hydraulische

randvoorwaarde wordt gegeven en de waterkering.

L-wand Al dan niet verankerde grondkerende constructie in de vorm van

een L, waarvan de verticale wand primair is om de grond te keren en het horizontale deel om de stabiliteit van de constructie te waarborgen. Door het gewicht dat op de constructie rust ontstaat er een grote wrijving tussen de L-wand en de grond. Deze wrijving moet de horizontale belasting van dezelfde grondmassa en eventueel een externe horizontale last opvangen.

Maatgevend afslagpunt

Afslagpunt in een dwarsraai berekend tijdens de toetsing van een duinwaterkering.

Maatgevende afslagzone

Afslagzone berekend tijdens de toetsing van een duinwaterkering.

Maatgevende afvoer De afvoer die bepalend is gesteld voor het ontwerp of een deel ervan.

Maatgevende Hoogwaterstand

De waterstand met een kans van voorkomen gelijk aan de normfrequentie van het dijktraject waar de waterkering onderdeel van uitmaakt.

Macro-instabiliteit Het afschuiven van grote delen van het grondlichaam van een dijk langs rechte of gebogen glijvlakken, dan wel het evenwichtsverlies ten gevolge van het ontstaan van grote plastische zones.

Macrostabiliteit Weerstand tegen het optreden van een glijvlak in het talud en de ondergrond.

Mastiek Warm bereid asfalt met een continu gegradeerd mengsel van zand

en vulstof en een overmaat aan bitumen, dat nagenoeg geen holle ruimte heeft (asfaltmastiek).

Materiaalfactoren Partiële factoren, die op de karakteristieke materiaalparameters worden toegepast om onzekerheden in de grondeigenschappen te verdisconteren.

Materiaaltransport Faalmechanisme waarbij uitspoeling vanuit onderlagen leidt tot ondermijning van de toplaag.

Meerdijk Primaire waterkering, gelegen langs in het algemeen grote

wateren, anders dan rivieren, zonder getijdenwerking.

Meerpeil De waterstand op een bepaald moment gemiddeld over het

beschouwde meer.

Microstabiliteit Weerstand tegen erosie van het talud als gevolg van uittredend water.

Middenkruinlijn Midden van buiten-en binnenkruinlijn.

Mijnsteen Restproduct van mijnbouw bestaand uit breed gegradeerd

granulair materiaal.

Mineraal aggregaat Mengselcomponent in asfalt, bestaande uit grind of steenslag, zand en vulstof of een combinatie hiervan.

Mobiele kering Demontabele of tijdelijk keermiddel dat niet permanent aanwezig is en apart moet worden opgebouwd bij een (dreigend) hoogwater.

Modelfactor Partiële factor waarin onzekerheden in de berekeningsmethodes zijn verdisconteerd.

Modelonzekerheids- factor

Stochast die de modelonzekerheid beschrijft.

Morfologie Leer en beschrijving van de bodemligging van zee, zeearmen,

meren en rivieren

Nat kunstwerk Civiel-bouwkundige constructie die onderdeel is van een vaarweg of waterweg met als doel regulering van de waterstanden, passage van schepen, hoogwaterbescherming, kruising van waterwegen of afvoer van water.

Naviduct Combinatie van sluis en aquaduct die als constructie één geheel vormen.

Niet waterkerend object

Objecten op of in de dijk die geen waterkerende functie hebben, zoals leidingen, woningen, gemalen en bomen.

Nominale waarde Gemiddelde waarde of mediane waarde.

Noorse steen Verzamelnaam voor stenen die in de ijstijd door ijsmassa's zijn meegenomen en die in de 19e en begin 20e eeuw in Midden- en Noord-Nederland als bekleding op de dijk zijn aangebracht (Noordse steen, Drentse steen, Poolse steen, flinten).

Norm Wettelijk vastgestelde eis aan de overstromingskans van een dijktraject.

Normaal Amsterdams Peil

Hoogte ten opzichte van het `Amsterdams Peil', de gemiddelde zomervloedstand van het lJ voor Amsterdam toen dit nog in vrije verbinding stond met de Zuiderzee.

