• No results found

Status en trends van in Vlaanderen broedende dagroofvogels

G

LENN

V

ERMEERSCH

, A

NNY

A

NSELIN

& K

OEN

D

EVOS

2 juveniele Wespendieven Pernis apivorus op het nest (let op de wespenraten) (Foto: Guy Robbrecht)

Aantalschatting Periode NK

Wespendief Pernis apivorus 220-250 2003-2005 2

Rode Wouw Milvus milvus 0 2003-2005 3

Zwarte Wouw Milvus migrans 1 2003-2005 3

Bruine Kiekendief Circus aeruginosus 145-155 2003-2005 4

Grauwe Kiekendief Circus pygargus 0 2003-2005 4

Havik Accipiter gentilis 300-400 2000-2002 3

Sperwer Accipiter nisus 1500-2500 2000-2002 3

Buizerd Buteo buteo 1800-2800 2000-2002 3

Torenvalk Falco tinnunculus 2300-3500 2000-2002 3

Boomvalk Falco subbuteo 450-750 2000-2002 3

Slechtvalk Falco peregrinus 16-22 2003-2005 4

Soort

Tabel 1. Overzicht van de in Vlaanderen broedende dagroofvogels met de meest recente aantal-schatting en nauwkeurigheid (NK) per soort.

Nauwkeurigheid van de schatting (NK, 4 categorieën):

1: Inventarisatiegegevens té onvolledig voor een betrouwbare aantalschatting 2: Inventarisatiegegevens vertonen grote hiaten

3: Inventarisatiegegevens vertonen vrij veel hiaten waarvoor echter goede aanvullende gegevens voorhanden zijn uit literatuur of plaatselijk onderzoek. Of: moeilijk te inventariseren soorten die in bepaalde gebieden gemakkelijk over het hoofd kunnen gezien zijn.

4: Vlaamse populatie werd zo goed als volledig geïnventariseerd

Table 1. Overview of diurnal raptors breeding in Flanders with the most recent estimate of num-bers and accuracy (NK) per species.

Accuracy of the estimate (NK, 4 categories):

1. Count data too incomplete for a reliable estimate 2. Count data has large gaps

3. Count data has quite a few gaps for which good replacement data is available from the literature or local study.

4. Flemish population is as good as completely counted.

schommelingen vertoont afhankelijk van het voedselaanbod (gegevens pulli). De gegevens van de adulten worden enigszins vertroebeld aangezien hier ook tal van exemplaren bijzitten die tijdens de trekpe-riode werden gevangen. Toch blijkt ook hier dat de aantallen zich stabiliseren con-form de gegevens uit de ons omringende landen.

B

BuuiizzeerrddBBuutteeoo bbuutteeoo

Ook voor de Buizerd geldt dat we enkel beschikken over een momentopname uit 2000-2002 toen de totale Vlaamse popu-latie werd geschat op 1800-2800 BP.

Vermoedelijk heeft ook die soort stilaan zijn plafond bereikt in Vlaanderen.

T

ToorreennvvaallkkFFaallccoo ttiinnnnuunnccuulluuss

Tijdens de atlasperiode 2000-2002 werd de totale Vlaamse populatie geraamd op 2300-3500 BP. Hoewel de soort heel wat bedreigingen kent in Vlaanderen (Herremans 2004b) leek de soort blijvend toe te nemen en dat in tegenstelling tot Jaar aantal broedparen

01/01/1994 73 01/01/1995 83 01/01/1996 93 01/01/1997 105 01/01/1998 121 01/01/1999 124 01/01/2000 140 01/01/2001 150 01/01/2002 160 01/01/2003 150 01/01/2004 155 01/01/2005 148

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Broedparen

Figuur 1. Aantalsevolutie van de Bruine KiekendiefCircus aeruginosus in Vlaanderen in de periode 1994-2005.

Figure 1. Change in numbers of Marsh Harrier Circus aeruginosus in Flanders in the period 1994 – 2005.

2 juveniele Bruine Kiekendieven Circus aeruginosus bij het nest (Foto: Guy Robbrecht)

Bruine KiekendiefCircus aeruginosus mannetje (Foto: Raymond De Smet)

waren de tellingen completer en werd de totale Vlaamse populatie geraamd op 160-240 BP. Uit de gegevens die we ontvingen van enkele jaarlijks goed getelde regio’s kunnen we voorzichtig afleiden dat de Wespendief licht in aantal toeneemt.

