• No results found

Stakeholdersbetrokkenheid

In document Zicht op evaluatiecapaciteit (pagina 109-113)

Hoofdstuk 5: Resultaten

5.2 De institutionele aspecten van evaluatiecapaciteit

5.4.2 Stakeholdersbetrokkenheid

Er zijn buiten de rijksoverheid weinig andere stakeholders, doelgroepen en belangenorganisatie, die belang hebben bij evaluaties. Daaronder vallen de uitvoeringsorganisaties zoals gemeenten en provincies. In enkele gevallen, zoals bij infrastructurele projecten van het ministerie van IenM (die grote subsidies verstrekt) hebben vaak meerdere partijen belangen bij de evaluatieuitkomsten. Om de objectiviteit en neutraliteit van het evaluatieproces en de evaluatiebevindingen te waarborgen, besteden departementen (wets)evaluaties uit. Dit verhoogt de kans op draagvlak en op de acceptatie van evaluatiebevindingen door alle partijen (Interview 16 juli 2015).

110

Box 5.16

 Alle departementen noemen de politieke betrokkenheid (druk van de politieke top of de Tweede Kamer, het belang van de politiek in een bepaalde thema) als de belangrijkste omgevingsfactor die zowel bevorderend als remmend kan op de activiteit van evalueren kan werken.

 De politieke betrokkenheid heeft een grote invloed zowel op het vermogen van overheidsinstellingen om evaluaties te verrichten als ook op de kwaliteit van evaluaties. Zo is de jaarlijkse bijstelling van de evaluatieplanning bij departementen onderworpen aan de wil en de interesse van de politieke arena in een bepaalde thema.  Enerzijds worden evaluaties uitgesteld o.a. omdat de politieke aandacht op een ander urgent probleem is gevestigd. Anderzijds is de politieke druk een van de belangrijkste redenen dat evaluaties soms te vroeg (bijvoorbeeld twee jaar na de inwerkingtreding van de wet) worden verricht.

 De stakeholdersbetrokkenheid speelt een minder belangrijke rol bij evaluaties. Stakeholders zoals uitvoeringsorganisaties (gemeenten en provincies) worden door departementen uitgenodigd hun inbreng vooral in de fase van de voorbereiding van de wet of het beleid te doen.

 Bij grote projecten waarbij veel stakeholders betrokken zijn, is het laten uitvoeren van evaluaties door externe onderzoeksbureaus een manier om de objectiviteit van evaluatie en het dialoog tussen partijen te borgen. Dit verhoogt de kans op draagvlak en op de acceptatie van evaluatiebevindingen door alle partijen.

5.5 Samenvatting

Dit hoofdstuk heeft de bevindingen van het empirisch onderzoek weergegeven en uitgelegd. Het empirisch onderzoek heeft de mate van de evaluatiecapaciteit van acht ministeries geanalyseerd aan de hand van drie aspecten van evaluatiecapaciteit: de institutionele inrichting van evaluatie, de individuele competenties en de omgevingsfactoren die de invloed van buiten uitoefenen op de evaluatieactiviteit zoals ingericht en uitgevoerd door ministeries.

Het algemene beeld uit de bevindingen van deze studie is dat de inrichting van de evaluatiefunctie sterk verschilt per ministerie. De diversiteit in de inrichting van de evaluatie is het gevolg van het gedecentraliseerde karakter van de Nederlandse rijksoverheid.

Een overeenkomst tussen departementen is dat de directies Wetgeving verassend genoeg weinig betrokken zijn bij ex post evaluaties van wetten en in ieder geval geen centrale rol hierin spelen. Volgens een meerderheid van de geïnterviewde respondenten zijn wetsevaluaties in de

111

meeste gevallen moeilijk te scheiden van beleidsevaluaties. Wetten worden vaak ingezet als beleidsinstrument naast andere beleidsinstrumenten. Een gevolg hiervan is dat departementen weinig speciale voorzieningen en speciale programma’s en handreikingen voor het doen wetsevaluaties hebben ontwikkeld. Slechts één ministerie (VWS) werkt met een speciaal programma voor de evaluatie van wet- en regelgeving (Programma Evaluatie Regelgeving van ZonMw).

Een probleem dat bij alle departementen speelt is dat ze te laat beginnen met evalueren (gegevensverzameling, vraagstelling, uitbesteding evaluaties). Alle departementen hebben een betere planning van evaluaties en wetsevaluaties nodig. In theorie moet de planning van evaluaties tegenwicht bieden aan de politieke belangen en druk. In de praktijk hebben politieke belangen een grote invloed op de uitvoering van de geplande evaluaties.

Bij de meeste evaluaties is de enige vorm van gebruik het indirecte of conceptuele gebruik, waarbij de belangstellende – minister, Tweede Kamer, beleidsambtenaren en doelgroepen – kennis nemen van de evaluatiebevindingen en eventueel aanbevelingen. Alle departementen betwijfelen dat evaluatiebevindingen daadwerkelijk tot aanpassing van het beleid of regelgeving leiden. Slechts drie departementen konden minstens één voorbeeld geven van een wetsevaluatie die tot aanpassingen in de wet of tot nieuwe besluitvorming heeft geleid. Evaluaties en wetsevaluaties hebben dus weinig gevolgen voor de besluitvorming.

Kennis, vaardigheden en ervaring met het verrichten en begeleiden van evaluatieonderzoek is een belangrijke voorwaarde voor een goede kwaliteit van evaluaties. Doordat de borging van de kennisbehoefte niet op het centrale niveau, maar binnen ministeries ligt, verschilt de borging van individuele competenties sterk tussen ministeries. Slechts vier departementen hebben onderzoekscoördinatoren bij wie de beleidsmakers met kennisvragen over evaluatie kunnen aankloppen en de onderzoekscoördinatoren vervullen deze functie parttime naast hun werkzaamheden als beleidsmakers. De borging van de inhoudelijke en methodologische kennis voor evaluatie wordt te vaak aan de uitvoerders (meestal externe onderzoekers of onderzoeksbureaus) gelaten.

Alle departementen noemen de politieke betrokkenheid en druk vanuit de politieke top als de belangrijkste omgevingsfactoren die zowel bevorderend of remmend op de activiteit van evalueren kan werken.

112

De politieke betrokkenheid heeft een grote invloed zowel op het vermogen van overheidsinstellingen om evaluaties te verrichten als ook op de kwaliteit van evaluaties. Zo is de jaarlijkse bijstelling van de evaluatieplanning bij ministeries onderworpen aan de wil en de interesse van de politieke arena in een bepaalde thema. Enerzijds worden evaluaties uitgesteld o.a. omdat de politieke aandacht op een ander urgent probleem is gevestigd. Anderzijds is de politieke druk een van de belangrijkste reden dat evaluaties soms te vroeg (bijvoorbeeld twee jaar na de inwerkingtreding van de wet) worden verricht. Dit kan de inhoudelijke kwaliteit van evaluaties, de objectiviteit van het onderzoek en de doorwerking van de evaluatiebevindingen naar besluitvorming belemmeren.

113

In document Zicht op evaluatiecapaciteit (pagina 109-113)