• No results found

standaardvraagstelling bewegen jeugd

TNO Kwaliteit van Leven - S.I. de Vries Mei 2007

Achtergrond

De standaardvraagstelling bewegen - jeugd is ontwikkeld door GGD Nederland en de Landelijke Vereniging Thuiszorg in samenwerking met het RIVM en TNO Kwaliteit van Leven. De standaardvraagstelling is bestuurlijk vastgesteld op 4 oktober 2004 door het College JGZ van de LVT en op 2 februari 2005 door Projectgroep Jeugd van GGD Nederland.

De standaardvraagstelling bestaat uit drie modules: een module voor ouders van 2-4 jarigen, een module voor (ouders van) 4-12 jarigen en een module voor 12-19 jarigen. De module voor 4-12 jarigen is gebaseerd op GBG-vragen die in 2003 bij 4.044 leerlingen uit het basisonderwijs zijn afgenomen (Bruil et al., 2004). De module voor 2-4 jarigen is daarvan afgeleid. De module voor 12-19 jarigen is gebaseerd op de Activity Questionnaire for Adolescents and Adults (AQuAA), (Slootmaker et al., 2005) een afgeleide van de SQUASH. Er wordt in alle modules gevraagd naar de frequentie en duur van bepaalde sport- en

beweegactiviteiten in de afgelopen week. Er wordt daarbij zowel ingegaan op lichamelijke activiteit (lopen of fietsen naar school, sporten op school, sporten bij een vereniging en buiten spelen), als lichamelijke inactiviteit (tv kijken en computeren).

In dit document worden de SPSS syntaxen zoals deze momenteel beschikbaar zijn voor de modules voor 2-4 jarigen en 4-12 jarigen nader toegelicht.

SPSS syntaxen

Er zijn momenteel SPSS syntaxen beschikbaar voor het analyseren van data zoals verkregen met de module voor 2-4 jarigen en 4-12 jarigen.

Met behulp van deze syntaxen worden de volgende indicatoren berekend:

1. Het percentage kinderen (4-12 jaar) dat voldoet aan de richtlijn voor bewegen in Nederland (Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor jeugdigen, NNGB);

2. Het percentage kinderen (2-12 jaar) dat veel, gemiddeld of weinig tijd besteedt aan TV/ Video/ DVD, computer (norm voor lichamelijke inactiviteit);

3. Het percentage kinderen (4-12 jaar) dat veel, gemiddeld of weinig tijd besteedt aan sport; 4. Het percentage kinderen (2-4 jaar) dat veel, gemiddeld of weinig tijd besteedt aan zwemmen, gymmen etc.;

5. Het percentage kinderen (2-4 jaar) dat veel, gemiddeld of weinig tijd besteedt aan buitenspelen.

Ad. 1 Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) (4-12 jaar)

Voor jeugdigen (5 t/m 18 jaar) wordt dagelijks tenminste 60 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit aanbevolen; bovendien dienen de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht te zijn op het verbeteren en handhaven van de lichamelijke fitheid (Kemper et al., 2000).

Bij het berekenen van het percentage kinderen dat voldoet aan de NNGB wordt de frequentie (aantal dagen/ keer per week) en de duur11 (aantal minuten per dag/ keer) van de volgende activiteiten met

11

Bij de duur wordt in de syntaxen uitgegaan van de gemiddelde duur van de betreffende antwoordcategorie. Zo wordt ‘10 tot 20 minuten per dag’ gehercodeerd als 15 minuten per dag.

elkaar vermenigvuldigd en bij elkaar opgeteld: lopen of fietsen naar school, sporten op school, sporten bij een vereniging en buitenspelen.

Omdat er in de standaardvraagstelling geen vraag wordt gesteld over lopen en fietsen naar andere bestemmingen en/ of voor andere doeleinden wordt de som van de frequentie x duur van lopen of fietsen naar school met 7/5 vermenigvuldigd. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat kinderen die op weekdagen al dan niet lopen of fietsen dit ook in het weekend al dan niet zullen doen.

Bij sporten op school wordt uitgegaan van een standaardduur van 60 minuten.

De somscore die op basis van het vermenigvuldigen en optellen van de frequentie en duur van de verschillende activiteiten ontstaat, wordt ingedeeld in normactief, semi-actief,

semi-inactief en inactief (De Vries et al., 2005):

- Normactief: 7 dagen x 60 minuten/dag (F 420 minuten/week) - Semi-actief: 5, 6 dagen x 60 minuten/dag (300-420 minuten/week) - Semi-inactief: 3, 4 dagen x 60 minuten/dag (180-300 minuten/week) - Inactief: 0, 1, 2 dagen x 60 minuten/dag (< 180 minuten/week)

Bij het berekenen van het percentage kinderen dat voldoet aan de NNGB wordt alleen

gekeken naar de eis dat een kind minimaal 60 minuten per dag tenminste matig intensief (> 5 MET’s) lichamelijk actief moet zijn en is de eis van ‘minimaal twee maal per week gericht op

het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid’ buiten beschouwing gelaten. Er wordt aangenomen dat kinderen door het sporten op school aan deze eis voldoen. Bij het berekenen van het percentage kinderen dat voldoet aan de NNGB wordt er

(vooralsnog) tevens vanuit gegaan dat de intensiteit van het lopen of fietsen naar school, het

sporten op school, het sporten bij een vereniging en het buitenspelen hoog genoeg is om bij te dragen aan het halen van de NNGB.