Normaal onderhoud Vast en variabel onderhoud dat tijdig wordt uitgevoerd door de beheerder, waardoor het kwaliteitsniveau van de onderdelen van de kering boven het vastgestelde minimum blijft.

Normfalen Normfalen van een technisch systeem houdt in dat het systeem

rekenkundig voor een of meer functies niet aan de wettelijke of juridische kansnorm wordt voldaan.

Normfrequentie Toelaatbare overstromingskans van een dijktraject.

Normtraject Dijktraject waarvoor in de Waterwet een faalkanseis is gegeven (ook traject).

Nulfractie Fractie van granulair materiaal met kleine diameter, globaal kleiner dan 10 mm (nulfractie).

Numeriek model Model dat door middel van discretisatie de differentiaal- vergelijkingen oplost, die de fysische processen beschrijven

Object Een in of op de waterkering aanwezige constructie of aanwezig

element (bv begroeiing, bebouwing, pijpleidingen of weg en dijkmeubilair) met of zonder waterkerende functie.

Ondergrond Grond die onder maaiveld of het betreffende constructieonderdeel aanwezig is.

Ondergrondmodel Een ondergrondmodel geeft de ruimtelijke verdeling van

geologische, geotechnische of hydrologische eenheden in de ondergrond, vaak in 3D.

Ondergrondprofiel 2D dwars- of langsprofiel waarin de opbouw van de ondergrond wordt weergegeven. Meestal grotendeels gebaseerd op een extrapolatie van informatie uit ondergrondgegevens.

Ondergrondscenario De stapelingen van WTI-SOS eenheden die binnen segmenten kunnen voorkomen worden scenario’s of WTI-SOS scenario’s genoemd. Vanwege de onzekerheid over de werkelijke grondopbouw op elke locatie langs de dijk worden er meestal meerdere scenario’s vastgesteld en wordt voor elk van die scenario’s de kans van aantreffen gegeven. De WTI-SOS scenario's worden tijdens het toetsen lokaal verfijnd tot lokale scenario's.

Ondergrond- schematisatie

Een schematische weergave van (een deel) van de ondergrond voor een bepaald gebied.

Onderlagen Alle lagen tussen de dijkkern en de toplaag.

Onderloopsheid Lekstroom onder een constructie door.

Onderloopsheid (faalmechanisme)

Het ontstaan van holle ruimten onder een kunstwerk als gevolg van een geconcentreerde kwelstroom waarbij gronddeeltjes worden meegevoerd. Hierbij loopt de kwelstroom onder het kunstwerk door op het grensvlak van constructie en zand.

Ondertafel Onderste gedeelte van de taludbekleding (onder Gemiddeld

Hoogwater of onder een overgangsconstructie).

Onderwateroever Zie vooroever.

Ongesorteerd Aanduiding van granulair materiaal waaruit de nulfractie niet is uitgesorteerd.

Ontgronding Erosie van de waterbodem of vooroever als gevolg van stroming en golfbeweging.

Onvolkomen stroming De situatie waarin het water achter een (lange) overlaat wordt

gestuwd door het water dat over de overlaat stroomt, waarbij zich benedenstrooms een bodemneer vormt.

Opbarsten Scheuren (bezwijken) van de binnendijks gelegen afdekkende laag die is opgedreven als gevolg van een te grote wateroverspanning in de daaronder gelegen watervoerende laag. Algemeen: Bezwijken van de grond door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond, onder invloed van wateroverdrukken.

opdrijfveiligheid Verhouding tussen het gewicht van het afdekkend pakket slecht doorlatende lagen (klei/veen) en de opwaartse waterdruk direct er onder, uitgedrukt in de parameter 'n'.

Opdrijfzone Zone achter de dijk waar de grenspotentiaal wordt bereikt.

Opdrijven (asfalt, bekledingen)

Onder extreme omstandigheden optredende neiging tot oplichten van een bekleding langs het talud door een wateroverdruk onder de bekleding die groter is dan de component van het eigen gewicht loodrecht op het talud.

Opdrijven (piping, macrostabiliteit)

Vorm van hydraulische grondbreuk waarbij een cohesieve afdekkende laag wordt opgelicht ten gevolge van wateroverspanning in de onderliggende watervoerende laag. Opdrukken van het afdekkende pakket door het bereiken van de grenspotentiaal.