B

Brruuiinnee KKiieekkeennddiieeffCCiirrccuuss aaeerruuggiinnoossuuss Na de Slechtvalk is de Bruine Kiekendief wellicht de best geïnventariseerde dag-roofvogel in Vlaanderen. De soort wordt opgevolgd in het kader van het BBV-pro-ject en is door zijn specifieke habitatvoor-keur relatief eenvoudig te inventariseren, hoewel in agrarisch gebied broedende paren wellicht hier en daar over het hoofd werden gezien.

Sinds de start van het BBV-project in 1994 is de populatie van de Bruine Kiekendief blijven toenemen om tijdens de atlaspe-riode maximaal 160 BP te bereiken (Figuur 1). Sindsdien lijken de aantallen te stabili-seren. In de periode 2003-2005 konden geen grote areaalverschuivingen dan wel aantalveranderingen worden vastgesteld en we schatten de populatie op respectie-velijk 140-160, 145-165 en 135-155 BP.

H

HaavviikkAAcccciippiitteerr ggeennttiilliiss

Het nauwkeurig inventariseren van Haviken vergt bijzonder veel inspannin-gen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een monitoringprogramma zoals het BBV-project slechts een fractie van het werke-lijke aantal BP kan aantonen. De meest recente betrouwbare informatie met betrekking tot populatiegrootte is de schatting van 300-400 BP die werd gemaakt tijdens de atlasperiode. Er zijn geen aanwijzingen dat de aantallen sinds-dien terug zouden afnemen. We gaan ervan uit dat de populatie stabiel is met mogelijk in het oosten een lichte afname en in het westen een lichte toename. In de

toekomst wordt de Havik niet langer opgenomen in de op te volgen soorten voor het BBV-project aangezien de drem-pel van 150 BP reeds lang overschreden is.

SSppeerrwweerrAAcccciippiitteerr nniissuuss

De Sperwer heeft één van de meest opmerkelijke toenames gerealiseerd die in de broedvogelatlas werden beschreven.

Jammer genoeg kunnen we niet beschik-ken over landelijke monitoringdata na de periode 2000-2002. Het is overigens nog de vraag of een monitoringproject in staat zou zijn voor een toch vrij heimelijke soort als de Sperwer een lichte toe- of afname te detecteren. Mogelijk neemt de soort net als in Nederland licht af in zijn kernge-bieden in de Kempen en vindt de verdere uitbreiding vooral plaats aan de westrand van zijn areaal (Herremans 2004a).

Figuur 2 geeft een overzicht van alle Belgische ringgegevens die door het KBIN werden gedigitaliseerd. De grafiek onder-steunt de veronderstelling dat de soort na een enorme toename nu stilaan stabili-seert en voor een roofvogelsoort normale

BROEDVOGELS

Natuur.oriolus 73(3)BIJLAGE: 41-44

42

Oriolus-thema-roofvogels 24-09-2007 15:22 Pagina 42

de ons omringende landen. De gegevens van het KBIN (Figuur 3) suggereren zelfs een erg forse toename op basis van het aantal geringde nestjongen. Toch moeten we hier een kanttekening bij plaatsen. Het is onduidelijk in hoeverre de toegenomen ring-inspanning (plaatsing nestkasten in functie van de soort) het totaalbeeld ver-troebelt. Bovendien blijkt uit een intensief, landelijk monitoringproject in Nederland

dat de soort al sinds 1990 significant afneemt (detailgegevens op website Sovon). Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Torenvalk in Vlaanderen een totaal tegen-overgestelde trend zou vertonen, maar zolang we niet beschikken over een moni-toringproject dat onze meer algemene soorten dekt in aanvulling op het BBV-project, blijft het koffiedik kijken.

Wintertellingen, die sterk correleren

met broedvogelaantallen, tonen een lichte afname in Vlaanderen (Herremans 2007).

