• No results found

Strategische lessen

In document Community Development in Nederland (pagina 34-39)

5 De toepasbaarheid van ABCD in Nederland

5.5 Strategische lessen

In dit hoofdstuk zijn de ABCD-benadering zelf, de studie naar de contextuele verschillen tussen de Amerikaanse en Nederlandse situatie en de opbrengsten uit het onderzoek naar bewoners-participatie in de Nederlandse wijkaanpakken aan elkaar gerelateerd vanuit de vraag naar de toepasbaarheid en mogelijke meerwaarde van ABCD in Nederland.

Een aantal zwaktes van de methode is daarbij aangeduid en tevens is de ‘verscheepbaarheid’

vormen van wijkgericht werken en bewonersparticipatie. De ABCD-benadering biedt een hand-reiking waarmee aan die zwakke kanten kan worden gewerkt. Zij heeft niet het karakter van een voorschrift. Elke wijk kan eigen keuzes maken. Nooit is van te voren te voorspellen wat wie kan en met wie tot samenwerking gekomen kan worden.

De ABCD-benadering is een goed voorbeeld van een consequente doorgevoerde grondhouding voor bewoners-empowerment en samenlevingsopbouw. De methode wijst door middel van een doordacht stappenplan bewoners, professionals van instellingen en overheden erop dat wijk-processen tijd en aandacht nodig hebben en dat zonder een goede basis (lees: een brede groep enthousiaste bewoners die in zichzelf en hun wijk geloven, en inzicht in de ‘bronnen’ van de buurt) de volgende stappen in het proces van wijkopbouw minder kans van slagen hebben Wij sluiten deze studie af met een tiental beknopt geformuleerde strategische lessen. Deze lessen, die allen zijn ontleend aan de ABCD-handleidingen (zie ook hoofdstuk 2), bevatten vol-gens ons precies die punten waarop van ABCD geleerd kan worden en/of waar de Nederlandse wijkaanpak nog op versterkt zou kunnen worden. Het verdient aanbeveling deze lessen toe te passen op de inrichting, uitvoering en evaluatie van bestaande lokale wijkaanpakken en lande-lijk geëntameerde programma´s gericht op wijken en bewonersparticipatie zoals Heel De Buurt en Buurt aan Zet.

1. Laat bewoners een nieuwe wijkkaart maken. Er bestaan veel meer verbanden van burgers dan traditioneel worden onderkend. Probeer vooral de informele verbanden in beeld te krij-gen, bijvoorbeeld door bewoners te faciliteren bij het maken van een nieuwe wijkkaart waar-in die verbanden, waar-initiatieven en netwerkjes worden waar-ingetekend.

2. Zoek naar nieuwe partners. De overheid en instituties moeten op zoek gaan naar coalities en verbanden, zowel naar bewonersgroepen en verenigingen als naar one-issue groepen die op het gebied van wonen, onderwijs, jongeren, milieu, gezondheid of economische ont-wikkeling (bedrijfsleven) actief zijn en die ze nog niet kent.

3. Ook de potentiële bijdrage van groepen die op het eerste gezicht niets van doen (willen) hebben met wijkontwikkeling of wijkbeleid moet daarbij niet uit het oog verloren worden.

Ook de hondenbezitters, pleinvoetballers en kaartclubs zijn van belang.

4. Ondersteuning omdraaien: van bewonersparticipatie in overheidsbeleid naar overheidspar-ticipatie in burgerinitiatieven. De overheid moet bewonersinitiatieven faciliteren en assiste-ren en als het proces op gang komt verantwoordelijkheden overdragen. In ieder geval moe-ten deze beide vormen duidelijker onderscheiden worden.

5. Grenzen kennen. De overheid moet haar eigen grenzen kennen. Als ze het werk van bur-gers en hun organisaties probeert te vervangen ontstaat een afhankelijke samenleving.

6. Aansluiten bij bestaande vraag van de bewoners. Vervang de lokale associaties en institu-ties niet door nieuwe systemen, instituinstitu-ties, centra of vertegenwoordigingen. Een van de be-langrijkste oorzaken van verzwakte lokale burgerinitiatieven en lokale instituties is gelegen in de introductie van nieuwe door de overheid gesponsorde structuren en organisaties.

Bouw dus niet opnieuw starre systemen met subsidies want die blokkeren nieuwe initiatie-ven vanuit de gemeenschap. Overheden moeten vragen: "Wat vinden jullie burgers dat wij zouden moeten doen om jullie te ondersteunen", in plaats van: "Wij hebben een mooi nieuw programma dat we in jullie buurt willen toepassen”.

7. Heb als lokale overheid en professionals uit onderwijs, opbouw- en welzijnswerk oog voor de rol van de informele gangmakers of leiders in buurten en draag zorg voor scholing en andersoortige ondersteuning van hen en toekomstig kader.

8. Wethouder Hekking a.u.b. uit beeld. Geef de burgers en hun organisaties de credits. Vaak wordt de inzet van bewoners overschaduwd door lintjes knippende burgermeesters of wet-houders die zelf trots het binnenhalen van de zak met geld voor een wijk willen bekendma-ken.

9. Financiering van buiten heeft minder effect als niet eerst de bestaande aanwezige bronnen zijn aangeboord. Te snel te veel geld in een buurt pompen helpt de onderlinge betrokken-heid van bewoners en hun buurt niet vooruit. Sterker nog, het dooft de creativiteit.

