• No results found

Sporen uit een recenter verleden

In document Archeologisch onderzoek Oostvleteren (pagina 109-115)

10. Synthese en besluit

10.5 Sporen uit een recenter verleden

Meest omvangrijk of georganiseerd lijkt de necropool in de periode van 150 tot 50 v.Chr. Drie semi-cardiaal georiënteerde, bijna vierkante omgreppelingen (enclosures) zijn prominent aanwezig in deze grafveldfase. De twee noordelijke grafmonumenten hebben zijden van ongeveer 18 m lang. Het zuidelijke enclos is iets kleiner, met zijden van ongeveer 13 m. In alle gevallen waren de monumentgreppels nog 20 tot 40 cm diep herkenbaar. In alle gevallen representeert een crematiegraf of crematierest met verbrand bot en aardewerk de hoofdbijzetting, ietwat excentrisch, in het zuidelijke kwadrant van de afgebakende ruimte. Tal van sporen van bijkomende rituele handelingen zijn vastgesteld binnen en buiten de enclosures en in de greppelopvullingen. Ze nemen de vorm aan van houtskoolconcentraties met kleine hoeveelheden verbrand aardewerk en uitgesproken gestructureerde deposities van keramisch vaatwerk.

Een waterput en de vermoede resten van 2 graanschuurtjes vormen aanwijzingen voor bewoning in de late IJzertijd zuidelijk en oostelijk van het grafveld. Opnieuw ontbreken duidelijk bewaarde sporen van woonhuizen; een afwezigheid die wederom is te verklaren door de geringe funderingsdiepte van de houten boerderijen destijds.

10.4 Oostvleteren in de Romeinse tijd

Eén crematiebegraving ligt geïsoleerd in de noordhoek van het onderzoeksgebied buiten de grens van het IJzertijdgrafveld. In een kuil met verdiepte nis werd een deel van een brandstapel- en crematierest bijgezet bovenop of samen met een gefragmenteerde handgevormde pot. Uit de opvulling van de grafkuil is een fragmentje Romeinse kruikwaar gerecupereerd, alsook verschillende metaalfragmenten, waaronder enkel ijzeren spijkers en schoennageltjes. Fragmenten van een spiraalfibula dateren de crematiebegraving ruim tussen 70 en 250 n. Chr. Uit de midden Romeinse periode zijn geen andere graven aangetroffen. Wel is interessant om vast te stellen dat de inrichting van het oudere funeraire landschap richtinggevend blijft in deze periode. De inrichting waarop de oude funeraire enclosures geënt zijn, wordt in de Romeinse periode immers hernomen door een tweeledige of dubbele gracht in het noordelijke deel van de opgravingszone. Verschillende elementen laten vermoeden dat het laat-prehistorische cultuurlandschap meerdere generaties lang is onderhouden of toch tijdsbestendige proporties moet hebben gekend.

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen duidelijke sporen van bewoning herkend uit de perioden die samengaan met de crematiebegravingen. Bodemsporen van grondvaste, mogelijk contemporaine houtconstructies blijven beperkt tot de twee vermelde opslagstructuren of zgn. spiekers in de zuidelijke randzone van de opgraving. Voor de Romeinse periode lijkt bewoning hoofdzakelijk ten zuiden van actueel onderzoeksgebied te moeten worden gezocht. In de brede, diepe greppels die hier op de rand van het opgravingsterrein voorkomen, zijn meest frequent bouwkeramiek (tegulae en imbrices) en brokken ijzerhoudende zandsteen teruggevonden. De verzamelde bouwmaterialen wijzen mogelijk op de aanwezigheid van een Romeinse steenbouw net buiten het onderzoeksgebied, in de omgeving van de Reningestraat.

10.5 Sporen uit een recenter verleden

Op de vindplaats Kasteelweg-Nieuwe Begraafplaats zijn ook resten geïnventariseerd van landgebruik tijdens de jongste 400 jaar. Het betreft o.a. greppelsystemen die de inrichting van het cultuurland en bezitsstructuren sinds de 16e eeuw documenteren. Betekenisvol is de duidelijke cesuur met de prehistorische perioden. De greppels en grafmonumenten uit de late IJzertijd en Romeinse tijd zijn niet langer richtinggevend bij de organisatie van het cultuurland in de jongere perioden. Vastgesteld wordt dat de nieuwe lijnen, die vermoedelijk al zijn uitgezet tijdens de late middeleeuwen, nog terug te vinden zijn in de actuele perceelstructuren en dat geen wereldoorlog of daaropvolgende sanering dit bodemarchief heeft kunnen uitwissen.