Open keerhoogte 1. De kerende hoogte van een waterkering met beweegbare

afsluitmiddelen bij open afsluitmiddel; 2. De kerende hoogte van de kaden langs het achterliggende (binnen)watersysteem wanneer dit bij open afsluitmiddel in directe verbinding staat met het buitenwater.

Open keerpeil Buitenwaterstand welke bij open afsluitmiddel nog juist niet tot een ontoelaatbaar instromend volume buitenwater leidt.

Open ruimte Het deel van het oppervlak dat niet door de toplaagelementen wordt bedekt.

Open steenasfalt warm bereid asfalt met een mengsel van grof en uniform

gegradeerd steenslag en een ondermaat aan asfaltmastiek, dat een hoog percentage holle ruimte heeft.

Open tunnelbak Weg in een constructie welke onder (grond)waterniveau ligt.

Oppervlakbehandeling Een dichtingslaag en/of een slijtlaag op een bekleding van

asfaltbeton.

Oprollen Combineren van faalkansen van faalmechanismen en dijkvakken.

Oscillatie Het rond een vast punt heen en weer gaan van massa of energie.

Overgang Een ruimtelijke verandering (dus geen veranderingen in de tijd) in de bekleding of constructie in het vlak van de buitencontour van een primaire waterkering.

Overgangs- constructies

Aansluiting tussen twee wezenlijk verschillende type constructies. Het kan gaan om aansluitingen tussen een duin, dijk en/of kunstwerk, maar ook om een overgang tussen twee verschillende typen bekledingen.

Overgeconsolideerd Staat van grond waarbij in het verleden een hogere (verticale) grondspanning is opgetreden, waardoor de grond een grotere dichtheid en stijfheid heeft gekregen dan dezelfde grond die deze voorbelasting niet heeft gekregen.

Overgoten steenzettingen

Steenzettingen waarbij tussen de toplaagelementen van boven af tot minder dan de helft van de toplaagdikte beton of asfalt is aangebracht (oppervlakkig gepenetreerde steenzettingen).

Overlaat Drempel waarover water van de ene naar de andere zijde stroomt.

Overloop Het verschijnsel waarbij water over de (kruin van de) waterkering het achterland in loopt, omdat de waterstand in het buitenwater (rivier, zee, meer) hoger is dan de waterkering.

Overloopdebiet De hoeveelheid water die door overloop per strekkende meter gemiddeld per tijdseenheid over de waterkering loopt.

Overloopscherm Ondoorlatende wandconstructie ter vergroting van de kerende hoogte van een waterkering, die daarmee binnen de waterkerende functie een bijdrage levert aan de weerstand tegen overloop en golfoverslag.

Overlopen Het over de waterkering heen stromen van water, als de

waterstand hoger is dan de waterkering.

Overslagdebiet Volume water dat per strekkende meter per seconde door de golfbeweging over de buitenkruinlijn slaat.

Overstromingskans Voor bedijkt gebied: kans dat het gebied overstroomt doordat een waterkering die het gebied beschermt, faalt. Voor onbedijkt gebied: kans dat de waterstand hoger komt dan het maaiveldniveau.

Overstromingskans- benadering

De onzekerheden over de belastingen en sterkte-eigenschappen worden tot uitdrukking gebracht in de kans dat de belasting groter is dan de sterkte.

Overstromingskans norm

De normspecificatie geldend voor een dijktraject.

Pakking of

pakkingsdichtheid

Palenwand Een palenwand is opgebouwd uit een rij in de grond gevormde, overlappende palen van beton of cementgrout, eventueel gewapend om buigende momenten te kunnen opnemen.

Partiële

(veiligheids)factor

Vermenigvuldigingsfactor die (mits >1) resulteert in een strengere betrouwbaarheidseis.

Partiële factor Factor waarmee een representatieve waarde vermenigvuldigd (of gedeeld) wordt ter verkrijging van de rekenwaarde. De partiële factoren dienen om onzekerheden in belastingen, materiaaleigenschappen, rekenmethodes, gevolgen van falen en de overschrijdingskans van grenstoestanden in rekening te brengen.

