• No results found

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

3.4. Welke veranderingen zijn er nodig?

3.4.3. Spreken is zilver, spreken over spreken is goud

Meerdere participanten geven aan dat in de klas de discussie moet worden geopend waarin openlijk kan worden gesproken over BSO’s en spreekonderwijs. Enkele docenten en experts melden dat dit een standaardonderdeel zou moeten zijn in spreeklessen.

“Zeker in zo’n B1-/B2-groep kun je er werkelijk ook met elkaar over nadenken van ‘jongens, hoe zouden we dat nou met elkaar kunnen bevorderen?’ En dan helpt het denk ik heel erg in de eerste plaats om uit te gaan van ‘Wat doe je al? Wat doen cursisten al? Vertel eens van wanneer spreek jij Nederlands? En denk je dat we daar ook een opdracht

aan kunnen koppelen?’ [...] Dat zou eigenlijk denk ik, ja, op dit niveau echt wel gewoon standaard kunnen.” - Docent Wilco

34

Twee aspecten zouden in deze gesprekken ter sprake moeten komen. Ten eerste zou er ruimte moeten zijn om spreekangst bespreekbaar te maken. Ten tweede moet er in een dergelijk gesprek de

mogelijkheid zijn om kennis uit te wisselen en elkaar te inspireren. 3.4.3.1. Eerlijk over spreekangst

“Je moet de spreekangst serieus nemen, dus je moet dat met de cursisten bespreken.” Dit is niet alleen de mening van expert Anja, maar ook die van de andere participanten. Omdat spreekangst voornamelijk lijkt voort te komen uit de angst om fouten te maken, moet de docent daar de aandacht op richten in het gesprek. Voor een cursist heeft een dergelijk gesprek goed uitgepakt.

“Ik durfde niet veel te praten en ik sprak altijd Engels buiten. En toen mijn docent zag dat, ‘Je moet Nederlands praten. Als je doorgaat met Engels, dan leer je nooit Nederlands. Je moet foutjes maken. Je moet leren beginnen te

praten.’ Dan ik begin te praten, ja, ik praat heel langzaam. Eén woord bij woord. Daarna komt het beter.” - Cursist Muska

Daarnaast benoemen de cursisten dat ook bemoedigende woorden van de docent spreekangst kunnen verlichten. Op de vraag wat een docent kan doen om de BSO minder spannend te maken, antwoordt cursist Muska namelijk: “De docent altijd geeft advies en stimuleert ons en willen aanmoedigen ons: ‘Maak geen zorg’ en ‘blijf rustig’, ‘ja joh, je bent nieuw en jullie leren hier. Het is de plaats waar jullie moeten fouten maken’, [...] dus ja, ‘dat komt goed’ en geeft altijd advies.” Ook aanmoediging door andere cursisten kan ervoor zorgen dat de drempel om de BSO uit te voeren voor cursisten zoveel mogelijk wordt verlaagd. Een expert deelt daar een voorbeeld van.

“Ik was één keer in een les in [plaats]. Ik zal het nooit vergeten. Was een groep vrouwen en die moesten openingstijden… Ze moesten praten over openingstijden, dus hun opdracht was om… ‘Waar zie je openingstijden?’

Het was een buitenschoolse leesopdracht. En een paar dames durfden dat echt niet. Die durfden niet naar het zwembad of zo, en toen zeiden een paar andere dames die het hadden gedaan, die zeiden: ‘Wij gaan samen volgende week. Ik ga het met jou doen.’ En het was zo’n mooi moment. En ik sprak die docent de week erna nog een

keer. [...] En toen hadden ze dat samen gedaan. En ik denk ‘Yes!’” - Expert Anja

In het debat moet echter ook ruimte zijn voor negatieve ervaringen met spreken of met BSO’s, volgens expert Onno. Dat helpt niet alleen om de spreekangst te verminderen, maar ook om ervaringen te delen en elkaar daarmee te inspireren.

3.4.3.2. Kennis uitwisselen en inspireren

Bij het uitwisselen van kennis is het volgens de participanten een goed idee om het gesprek te openen over taalleren. Als docenten hun cursisten ervan weten te overtuigen dat zij moeten investeren in contacten met Nederlanders en hoe ze dat het beste kunnen doen, is er al veel gewonnen. Zo

omschrijven enkele cursisten dat ze een dergelijk gesprek met hun docent al hebben gehad, en ervan overtuigd zijn geraakt dat ze het Nederlands moeten gebruiken en daarin foutjes mogen maken. Cursist Muska geeft hier een voorbeeld bij. Onlangs was ze in een winkel op zoek naar slippers, maar wist ze het woord niet. Voorheen zou ze zijn overgestapt op het Engels, maar nu heeft ze geleerd bepaalde

strategieën te hanteren in Nederlandse gesprekken: “Ik zeg [...] ‘ze zijn voor de zomers. Het is voor heren, het is voor…’. Alle details. Dan begrijpt hij en dan zegt ‘O, dat heet slippers!’ [...] Als ik niet weet de woord, dan ik probeer de woord te uitleggen, dan de mensen begrijpen.” Het delen van dit soort

ervaringen kan veel bijdragen, zo heeft een docent gemerkt:

“Voor de eerste praktijkopdracht die ik geef, heb ik ook altijd een gesprek met de klas over taalleren, zodat cursisten met elkaar praten over, ja, wat kun je doen om jezelf te helpen om een taal te leren? Dus als Mahdia dan in mijn les

35

cursist die dat moeilijk vindt of geen zelfvertrouwen heeft, ook inspiratie krijgt door de andere cursisten. Dus ik probeer ook echt wel om de andere cursisten als ambassadeur te laten werken en dat de cursisten elkaar inspireren.

En bijna alle cursisten in de groep worden enthousiast.” - Docent Susan

Het delen van die ervaringen wordt ook door cursisten gezien als positief. Zo zegt cursist Muska: “En onze niveau is hetzelfde. [...] We kunnen elkaar goed begrijpen. [...] Ja, en daar kunnen we elkaar steunen een beetje en we kunnen van elkaar ook leren.” Op deze manier draagt niet alleen het spreken, maar voornamelijk het spreken over spreken bij aan de ontwikkeling van de spreekvaardigheid van cursisten.

36