10. De overheid moet geduld betrachten en zaaien of zaaigoed ter beschikking stellen en af-wachten of er iets opbloeit. Eerst wat aan snelheid inboeten, kan later winst opleveren. De verschillende partijen in de wijk moeten echt de kans krijgen hun eigen mogelijkheden voor

inbreng te ontdekken en te formuleren. Deze opstelling kan ook consequenties hebben voor de fasering van voorgenomen ingrepen. Welke gemeente durft het aan bewoners - onder voorwaarden - 2 jaar hun gang te laten gaan?

Geraadpleegde literatuur

Wijkaanpak

Boer, N. de & Duyvendak, J.W. (1998). Wijkaanpak een trend? Verslag van een quick scan.

Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Boer, N. de & Duyvendak, J.W. (2000). Buurten in de wijk. Verslag van een onderzoek. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Boer, N. De opkomst van de wijkaanpak als dominante strategie in het sociaal beleid. In Mee-ting point Nederland. Over samenlevingsopbouw, multiculturaliteit en sociale cohesie. Amster-dam: BOOM.

Davelaar, M. e.a. (2001). Good governance and ‘the Social Pilar of the Major-Cities Policy’.

Attributes and qualities of a successful local governmental strategy. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

De zon schijnt vaker in de stad. Dertig keer vooruitkijken naar 2010 (incl. cd-rom). Den Haag:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Duyvendak, J.W. & Hortulanus, R. (1999). De gedroomde wijk. Methoden, mythen en misvattin-gen in de nieuwe wijkaanpak. Utrecht: FORUM.

Duyvendak, J.W. e.a. (2001). De sociale pijler gefundeerd. Erasmus Universiteit Rotterdam en Verwey-Jonker Instituut

Duyvendak, J.W. & Graaf, P. van der (red.) (2000). De dynamiek van de Sociale infrastructuur.

Achtergrondstudie bij: Ongekende aanknopingspunten: strategieën voor aanpassing van de sociale infrastructuur. Den Haag: RMO.

Duyvendak, J.W. (1997). Het belang van derden. Over opbouwwerk, sociale cohesie en multi-culturaliteit. Den Haag : Dr. Gradus Hendriks Stichting.

Kalk, E. (1998). De geest is uit de fles. In J. Edelenbos en R. Monnikhof (red.). Spanning en interactie. Een analyse van interactief beleid in lokale democratie. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek.

Raspe, A., Foolen, J & Swinnen H. (1997). Integrale wijkontwikkeling. Een strategie voor lokaal sociaal beleid. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Sprinkhuizen, A. e.a. (1998). In de ban van de buurt. Over lokaal sociaal beleid in de buurt.

Utrecht: NIZW.

Contextualisering

Dekker, P. (2000). ‘Sociale en politieke participatietrends.’ In P. Ester, D. van Houten en B.

Steijn (red.) De waan van de dag. Sociale wetenschap en de publieke zaak. Amsterdam: Siswo, pp.63-78.

Esping-Andersen, G. (1990). The three worlds of welfare capitalism Polity Press. Cambridge.

Fiorina, M.P. (1999). ‘Extreme voices. A dark side of civic engagement.’ In Skocpol, T. & Fiori-na, M.P. (eds). Civic engagement in American democracy, pp.395-426.

Mullings, L. (ed.) (1987). Cities of the United States. Studies in Urban Anthropology. New York:

Columbia U.P.

Katz, M.B. (2001). The price of citizenship. Redefining the American welfare state. New York:

Metropolitan Books.

Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American Community. New York: Simon and Schuster.

Schlozman, K.L., Verba, S. & Brady, H.E. (1999). ‘Civic participation and the equality problem.’

In T. Scocpol en M. Fiorina (eds). Civic engagement in American Democracy. pp. 427-460.

Skocpol, T. & Fiorina, M.P. (eds.) (1999). Civic engagement in American Democracy. Washing-ton: Brookings Institution Press.

Tonkens, E. (2000a). “Dromen, daden en donaties. De sociale sector Amerika.” Tijdschrift voor de Sociale Sector. nr. 6. pp. 22-27.

Tonkens, E. (2000). “Dromen van een kachel. New Deal for Communities in Engeland.” Tijd-schrift voor de Sociale Sector. nr.11. pp. 16-21.

Tonkens, E. (2001). “The Dutch Bridge. Community building in the Netherlands and the UK.”. In New Start, bringing together partners in community regeneration. januari 2001.

Wildeboer Schut, J.M., Vrooman J.C. & Beer, P.T. de (2000). De maat van de verzorgingsstaat.

Inrichting en werking van het sociaal-economisch bestel in elf westerse landen. Den Haag: So-ciaal en Cultureel Planbueau.

ABCD

Boer, N. de. (2001). Zeven lessen voor verscheping. In Tijdschrift voor de sociale sector. nr.4, pp. 22-23.

Jonge, I. de. (2000). Uitdagend afstand nemen. In Vitale stad. nr. 5, 2000.

Kretzmann, J. & McKnight, J.L. (1993). Building Communities from the inside out: a path toward finding and mobilizing a community’s assets.

Kretzmann, J. & McKnight, J.L. (1999). Leading by stepping back: a guide for city officials on building neighborhood capacity. Evanston: Institute for Policy Research.

Leenders, P. Zelforganiserend vermogen van wijken. Verslag van de conferentie van 10 april 2000. Den Haag: G 21.

McKnight J. Good governance in the light of the Asset Based Community Development ap-proach. Lezing conferentie Social Challenges and organising capacity in cities, experiences in European cities. Eindhoven: 10-11 mei 2001.

Oort, D. van. Wijkbewoners en hun capaciteiten. In LSA Bewonersberichten. nr. 51, 2000.

Bijlagen

In document Community Development in Nederland (pagina 34-39)