• No results found

6 Bijlagen

6.3.1 Streefbeeld studie R0 Oost (2005-2006)

De streefbeeldstudie die werd opgesteld in 2006 door studiegroep Omgeving (momenteel:

OMGEVING) en Tritel (momenteel: MINT) vormt de basis van het onderzoek in het kader van het Projectboek R0 Oost en de verdere uitwerkingen in het kader van voorliggende startnota.

Het streefbeeld is ook gericht op de omgeving van R0 tussen Sint-Stevens-Woluwe (Zaventem) en Hoeilaart (grens Brabant) en van A4/E411 tussen Leonardkruispunt en de grens met Waals-Brabant. Ook N4 op grondgebied van Overijse (tot aan de N253) wordt opgenomen in de streefbeeldstudie. Er ging speciale aandacht naar de knooppunten en de tussenliggende wegsegmenten.

Het streefbeeld voor R0-E411-N4 werd beschouwd als een toetsingskader waarin de principes zijn vastgelegd en waarop latere en concretere uitwerkingen zich kunnen baseren. Met het verloop van tijd drong een update van de streefbeeldstudie zich op. Dit heeft neerslag gekregen in het Projectboek R0 Oost (zie volgend hoofdstuk).

6.3.1.2 Concepten

Landschappelijke inpassing OPEN/GESLOTEN

Het studiegebied van de streefbeeldstudie is een heterogeen gebied, dat gestructureerd wordt volgens verschillende zones. Er wordt hierbij een ruimtelijke geleding nagestreefd, waarbij de open- en geslotenheid een belangrijke rol speelt. Doorsnijding van grote onbebouwde ruimten; gesloten karakter van de bruggenzone versterkt door geluidwerende ingrepen; groene beslotenheid van het Zoniënwoud.

ZICHTEN

Een visuele relatie met de omgeving verhoogt de herkenbaarheid van de plek en de betrokkenheid van de weggebruiker. Door de doorzichten te filteren ontstaat een prikkelende interactie tussen de weg en zijn omgeving. Deze filtering gebeurt door middel van opgaande taluds, bosmantelzones, geluidswerende ingrepen en bebouwing.

POORTEN EN BAKENS

Visuele blikvangers en oriëntatiepunten worden beschouwd als bakens. Ze verhogen de leesbaarheid van het landschap. De poorten benadrukken het in- en uitrijden van het Zoniënwoud, wat gezien wordt als een ‘visitekaartje’ voor de regio. Aan deze poorten kunnen verkeerskundige ingrepen gekoppeld worden, zoals een overgang van snelheidsregime.

INSNIJDING VAN HET TRACÉ

In de bestaande situatie zijn valleien een beetje opgevuld en heuvels een beetje ingegraven. Het reliëf is beeldbepalend en ligt aan de basis van nieuwe ingrepen. De weg is een autonome infrastructuur in het landschap. De weg en het reliëf raken elkaar maar blijven onafhankelijk. De combinatie van weg en reliëf zorgt voor meer uitgesproken insnijdingen en onderdoorgangen.

Ruimtelijke dwarsverbindingen SAMENHANG

Omwille van de barrièrewerking van de weginfrastructuur is het van groot belang om de samenhang tussen de omliggende gebieden te versterken door middel van forse dwarsverbindingen. Dit moet op landschappelijke wijze zowel voor het stedelijk weefsel, als voor de grote natuurlijke gehelen van de valleien en het Zoniënwoud.

ZACHTE VERBINDINGEN

Het verbeteren van de dwarsrelaties over en onder de snelwegen is essentieel voor het optimaliseren van het ecologisch en recreatief netwerk. Een geïntegreerde aanpak van beide netwerken is hier aan de orde. Hierdoor worden de dwarsverbindingen niet alleen landschappelijk vormgegeven, maar ook voldoende gedimensioneerd.

Onderdoorgangen

ONDERDOORGANGEN

In de huidige situatie worden onderdoorgangen voor mens en dier van uit een technisch (ecologisch) minimum ontworpen.

De onderdoorgangen zouden een combinatie moeten zijn van landschappelijke, ruimtelijke, recreatieve en ecologische behoeften en potenties.

Groenconcept RUSTGEBIED

De interactie met het Zoniënwoud is de grootste bekommernis van het groenconcept. Het bos wordt beschouwd als een rustgebied, gemarkeerd door de poorten. Op de meest kwetsbare plekken zijn extra geluidwerende ingrepen nodig. Een afstemming tussen de streefbeeldstudie en het masterplan voor het Zoniënwoud is van groot belang. E411 wordt gestructureerd door de forse groene bermen.

Langsheen N4 worden beeldbepalende bomenrijen voorzien, die zowel de ruimtelijke geleding als de verkeersregeling ondersteunen.

Verschillende soorten wegvakken HIËRARCHIE

In het studiegebied van de streefbeeldstudie worden 2 types hoofdwegen onderscheiden, namelijk de verbindende hoofdweg en de verdelende hoofdweg (zie visie). Het knooppunt Groenendaal vormt de schakel tussen beide subcategorieën. Zowel de differentiatie van de wegvakken als de rol van het knooppunt ertussen zal in een ontwerp ruimtelijk ondersteund worden.

Knooppunten en onderliggend wegennet AANSLUITINGEN EN DWARSENDE WEGEN

Afhankelijk van de deelstudiegebieden wordt in de streefbeeldstudie een ander dwarsend patroon van onderliggend wegennet ondersteund. Waar het woonweefsel over R0 heen getrokken wordt is een hogere intensiteit gewenst, dan waar meer landelijke woonwijken landschappelijk gebufferd worden.

De aansluitingen op het hoofdwegennet gebeuren op strategische punten met voldoende onderlinge afstand en op onderliggende wegen met voldoende draagkracht.

Openbaar vervoer

VERBINDINGEN EN KNOPEN

De hoge intensiteit van openbaar vervoer in het plangebied is structuurbepalend, zowel waar de lijnen kruisen als waar ze de wegen van het studiegebied als drager hebben.

De knooppunten zijn de motor voor een kwalitatieve ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van hun omgeving.

Langzaam Verkeer

RECREATIEVE ONTSLUITING

De dorpskernen spelen een grote rol in het zacht recreatief netwerk in en rond het studiegebied van de streefbeeldstudie. De onderlinge relaties worden versterkt, evenals de relaties tussen de kernen en het Zoniënwoud (als grote trekpleister). Jezus-Eik wordt beschouwd als ‘dorp in het woud’. Naast de actieve portaalfunctie die de kernen moeten vervullen vormt het bosmuseum een belangrijke uitvalsbasis voor wandelaars en fietsers. De bereikbaarheid van het station Groenendaal is hierbij van essentieel belang.

NETWERK

Het bestaande aanbod van kruisingen voor fietsers en voetgangers wordt behouden en waar nodig uitgebreid. Ook dient de ruimtelijke kwaliteit en het comfort van de bruggen en tunnels verbeterd te worden. Langsheen de belangrijkste wegen worden de ruimte en de veiligheid voor het langzaam verkeer verzekerd.

Figuur 31: Insnijding van het tracé