Op de vindplaats kwamen tot slot ook materiële getuigen van de 2 wereldoorlogen aan het licht onder het maaiveld. De densiteit van met name de ondergrondse resten uit de Eerste Wereldoorlog staat in schril contrast met de eerder iele spreiding van bunkers en mitrailleurposten uit deze tijd die nog her en der voor komen in het hedendaagse landschap. Het archeologisch onderzoek heeft met de munitie van een loopgraafmortier wapentuig opgeleverd dat symbool kan staan voor de mensonterende stellingenoorlog van 1914-1918. Bijzonder is ook het inzicht dat is verworven in de opbouw en inrichting van de 3de verdedigingslinie bij Oostvleteren en bij uitbreiding het ruimere Ieperfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het onderzoek op de vindplaats Kasteelweg-Nieuwe Begraafplaats levert informatie die pleit voor de uitbouw van een gedeeltelijk

110 bovengrondse defensieve infrastructuur in de achterste linies. Dat systemen van borst- en rugweringen ook plaats en functie kenden aan het Ieperfront tussen 1915-1917, zoals trouwens ook recent vastgesteld op de site Poperinge-Sappenleen, leert dat de beeldvorming over de onderscheiden Belgische frontzones aan nuance toe is.

111

Bibliografie

Beke, F. in voorbereiding. Poperinge Sappenleen. Een archeologische opgraving. VEC rapport, Leuven.

Bogemans, F. 2005. Technisch verslag bij de opmaak van de quartairgeologische overzichtskaart van Vlaanderen. Brussel.

Bogemans, F. & Baeteman, F. 2006. Toelichting bij de Quartairgeologische Kaart, kaartblad 19-20 Veurne-Roeselare. Brussel.

Bosch, J.H.A., 2000. Standaard Boor Beschrijvingsmethode, Versie 5.1. Zwolle (NITG rapport 00-141-A).

Bourgeois, J., 1989. Ursel, rapport provisoire des fouilles 1986-1987. Tombelle de l’âge du bronze et monuments avec nécropole de l’âge du fer. Gent.

Bourgeois, J. & Rommelaere, J., 1991. Bijdrage tot de kennis van het Meetjesland in de metaaltijden. De opgravingen te Ursel (1985-1989) en Aalter (1989-1990). In Appeltjes van het Meetjesland 42, pp.59-88.

Bourgeois J. & Nenquin J. 1996. Les enclos circulaires, allongés et quadrangulaires en Flandre découverts par les fouilles et les prospections aériennes. Contribution à la connaissance des âges des métaux. In Groenen M. (Ed.). La préhistoire au quotidien. Mélanges offerts à Pierre Bonenfant. 42-72.

Butler, J. & Fokkens, H. 2005. Van steen naar brons. Technologie en materiële cultuur. In Louwe Kooijmans, L.P., van den Broeke, P.W., Fokkens, H. & van Gijn A. (red.) Nederland in de prehistorie. Amsterdam, pp. 371-400..

Cherreté, B. & Bourgeois, J., 2003. Oedelem-Wulfsberge 2002: grafmonumenten uit brons- en IJzertijd (W.-Vl.). In Lunula. Archaeologia protohistorica IX, pp.33-36.

Cools, A. 2009. Inpakken, een kunst. Het verpakken van archeologische vondsten (VIOE-handleidingen I), Brussel.

Creemers, G. & Van Impe L., 1992. De inheems-Romeinse begraafplaats van Wijshagen Plokrooi (gem. Meeuwen-Gruitrode, Prov. Limburg). Interimverslag. Archeologie in Vlaanderen 2, pp.41-53.

Crombé, Ph., 1993. De nederzetting uit de midden-Bronstijd te Maldegem “Burkel” (O.-Vl.). In Lunula. Archaeologia protohistorica I, pp.3-6.

De Clercq, W. 2009. Lokale gemeenschappen in het Imperium Romanum: transformaties in de rurale bewoningsstructuur en de materiële cultuur in de landschappen van het noordelijk deel van de civitas Menapiorum (Provincie Gallia-Belgica, ca. 100 v. Chr. – 400 n. Chr.). Gent.

De Clercq, W. & Van Rechem, H., 1999. Archeologische onderzoek bij de aanleg van de aardgasleiding Zeebrugge-Raeren (1998): een overzicht van de sporen uit de metaaltijden op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen. In Lunula, Archaeologia protohistorica VII, pp.18-22.

De Clercq, W., Ervinck, A., Lentacker, A., Mortier, S., Tency, H. & Van Strydonck, M., 2005a. De protohistorische periode uit de opgravingen te Aalter, industrieterrein Langevoorde. Profane en rituele aspecten uit de late IJzertijd. In Lunula. Archaeologia protohistorica XIII, pp. 125-134.

De Clercq, W., Van Rechem, H. & Van Strydonck, M. 2005b. Activiteiten in een landschap uit de 4de-3de eeuw v.Chr. te Denderbelle, plaats Fonteintje (gem. Lebbeke). In In’t Ven, I. & De Clercq, W. (red.). Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, pp. 231-258.

112 De Laet S.J., Van Doorselaer A. & Desittere M. 1966. Van grafmonument tot heiligdom. Beschouwingen over de oorsprong van het Kelto-Romeins fanum met vierkante cella. Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België - Klasse der Letteren, Jaargang XXVIII, nr 2.

Delepiere, A.-M. & Huys, M., 1989. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge. In Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11N2, Brussel - Turnhout.

Demey, D., 2011. Archeologisch vooronderzoek Nieuwe Begraafplaats (Vleteren). Ruben Willaert Rapport 8, Sijsele.

