• No results found

Sprekende leraren van het CLV

Leraren uit je jeugd zijn soms verantwoordelijk voor uitspraken die je je hele leven bijblijven. Naast grapjes die ze veelal op dezelfde manier maakten (zoals na het aandoen van het licht in een lokaal: ‘Dan kunnen we tenminste zien wat we zeggen’), waren er ook uitspraken en manieren van doen die heel kenmerkend waren voor de desbetreffende leraar. Bij wijze van voorbeeld volgen er hier een paar.

DOOR DAAN THOOMES Tigchelaar (leraar godsdienst)

In de eerste klas ging hij uitvoerig in op de omgangsvormen die in acht moesten worden genomen. Bijzondere aandacht besteedde hij aan de beleefdheidsvormen die golden bij een bezoek aan de rector: ‘Bij het binnentreden van de kamer van de rector, dr. Bax, past eerbied. Je jas en tas laat je op de gang. Pas wanneer het lichtje bij de deur op groen springt, mag je naar binnen.

Langzaam lopen en geen handen in de zakken.

Wacht tot je iets gevraagd wordt. In gesprek met de rector spreek je natuurlijk met twee woorden.’

Carsouw (conrector en leraar wiskunde) Door Evert van Baren in Markante Veenendalers kernachtig getypeerd: ‘Waar dr. Bax gereserveerd overkwam, was onderdirecteur Carsouw

flamboy-ant en toegankelijk en altijd in voor een leuke grap.’

Zo maakte Carsouw regelmatig iemand uit voor

‘een zak tabak’ en tegen een nietsvermoedend meisje in de klas zei hij bijvoorbeeld: ‘Vind jij dat ik sexappeal heb?’, om te vervolgen met zijn uitleg van de kenmerken van de hypotenusa, de schuine zijde van een rechthoekige driehoek. Een voor die tijd buitengewoon gewaagde manier van praten.

Toch kon iedereen om zijn grapjes lachen en was hij bepaald populair.

Schouten (leraar biologie)

Tegen een jongen die nog geen meisje had: ‘En denk erom: geen hand vol, maar een land vol, hè?’ In de klas ging hij regelmatig tussen de rijen banken staan. Dan nam hij de hand van een jongen in de ene rij en vervolgens de hand van

In de lerarenkamer, 1957 (50 jaar CLV, Deugdzaam, degelijk en doortastend, Een geschiedenis…, 1996)

een meisje in de andere rij met de opmerking: ‘Nu zijn Henk en Greetje met elkaar verbonden. Is dat niet romantisch?’

Wijmenga (leraar geschiedenis)

Bij het dicteren van repetitievragen telkens een kenmerkende aanhef: ‘Leg uit, zeg precies en stuur mij niet met een kluitje in het riet.’ Wijmenga rookte grote sigaren in de klas. Soms, als zijn sigaar niet goed trok, riep hij: ‘Er zit een lek in mijn sigaar!’

Hiensch (leraar geschiedenis)

Bij het rammelen van los geld in zijn zak: ‘Lekker geluidje, hè?’ Dat kon hij graag nog een paar keer herhalen. De repetitievragen schreef hij op het bord en aan het eind tekende hij een kruis met daarin het woord ‘Einde’ en ‘The End’ en ‘La Fin’ en ‘Das Ende’. Bij elke volgende keer kwam er nog weer een vertaling in een andere taal bij.

Van Doorn (leraar gymnastiek)

‘Jongens, zet de banken maar klaar. We gaan zaalvoetballen.’ (De banken vormden de doelen bij zitvoetbal.)

Jansen (leraar Frans)

Bij het bespreken van rapportcijfers tegen een leerling: ‘Hoe kun je nu een onvoldoende halen voor Nederlands, een taal die je al je hele leven spreekt?’

Het Christelijk Lyceum in de Tuinstraat, circa 1967 (collectie Gemeentearchief Veenendaal)

Drs. H. Hiensch, circa 1962 (collectie Ineke van Schuppen)

103 Boon (leraar Engels)

Een ‘echte schoolmeester’, die in repetities tel-kens constructies herhaalde waarin veel fouten werden gemaakt, zoals: ‘That brother of yours’,

‘that sister of mine’ en ‘an aunt of hers’. Bij het bespreken van het woord sunshine hief hij het lied You are my sunshine aan.

Houtman (leraar muziek)

‘Eine kleine Nachtmerrie van Mozart’. En: ‘Het is opvallend dat de meeste leerlingen zeggen niet van klassieke muziek te houden, maar dat het boek X-Y-Z der muziek van Casper Höweler zelden of nooit wordt aangeboden op de boeken-markt voor gebruikte schoolboeken.’

Punt (leraar Frans)

Na langdurig in zijn agenda te hebben gekeken:

‘Een beurt voor … die jongen van …, nee, ik bedoel dat meisje van ….’ Tijdens de laatste les voor de vakantie of op sterk aandringen van de leerlingen tijdens een gewone les vertelde meneer

Punt een spookverhaal. Hij was een meester in het vertellen van spannende verhalen, die zich meestal afspeelden in Parijs.

Jol (leraar staatsinrichting)

‘Een Koninklijk Besluit is een bijzonder soort Algemene Maatregel van Bestuur welker inhoud meestal van wetgevende aard is.’

Bosma (leraar Nederlands)

‘In de zin ‘Jan verft de deur groen’ is het woord groen een Bep van Gest.’

Breekveld (leraar Duits)

‘Er is een groot verschil tussen het Duitse lachen en het Nederlandse lachen.’ Daarbij sprak hij, mis-schien door zijn Groningse accent, die woorden eigenlijk eender uit.

Generatiegenoten zullen zich ongetwijfeld nog veel meer van dit soort uitspraken herinneren.

Kenmerkend blijft dat ze een leven lang met je meegaan.

Drs. G.W. Punt (tweede van links op de eerste rij) op een klassenavond met de jongensklas 1E in de noodschool aan de Tuinstraat, circa 1959. De tweede van rechts op de tweede rij is Bert Wisgerhof. Zijn hand rust op de schouder van Cor Slok (derde van rechts, zelfde rij). Uiterst rechts op de achterste rij Jan van Schuppen en derde van rechts op diezelfde rij Siem Gerritsen (collectie Cor Slok)

Wilhelmina van Hasselaar werd geboren op 5 september 1905 aan het Benedeneind A 75 in Gelders Veenendaal (gemeente Ede) en was de vierde dochter van landbouwer Albertus van Hasselaar en Jannigje Roseboom. Vóór haar waren al Johanna (1898), Elisabeth (1899) en Hendrika (1902) ter wereld gekomen. Na haar volgde Hendrik, die in 1907 geboren werd. Het bevolkingsregister van Ede vermeldt dat het gezin Van Hasselaar-Roseboom in 1908 naar de gemeente Rhenen verhuisde, waar Willem (1910), Teunisje (1913) en Gijsbertha (1915) hun eerste levenslicht zagen. Helaas kwam de driejarige Willem(pje) op 25 april 1913 door

verdrinking om het leven. De rij werd gesloten met de in Veenendaal geboren Willem (1919). In laatstgenoemde gemeente (wijk D, nummer 103) moesten de ouders in 1923 nog de geboorte van een levenloos meisje meemaken.

Fout

Van de geboorte van Wilhelmina werd aangifte gedaan door de 33-jarige vader Van Hasselaar ten overstaan van Albert Jan Arnoldus Thürkow, ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Ede. Als getuigen waren aanwezig:

Arie Versteeg, oud 45 jaar, van beroep gemeen-tebode en Marinus van Ettikhoven, oud 42 jaar,