Ad. 2 Norm voor lichamelijke inactiviteit (2-12 jaar)

De mate waarin kinderen naar TV/ DVD/ video kijken en achter de computer zitten gaat ten koste van andere activiteiten en heeft een ongunstige invloed op het ontwikkelen van overgewicht. Deze vormen van inactiviteit dienen beperkt te worden tot maximaal twee uur per dag. Deze norm is opgesteld door de American Academy of Pediatrics (2001) en de National Association for Sport and Physical Education (2004) en overgenomen door TNO Kwaliteit van Leven en het Kenniscentrum Overgewicht (o.a. in het Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht).

Bij het berekenen van het percentage kinderen dat voldoet aan deze norm voor lichamelijke inactiviteit wordt de frequentie (aantal dagen per week) en de duur (aantal minuten per dag) van de vragen over tv kijken en computeren met elkaar vermenigvuldigd en bij elkaar opgeteld. De somscore wordt vervolgens ingedeeld in de categorieën weinig, gemiddeld en veel:

- Weinig: 0-30 minuten/ dag (< 210 minuten/week)

- Gemiddeld: 30-120 minuten/ dag (210-840 minuten/week) - Veel: 120 minuten/ dag (> 840 minuten/week)

Ad. 3, 4 en 5 Sporten (2-12 jaar) en buitenspelen (2-4 jaar)

Voor het berekenen van het percentage kinderen dat weinig, gemiddeld of veel sport wordt de frequentie (aantal keer per week) en de duur (aantal minuten per keer) van de vragen over sporten bij een vereniging (4-12 jaar) of de vragen over activiteiten als zwemmen, peutergym en bewegen op muziek (2-4 jaar) met elkaar vermenigvuldigd en bij elkaar opgeteld. De somscore wordt vervolgens ingedeeld in weinig, gemiddeld en veel:

- Weinig: 0-1 keer x 60 minuten/ keer (< 60 minuten/week) - Gemiddeld: 1-3 keer x 60 minuten/ keer (60-180 minuten/week)

- Veel: 3 keer x 60 minuten/ keer (> 180 minuten/week)

Deze indeling is deels gebaseerd op de fitnorm waarin wordt aanbevolen minimaal 3 keer in de week (tenminste 20 minuten per keer) intensief te bewegen/ te sporten. Daarnaast wordt

ervan uit gegaan dat kinderen die lid zijn van een sportvereniging waarin een teamsport wordt beoefend veelal 2 keer in de week 1 uur trainen en 1 keer in de week 1 uur een wedstrijd spelen. Je sport pas veel als je meer dan 3 uur in de week sport. Sporten op school wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Omdat er voor 2-4 jaar nog geen kwantitatieve beweegnorm bestaat en deze dus niet te

berekenen is, wordt er voor deze doelgroep ook gekeken naar het percentage kinderen dat

weinig, gemiddeld of veel buitenspelen. De vragen over frequentie (aantal dagen per week) en duur (aantal minuten per dag) worden met elkaar vermenigvuldigd en bij elkaar opgeteld. De somscore wordt vervolgens ingedeeld in weinig, gemiddeld en veel:

- Weinig: 0-30 minuten/dag (< 210 minuten/week)

- Gemiddeld: 30-120 minuten/dag (210-840 minuten/week) - Veel: 120 minuten/dag (> 840 minuten/week)

Bronnen:

American Academy of Pediatrics. Children, adolescents, and television. Pediatrics 2001; 107 (2): 423-6

Bruil J., Dijkstra N.S., Jacobusse G.W., Kok C., Klabbers A.J.P.A., Duinstra U.D.,

Wijngaarden J.C.M. van, Pijpers F.I.M. en Paulussen T.G.W.M. (2004) Handleiding Vragenlijsten Schoolgezondheid Basisonderwijs ‘Wat doe jij voor je gezondheid?’

TNO Preventie en Gezondheid & GGD Nederland

Kemper H.G.C., Ooijendijk W.T.M., Stiggelbout M. (2000) Consensus over de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. TSG 2000; 78: 180-3

National Association for Sport and Physical Education. Physical activity for children: a statement of physical activity guidelines for children ages 5-12. Reston: NASPE Publications, 2004: 1-26

Slootmaker S.M., Chin A Paw M.J.M., Seidell J.C., Mechelen W. van (2005) Promoting physical activity using an activity monitor and a tailored web-based advice: design of a randomized controlled trial. BMC Public Health 2005; 5: 134

Vries S.I. de, Bakker I., Overbeek K. van, Boer N.D. en Hopman-Rock M. (2005) Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, TNO-rapport KvL/B&G 2005.179. ISBN 90-5986-165-5