De Logi, A., Messiaen, L., Styrtewagen, K. & Buyninckx, T., 2007. Archeologische opgraving Kortrijk/Harelbeke Evolis (prov. West-Vlaanderen) 16 april-16 november 2007. Rapport Monument Vandekerckhove nv, Ingelmunster.

Deru X. 2005. Les productions de l’atelier de potiers des “quatres bornes” aux Rues-des-Vingnes (Nord). S.F.E.C.A.G., Actes du Congrès de Blois: 469-478.

Fontijn, D.R., 2002. Het ontstaan van rechthoekige ‘cultusplaatsen’. In Fokkens, H. & Jansen R. (red.) 2000 jaar bewoningsdynamiek, Brons- en IJzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied. Leiden, pp.149-172. Gheysen, K., 2010. Archeologische controle zijstraat Keiweg te Vleteren. Vlaamse Landmaatschappij.

Haupt D. 1984. Römischer Töpfereibezirk bei Soller, Kr. Düren. Bericht über eine alte Ausgrabung. In: Haupt D. (Ed.). Beiträge zur Archäologie des Römischen Rheinlands 4. Rheinische Ausgrabungen, 23, Köln/Bonn: 391-476.

Hazen, P.L.M. (red.), 2013. Prehistorische bewoning langs een zandsteenontginning. Een archeologische opgraving aan de Tritsstraat te Kampenhout. VEC rapport 1, Leuven.

Hoorne, J. & De Clercq, W., 2008. Een blik op het laat La Tène-landschap: perceleringsysteem en nederzettingssporen uit de 1ste eeuw v. Chr. te Wielsbeke-Vaartstraat (West-Vlaanderen, België). In Lunula. Archaeologia protohistorica XVI, pp. 135-140.

Huisman, D.J., 2006. How Redox-Induced Soil Colour Masks Archaeological Soil Features. Two Cases from the Fluvial Area of the Netherlands. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 46: 315-327.

Lambot, B., 1998. Les morts d’Acy-Romance (Ardennes) à La Tène finale. Pratiques funéraires, aspects religieux et hiérarchie social. In Leman-Delerive, G. (red.) Les Celtes, rites funéraires en Gaule du Nord entre le 6’ et le 1’’ siècle av J.-C. Namur, pp.75-78.

Lauwers, B. & De Reu, J., 2011. Een midden-Bronstijdbewoning te Sint-Gillis-Waas - Kluizenmolen (prov. Oost-Vlaanderen). Lunula. Archaeologia Protohistorica, 19, pp. 27-33.

Leman-Delerive, G. & Van Doorselaer, A., 1993. Over Kelten en Belgen. De heuvels in de periode van de Metaaltijden. In Kemmel – Cassel. De vroegste bewoningsgeschiedenis van de Vlaamse heuvels. Westvlaamse Archaeologica. Brugge, pp.39-59.

Meurkens, L. & Tol, A.J. (red.), 2011. Grafvelden en greppelstructuren uit de IJzertijd en Romeinse tijd bij Itteren (gemeente Maastricht). Opgravingen Itteren-Emmaus vindplaatsen 1 & 2. Archol Rapport 144. Leiden.

Nederlands Normalisatie-Instituut, 1989. Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft (Normcommissie 351 06).

113 Reniere, S., 2007. Studie van materiële cultuur van een Proviniciaal Romeinse site in Woesten (Warandestraat) (West-Vlaanderen). Onuitgegeven bachelorproef. Universiteit Gent.

Slofstra, J. & Van Der Sanden, W., 1987. Rurale cultusplaatsen uit de Romeinse tijd in het Maas-Demer-Schelde-gebied. Analecta Praehistorica Leidensia 20, pp.125-168.

Van den Broeke, P., 2012. Het handgevormde aardewerk uit de IJzertijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen. Studies naar typochronologie, technologie en herkomst. Leiden.

Van Doorselaer, A. & Bourgeois, J., 1996. Van boeren en adellijke heren. Sociale differentiatie in de IJzertijd ca. 750 v.Chr.-Romeinen. In. Van Roeyen, J.-P. Uit Vlaamse Bodem. 10 Archeologische Verhalen. Sint-Niklaas, pp.29-48.

Van Impe L., Creemers, G., Van Laere, R., Scheers, S., Wouters, H. & Ziegaus, B. 2002. De Keltische goudschat van Beringen (Prov. Limburg). Archeologie in Vlaanderen 7, pp.9-132.

Vanmontfort, B., 2001. The Group of Spiere as a New Stylistic Entity in the Middle Neolithic Scheldt Basin. Notae Praehistoriciae, 21: 139-143.

Vanoverbeke, R., 2013. Archeologische opgraving aan de Eikhoek te Hoogstade, gemeente Alveringem. BAAC Vlaanderen Rapport 30 (conceptversie). Drongen.

Vermeulen, F. & Hageman, B., 1997. Een rituele omheining uit de late IJzertijd te Knesselare (O.-Vl.). In Lunula, Archaeologia protohistorica V, pp.29-33.

115

Bijlagen

Bijlage 1. Catalogus graven Oostvleteren-Kasteelweg

In document Archeologisch onderzoek Oostvleteren (pagina 109-115)