B

BoooommvvaallkkFFaallccoo ssuubbbbuutteeoo

In 2000-2002 werd de Vlaamse populatie geraamd op 450-750 BP en was er sprake van een flinke, doorzettende toename sinds meerdere decennia. De soort leek zich wat Sperwer Accipiter nisus (Foto: Raymond De Smet)

Figuur 2. Overzicht van het geringde aantal adulte en jonge (pulli) SperwersAccipiter nisus door de medewerkers van de Belgische

Ringdienst in de periode 1960-2005 (gegevens KBIN).

Figure 2. Overview of the number of adult and young (pulli) Sparrowhawks Accipiter nisus ringed by the Belgian Bird Ringing Service

(KBIN) in the period 1960 – 2005 (data from KBIN).

Jaar Pulli Adulten

01/01/1960 55 99

01/01/1961 32 80

01/01/1962 53 203

01/01/1963 20 77

01/01/1964 39 76

01/01/1965 42 284

01/01/1966 43 134

01/01/1967 201 187

01/01/1968 223 365

01/01/1969 106 110

01/01/1970 135 76

01/01/1971 162 107

01/01/1972 170 228

01/01/1973 217 193

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500

1960 1963 1966 1969 1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005 Geringde pulli Geringde adulten

Figuur 3. Overzicht van het geringde aantal adulte en jonge (pulli) Torenvalken Falco tinnunculus door de medewerkers van de Belgische

Ringdienst in de periode 1960-2005 (gegevens KBIN).

Figure 3. Overview of the number of adult and young (pulli) Common Kestrel Falco tinnunculus ringed by the Belgian Bird Ringing Service

(KBIN) in the period 1960 – 2005 (data from KBIN).

Jaar Pulli Adulten

01/01/1960 4 71

01/01/1961 4 80

01/01/1962 0 139

01/01/1963 27 163

01/01/1964 36 152

01/01/1965 8 160

01/01/1966 5 153

01/01/1967 20 148

01/01/1968 24 222

01/01/1969 32 77

01/01/1970 21 116

01/01/1971 20 104

01/01/1972 39 81

01/01/1973 23 107

0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000

1960 1963 1966 1969 1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005 Geringde pulli Geringde adulten

TorenvalkFalco tinnunculus Doel (A) (Foto: Raymond De Smet)

Boomvalk Falco subbuteo adult beschermt jong tegen de felle zon

(Foto: Guy Robbrecht) Boomvalk Falco subbuteo met libel (Foto: Raymond De Smet)

Glenn Vermeersch, Anny Anselin & Koen Devos

In dit artikel wordt een samenvatting gegeven van de status en trend van alle in Vlaanderen broedende dagroofvogels. Hiervoor wordt vooral teruggevallen op datasets verzameld in het kader van de atlas van de Vlaamse broedvogels, het project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen en op ringgegevens gecentraliseerd op het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Van verschillende soorten bleek het niet mogelijk een betrouwbare trendgrafiek te tonen bij gebrek aan een monitoringproject voor algemene soorten in Vlaanderen. Rode Wouw, Zwarte Wouw en Grauwe Kiekendief broeden slechts sporadisch in Vlaanderen. Slechtvalken nemen nog steeds toe dankzij de inspanningen van het Fonds voor de Instandhouding van Roofvogels (FIR). Ook de Wespendief lijkt nog steeds licht toe te nemen, hoewel de basisgegevens erg fragmenta-risch zijn. Havik, Sperwer en Buizerd hebben waarschijnlijk hun pla-fond bereikt in Vlaanderen.

SSttaattuuss aanndd ttrreennddss ooff bbrreeeeddiinngg ddiiuurrnnaall bbiirrddss ooff pprreeyy iinn FFllaannddeerrss In this article a summary is made of the status and trend of all breed-ing diurnal raptors in Flanders. In order to do this, data has been col-lected mainly within the framework of the atlas of Flemish breeding birds, the project Bijzondere Broedvogels Vlaanderen (Uncommon Flanders Breeding Birds) and from ringing data centralized at the Royal Belgian Institute for Natural Sciences. For some species it appears not possible to show a reliable graphical trend due to the absence of a monitoring project for common species in Flanders. Red Kite, Black Kite and Montagu’s Harrier breed only sporadically in

Flanders. Peregrine Falcon are on the increase thanks to the efforts of the FIR (Fund for sustaining birds of prey). The Honey Buzzard also appears to be increasing slightly, however the information is very fragmentary. Northern Goshawk, Eurasian Sparrowhawk, and Common Buzzard have probably reached their capacity in Flanders.

