• No results found

Stapsgewijze kennisontwikkeling en prioritering van kennisontwikkelingsgebie den

De informatievoorziening dient te passen bij het stap-voor-stap-karakter van de omschake- ling naar geïntegreerde teelt. De informatie over geïntegreerde en milieuvriendelijke teelt moet daarom stukje bij beetje aangeboden kunnen worden. Telers hebben steeds belang- stelling voor een bepaalde maatregel, maar voor de meesten zal het een paar bruggen te ver zijn om ineens naar geïntegreerde teelt om te schakelen.

Het is verstandig wanneer teler en procesbegeleider gezamenlijk een prioritering op- stellen in de maatregelen die genomen kunnen worden. Een logische uitkomst van een overleg over prioriteiten is dat knellende problemen op het bedrijf eerst worden aangepakt en wel zodanig dat ze op een duurzame manier beheersbaar worden gemaakt of opgelost.

De resultaten van de enquête bieden handvatten voor prioritering. Het financiële risi-

co van omschakeling wordt gezien als het belangrijkste knelpunt. Telers hebben een grote

behoefte aan bedrijfseconomische gegevens van geïntegreerd teelt. Men wil bedrijfseco- nomische vergelijkingen zien tussen geïntegreerd telende bedrijven en gangbaar telende bedrijven.

Onderliggend aan het financiële risico zijn ondermeer teeltkundige factoren. Wan- neer specifiek wordt gevraagd naar teelttechnische knelpunten, dan blijkt dat bodemgebonden ziekten en plagen gezien als het belangrijkste teelttechnische knelpunt (tabel 3.9). Met name telers met een nauwe vruchtwisseling zijn die mening toegedaan. Zeker bij die telers zal dit probleem prioriteit moeten krijgen. Deze telers zijn namelijk zo

1

Telers kunnen hierbij overigens geen vrije keuze maken, omdat er maatschappelijke en wettelijke eisen aan de bedrijfsvoering gesteld worden. Ze zullen in ieder geval in de richting van geïntegreerde teelt moet gaan, vanwege de milieuwetgeving.

druk bezig met tactisch gedrag in de bestrijding van bodemgebonden ziekten en plagen, dat ze minder aandacht zullen hebben voor milieu of geïntegreerde teelt (zie 4.4). Het leerpro- ces van teler en begeleider zal allereerst gericht moeten zijn op preventieve en curatieve bestrijding van bodemgebonden ziekten en plagen. Op korte termijn is aandacht voor be- drijfshygiëne en alternatieven voor grondontsmetting van belang. Op lange termijn staat preventie voorop. Preventie van bodemgebonden ziekten en plagen moet gezocht worden in een goede vruchtwisseling. Vaak zal het nodig zijn om de vruchtwisseling te verruimen. 'Hoe kom ik van 1 op 2 naar 1 op 4' zo luidt het probleem in de praktijk. Een moeilijkheid is dat de bollenkraam omgebouwd moet worden. Dat is een complex gebeuren waar veel aandacht aan besteed moet worden. Voor telers levert de omschakeling naar 1 op 4 niet al- leen teelttechnische vragen op, maar ook marktkundige vragen ten aanzien van de afzet van nieuwe bolgewassen. Het is van belang dat telers een inschatting kunnen maken van de gevolgen van een dergelijke stap. Het is daarom aan te bevelen om bedrijfseconomische vergelijkingen tussen bedrijven die 1 op 2 telen en bedrijven die 1 op 4 telen te maken. Be- halve het beschikbaar maken van dergelijke gegevens, is het van belang om ervaringen en tips van telers die deze stap gezet hebben, in beeld te brengen en beschikbaar te maken voor and eren.

Bemesting en bodemvruchtbaarheid is het tweede teelttechnische knelpunt. Wanneer bodemgebonden ziekten en plagen beheersbaar zijn, dan krijgt dit knelpunt prioriteit. Bo- demvruchtbaarheid is vooral een knelpunt op bedrijven met een laag organisch stofgehalte in de grond of bedrijven met een bodem die om een andere reden minder geschikt is voor bollenteelt. Opnieuw moeten maatregelen op korte termijn worden gecombineerd met een structurele oplossing. Op korte termijn valt te denken aan een zorgvuldige toepassing van het NBS-systeem en aanvoer van goede stalmest. Op lange termijn moet worden gewerkt aan het opbouwen van stabiele organische stof in de bodem en compostering. Voor telers is het van belang dat er kennis wordt ontwikkeld ten aanzien van indicatoren voor goede en slechte compost, zodat telers de kwaliteit van hun eigen compost kunnen beoordelen. Even belangrijk is kennis over de beïnvloeding van deze indicatoren, ofwel het aansturen van het composteringsproces. Samenvattend dienen er duidelijke handreikingen te komen voor de methoden en grondstoffen van het maken van compost, evenals het monitoren en aansturen van het composteringsproces.

Als derde teelttechnische knelpunt kan de onkruidbeheersing worden genoemd. Dit probleem speelt met name op bedrijven waar vruchtwisselingsproblemen en bodemgebon- den ziekten en plagen in mindere mate spelen. Efficiëntie van onkruidbestrijding speelt op alle bollenbedrijven een belangrijke rol. Milieuaspecten van onkruidbestrijding gaan over het algemeen echter pas een rol spelen wanneer problemen die telers als zeer dringend er- varen, zoals bodemgebonden ziekten en plagen, in voldoende mate onder controle gehouden kunnen worden.

Wat kennisontwikkeling op het gebied van onkruidbestrijding betreft, is het van be- lang om samen met telers te werken aan onkruidbestrijdingsstrategieën die zijn toegespitst op verschillende bedrijfsstrategieën die er in de bollenteelt bestaan. Zo is uit een enquête die het LEI heeft gehouden onder akkerbouwers en groentetelers gebleken dat akkerbou- wers, met hun relatief grote bedrijfsoppervlakten en minder hoog salderende gewassen, hun onkruidbestrijding anders zullen moeten organiseren dan groentetelers met kleinere

Van Bruchem, te verschijnen). Ook in de bollenteelt bestaan grote verschillen tussen de bedrijfsoppervlakten en saldi per hectare. Dit heeft gevolgen voor de onkruidbestrijding. Onderzocht moet worden welke strategieën geschikt zijn voor bunderboeren en welke voor telers die meer nadruk leggen op 'exclusieve' gewassen of bijgoed. Het zal voor bunderboe- ren bijvoorbeeld niet eenvoudig zijn om gebruik te maken 'just in time' -bespuitingen, omdat hun areaal zo groot is dat ruim op tijd moet beginnen met spuiten, om overal op tijd geweest te zijn. Als ze juist op tijd beginnen, dan zijn ze waarschijnlijk juist te laat op grote delen van het areaal.