• No results found

STERKTES EN BEPERKINGEN VAN DIT ONDERZOEK

In wat volgt worden enkele sterktes van voorliggende masterproef beschreven, alsook wordt ingegaan op een aantal beperkingen van deze studie. Verder wordt aandacht besteed aan validiteit en de subjectiviteit van de onderzoeker.

De grootste meerwaarde van dit onderzoek ligt bij de gehanteerde onderzoeksmethode. Binnen de Vlaamse context was tot op heden geen onderzoek beschikbaar dat op een kwalitatieve manier keek naar de schoolloopbaan van ex-OKAN-leerlingen in het reguliere onderwijs. Door in deze masterproef enkele ex-onthaalklassers aan het woord te laten, is een eerste stap gezet naar onderzoek en kennisontwikkeling hieromtrent. Hoewel geopteerd werd voor casestudies en generaliseerbaarheid naar de gehele populatie van ex-OKAN-leerlingen bijgevolg niet mogelijk is, is er wel ruimte voor overdraagbaarheid (Maso & Smaling, 1998). Dit impliceert dat het de lezer vrij staat om na te gaan in hoeverre er overeenkomsten zijn met de eigen situatie en hier zelf conclusies uit te trekken. Ook kan men geïnspireerd worden door wat neergeschreven staat, zaken meer in context zien of reflecteren op de eigen situatie. Dit alles kan op basis van de algemene beschrijvingen, maar specifiek met het oog hierop zijn ook alle individuele onderwijsbiografieën opgenomen in bijlage.

De resultaten in dit onderzoek zijn bekomen via een casestudy-methode. Negen ex-OKAN-leerlingen die allen onthaalonderwijs gevolgd hebben in OKAN Sint-Niklaas en de voorbije jaren school gelopen hebben binnen vervolgscholen in de scholengemeenschap Sint-Niklaas, werden aan de hand van een diepte-interview bevraagd naar hun ervaringen. Tevens maken de leerlingen door de selectiecriteria voor participatie aan deze studie reeds deel uit van een groep die succesvol te noemen is door het feit dat alle leerlingen nog steeds schoollopen en niet uitgevallen zijn. Zowel onthaalscholen als reguliere scholen kunnen zeer verschillend invulling geven aan hun onderwijs. Hoewel getracht is een variëteit aan leerlingen te bereiken naar talrijke variabelen toe, kan niet gesteld worden dat de resultaten van dit onderzoek veralgemeenbaar zijn voor de bredere populatie van ex-OKAN-leerlingen in Vlaanderen.

Naar verdere validiteitskwesties toe moet tevens nagedacht worden over in hoeverre de verkregen informatie vertekend is door het gebruiken van interviews. Nederlands is niet de moedertaal van de ex- onthaalklassers, wat ertoe zou kunnen leiden dat men zich niet voldoende kan uitdrukken, niet kan nuanceren of onvolledige inhouden verschaft. Hierop werd geanticipeerd door steeds de optie open te houden om de tolkentelefoon te contacteren tijdens het gesprek. Bij aanvang van elk interview werd de taalbeheersing van de betrokken leerling ingeschat en deze bleek steeds ruim te volstaan om ervoor te opteren om geen derde persoon, in casu de telefoontolk, in het gesprek te betrekken. Hoewel er verschillen waren naar taalniveau toe, moesten de ex-onthaalklassers zelden zoeken naar woorden en gaf niemand ooit aan iets fundamenteels te willen zeggen maar dit niet te kunnen verwoorden. Er kan dan ook gesteld worden dat het hanteren van interviews met als voertaal Nederlands geen tot slechts een heel beperkte invloed had op de validiteit van deze studie.

Deze gehele masterproef is gebaseerd op de visie van de ex-OKAN-leerling op de afgelopen jaren. Het was in de onderzoeksopzet de bedoeling na te gaan welke ervaringen men had opgedaan, doch het is belangrijk zich bewust te zijn van het feit dat dit een eenzijdig en mogelijk enigszins vertekend beeld is. Doordat de onderzoeksopzet retrospectief is, is het mogelijk dat de herinneringen van de leerlingen niet volledig overeenstemmen met de werkelijkheid (Flick, 2007). Daarnaast is het ook mogelijk dat bewust informatie wordt achtergehouden omwille van sociale wenselijkheid (Maso & Smaling, 1998), of

dat men er niet aan denkt bepaalde elementen te vermelden. Tevens is het best mogelijk dat vooral naar emotionele ondersteuning op school of algemene sensitiviteit en navenante hulp, ex- onthaalklassers niet steeds opmerkten dat de leerkracht speciaal voor hen aanpassingen deed. Het zou dan ook niet correct zijn om te beweren dat hetgeen de leerlingen vertellen noodzakelijkerwijs hetgeen is dat gebeurd is. Er werd gestreefd om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van hoe alles verlopen is door onder andere steeds op verschillende manieren naar hetzelfde te vragen, op antwoorden terug te komen en steeds naar concrete voorbeelden of situaties te polsen. Ook is het garanderen van anonimiteit en vertrouwelijkheid hierbij van belang zodat de ex-OKAN-leerlingen zich hierdoor niet zouden laten afschrikken. Tevens ter bevordering van de algemene validiteit werd tijdens het interview zeer frequent het begrip van de onderzoeker afgetoetst. Verder werd per persoon een samenvatting van de onderwijsbiografie gemaakt en werd deze in zeven gevallen gecontroleerd door de betrokken leerling.

Door kwalitatief te werk te gaan, worden in deze masterproef niet alle factoren teruggevonden die in de literatuur als belangrijk gezien worden. Zo is bijvoorbeeld de sociaal-economische status van een leerling een vaak overwogen factor die hier grotendeels buiten beschouwing gebleven is, omdat leerlingen dit zelf niet aanhalen. De ondersteunende en belemmerende factoren uit deze studie mogen dan ook niet gezien worden als de enige invloeden. Door kwalitatief te werk te gaan is over deze invloeden wel een diepgaander en meer gecontextualiseerd beeld verkregen, dan kwantitatief had gekund. Beide vormen van onderzoek kunnen elkaar dan ook aanvullen.

Tot slot bleek het voor de ex-OKAN-leerlingen niet gemakkelijk om suggesties aan te geven tot optimalisering van het onthaal- en vervolgonderwijs. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ze werkelijk tevreden zijn over hoe alles verlopen is, doch men moet er ook rekening mee houden dat het moeilijk kan zijn om alternatieven te bedenken voor iets in het verleden en zich te distantiëren van hetgeen gebeurd is.