SSttaattuutt eett tteennddaanncceess ddeess rraappaacceess ddiiuurrnneess nniicchhaanntt eenn FFllaannddrree Cet article donne un aperçu du statut et des tendances de tous les rapaces diurnes qui nichent en Flandre. Les auteurs se sont basés sur les données de l'Atlas des oiseaux nicheurs en Flandre, sur celles du projet "Oiseaux nicheurs remarquables en Flandre" et celles des baguages centralisées à l'Institut Royal des Sciences Naturelles de Belgique. L'absence de suivi des espèces communes en Flandre n'a pas permis de dresser un graphique des tendances pour plusieurs espèces. Le Milan royal, le Milan noir et le Busard cendré ne nichent que sporadiquement en Flandre tandis que la population de Faucon pèlerin Falco peregrinus est en augmentation grâce aux efforts du FIR. La Bondrée apivore Pernis apivorus semble elle aussi progres-ser, quoique les données de base soient très fragmentaires. L'Autour des palombes Accipiter gentilis, l'Epervier d'Europe Accipiter nisus et la Buse variable Buteo buteo ont probablement atteint leur maxi-mum en Flandre.

Referenties

Bulteel G., H. Voet, D. Symens & M. Berkvens 2000.Ornithologisch verslag 2000: Groot en Klein Schietveld. Natuurreservaten vzw Antwerpen-Noord, Schoten.

Faveyts W 2007. Schaarse roofvogels in Vlaanderen.Natuur.oriolus 73 (3), Bijlage: 55-59

Herremans M. 2004a. Sperwer. In: Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004.Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 168-169 p.

Herremans M. 2004b. Boomvalk. In: Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004.Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 174-175 p.

Herremans M. 2004c. Torenvalk. In:Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens J., Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004.Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 172-173 p.

Herremans M. 2007. Wintertellingen van roofvogels in Vlaanderen 1998-2002.Natuur.oriolus 73(3), Bijlage:55-59.

Thiollay, J.-M. & V. Bretagnolle 2004. Les rapaces nicheurs de France.

Vermeersch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens, J. Gabriëls & B. Van Der Krieken B. 2004.Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496p.

Vermeersch G., A. Anselin & K. Devos 2006.Bijzondere broedvogels in Vlaanderen in de periode 1994-2005. Populatietrends en recente status van zeldzame, kolonievormende en exotische broedvogels in Vlaanderen. Mededeling INBO.M.206.2 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Vermeersch, G., A. Anselin, T. Onkelincx & D. Bauwens 2007. Monitoring common breeding birds in Flanders: a new step towards an integrated sytem.Bird Census News 20 (1)) pp 30-35.

terug te trekken uit de Kempense kerngebie-den en kwam in toenemende mate tot broe-den in landbouwgebiebroe-den met verspreide bosjes en bomen (Bulteel et al. 2000, Herremans 2004c). Na 2002 werden geen gegevens meer verzameld op een

gestandaar-diseerde manier. Ook voor deze soort is het wenselijk te beschikken over een monitoring-programma. In Nederland heeft een dergelijk systeem aangetoond dat de soort landelijk significant afneemt sinds 1990, weliswaar met lokale verschillen (website Sovon). Zo

lijkt de soort het ook daar vrij goed te doen in landbouwgebieden, maar veel minder goed in heide- en bosgebieden.

SSaam meen nvvaattttiin ngg – – A Ab bssttrraacctt -- R Rééssu um méé

BROEDVOGELS

Natuur.oriolus 73(3)BIJLAGE: 41-44

44

Oriolus-thema-roofvogels 24-09-2007 15:22 Pagina 44

IIn nlleeiid diin ngg

In de Lage landen bereikt de Zwarte Wouw Milvus migrans de noordwestgrens van zijn broedareaal. Zowel in Vlaanderen als in Nederland heeft deze roofvogel de status van zeer schaarse niet-jaarlijkse broedvogel.

In 2005 werd in Bornem (A) het vijfde geslaagde broedgeval in Vlaanderen opgete-kend. Dit geval werd uitgebreid gedocumen-teerd en gaf aanleiding tot een overzicht van vastgestelde broedgevallen en -pogin-gen.

V

Vo oo orrkko om meen n iin n h heett