Patroonpenetratie Penetratie met asfalt of beton van een breuksteenbekleding over een deel van het oppervlak.

Peil De hoogte van de waterstand.

Peilbuis Algemene term voor een in de grond geplaatste buis of soortgelijke constructie met een kleine diameter voorzien van een filter, waarin de grondwaterstand c.q. stijghoogte kan worden gemeten.

Peildatum Datum, vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu, waarop de toetsing van de primaire waterkering betrekking heeft. De (verwachte) toestand op de peildatum wordt getoetst.

Penetratie (van bitumen)

De getalwaarde van de indringing, uitgedrukt in eenheden van 0,1 mm, van een standaard naald die verticaal op het oppervlak van een bitumineus materiaal is geplaatst onder gespecificeerde condities van temperatuur, belasting en tijd.

Penetratie-index Een maat voor de temperatuurafhankelijkheid van de viscositeit van bitumen.

Persleiding Leidingsysteem waar onder druk een vloeistof of een gas

doorheen wordt gepompt.

Petit graniet Blokvormig toplaagtype van graniet, destijds afkomstig van leverancier Petit.

Piping Het verschijnsel dat onder een waterkering (dijk of kunstwerk) holle pijpvormige ruimte ontstaan, ten gevolge van een geconcentreerde kwelstroom waarbij gronddeeltjes worden meegevoerd; dit verschijnsel wordt ook onderloopsheid genoemd. In de feitelijke definitie is sprake van piping indien zich een doorgaand open kanaal heeft gevormd van intreepunt tot uittreepunt doordat het erosieproces van een zandmeevoerende wel niet stopt.

Plaatbekleding Monoliete en waterdichte bekleding.

Plasberm Zie teenbestorting.

Plus/min-afweging Afweging waarbij de volgorde van geschiktheid van varianten wordt bepaald.

Polder Op de boezem uitslaand of lozend gebied met geregelde

waterstand.

Polderpeil Peil van het oppervlaktewater binnen een beheersgebied.

Porositeit Verhouding tussen de open ruimte tussen de korrels en het totale volume (open ruimte + korrels) van het granulaire materiaal.

Potentiaal Stijghoogte ten opzichte van een referentievlak.

Primaire waterkering Waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze behoort tot een dijktraject waarvoor een norm is opgenomen in de

Waterwet.

Probabilistische analyse/faalkans- berekening

Analyse waarin de faalkans van een waterkering wordt bepaald, rekening houdend met alle relevante onzekerheden (natuurlijke variabiliteit en kennisonzekerheden).

Probabilistische beoordeling

Beoordeling of een waterkering voldoet, op basis van een probabilistische analyse.

Probabilistische rekenhart

Verzameling rekenmodules van de toetssoftware waarmee probabilistische berekeningen uitgevoerd worden.

Probabilistische rekentechniek

Rekenmethode om faalkansen te bepalen. Er zijn meerdere rekentechnieken beschikbaar in de toetssoftware.

Probabilistische toets Toetsing op basis van probabilistische analyses.

Proevenverzameling Verzameling/steekproef van in het terrein gemeten of in het laboratorium bepaalde waarden van grondeigenschappen, ingedeeld naar geologische/geotechnische formatie.

Puntconstructie Type kunstwerk in een waterkering waarvoor geldt dat de

onzekerheden gerelateerd aan de lengte in de richting van de as van de waterkering (relatief beperkt ten opzichte van de lengte loodrecht op de as van de waterkering) over het algemeen een ondergeschikte rol speelt, zoals sluizen en coupures.

Randvoorwaarde- locatie

Locatie waarvoor de hydraulische randvoorwaarden worden gegeven.

Randvoorwaarden Beschrijving van de wijze waarop uitwisseling (massa, energie) van het gemodelleerde systeem met de omgeving plaatsvindt.

Regionale (water)kering

Niet-primaire waterkering. Door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld welke niet-primaire waterkeringen worden aangemerkt als regionale kering en aan welke criteria de regionale keringen dienen te voldoen.

Rekenwaarde Volgens de definitie in [CUR162 1992], de parameterwaarde die wordt berekend door de karakteristieke waarde te delen door of, in het geval dat dit ongunstiger is, te vermenigvuldigen met een partiële veiligheidsfactor.

Relatieve dichtheid Relatief gewicht van materie onder water, gedefinieerd als het soortelijk gewicht van de materie minus het soortelijk gewicht van het water, gedeeld door het soortelijk gewicht van het water.

Representatieve waarde

De basiswaarde die de werkelijke waarde van een parameter met voldoende zekerheid representeert. De representatieve waarde is gelijk aan de karakteristieke waarde of een nominale waarde. Hieruit wordt met behulp van de partiële factor de rekenwaarde bepaald.

Reserveringsstrook Strook (duin), direct landwaarts van het grensprofiel, deel uitmakend van de primaire waterkering, onder meer ten behoeve van de opvang van de effecten van de verwachte getijhoogwaterstijging over een periode van 200 jaar

Reservestrook Zie ‘Reserveringsstrook’.

Restproduct Bijproduct van productieprocessen dat als constructiemateriaal wordt gebruikt.

Reststerkte Sterkte die kan worden ontleend aan het deel van het faaltraject dat na de toestand beschreven door de faaldefinitie moet worden doorlopen alvorens de waterkering daadwerkelijk faalt.

Rijksstrandpalenlijn Langs de gehele kust gelegen referentielijn voor meetraaien (hoofdraai).

Rijkszeeweringen- reglement

Verordening met verbods- en gebodsbepalingen van het Rijk als beheerder van een zeewering. Vergelijkbaar met de Keur.

Risicoanalyse Het nagaan van de kans op een ongewenste gebeurtenis en de gevolgen daarvan.

Rivierdijk Dijk langs een rivier.

Rolweerstandshoek Hoek in het krachtenevenwicht die aangeeft hoeveel de korrels bieden tegen rollen.

RSP-lijn Rijksstrandpalenlijn; de langs de gehele zandige kust gelegen

referentielijn voor meetraaien (hoofdraai).

Ruigte Begroeiing met doorgaans vrij forse en hoog opgaande

plantensoorten. Dit kunnen forse grassen zijn, zoals Kropaar (Dactylis glomerata) of Kweek (Elytrigia repens). Echter, vaak domineren kruiden zoals Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris), Gewone berenklauw (Heracleum sphondylium), Grote brandnetel (Urtica dioica) of Japanse duizendknoop (Fallopia japonica). Kenmerkend voor veel ruigtevegetaties is de relatief lage soortenrijkdom en de matig tot zeer slechte bedekkings- en doorwortelingsgraad.

Ruimen Proces in het faaltraject Piping, dat volgt op terugschrijdende

erosie, waarbij het kanaal van de bovenstroomse zijde naar de benedenstroomse zijde schoongedrukt (schoongespoeld en verbreed) wordt.

Ruimtelijke (uit)middeling

gemiddelde waarde van een stochastische variabele over een bepaalde ruimtelijke grootheid.

Ruimtelijke correlatie Mate van samenhang tussen de waarde van een variabele op locatie x en de waarde van diezelfde variabele op naburige locaties.

Ruimtelijke variabiliteit

Variatie van een stochastische variabele over een waterkering, in dwarsrichting en/of lengterichting.

Scenario (van WTI-SOS)

De stapelingen van WTI-SOS eenheden die binnen segmenten kunnen voorkomen worden scenario’s of WTI-SOS scenario’s genoemd. Vanwege de onzekerheid over de werkelijke grondopbouw op elke locatie langs de dijk worden er meestal meerdere scenario’s vastgesteld en wordt voor elk van die scenario’s de kans van aantreffen gegeven.

Schaardijk Dijk die onmiddellijk aan de rivier ligt en niet door uiterwaarden daarvan gescheiden is.

Schadefactor Partiële veiligheidsfactor die verband houdt met schade, die in rekening brengen in welke mate de vereiste betrouwbaarheid afwijkt van het basisbetrouwbaarheidsniveau.

Scheidingsdijk Primaire waterkering, die niet bestemd is tot directe kering van het