• No results found

Specifieke koppeling aan referenties

In een aantal gevallen maakt het model gebruik van een specifieke koppeling aan referentieop- ties. Dit is met name het geval bij de elektriciteitssector en de warmteproductie in de eindge- bruikssectoren. De referentieopties representeren hierbij het in het achtergrondscenario opge- stelde vermogen. De eraan gekoppelde opties kunnen in plaats van de referentieoptie komen, en kunnen samen nooit meer elektriciteit produceren dan dat er aan productie door het referentie- vermogen verdwijnt.

Een voorbeeld is de referentieoptie kolen nieuw, het na 2010 gebouwde kolenvermogen in GE. Opties die als ze toegepast worden altijd in plaats hiervan komen zijn: CO2-afvang bij nieuwe

kolencentrales, Nieuwe kolencentrales met hoger rendement, CO2-afvang bij nieuwe gascentra-

les, Gascentrales in plaats van nieuwe kolencentrales, Hoger aantal draaiuren gascentrales in plaats van draaiuren nieuwe kolencentrales, Bijstook nieuwe kolencentrales. Dit betekent dat de

opgetelde productie van elektriciteit door deze opties nooit hoger kan worden dan de elektrici- teitproductie door nieuw kolenvermogen in het achtergrondscenario.

Kosten, effecten en emissies bij opties die elektriciteit en/of warmte produceren of de vraag naar elektriciteit verminderen.

Bij een belangrijk deel van de opties zijn de emissies, energie en kosten niet ingevoerd als de netto-effecten, maar als de bruto-effecten. Voorbeelden zijn elektriciteitsvraagvermindering en opties voor alternatieve elektriciteitsopwekking inclusief WKK. Bij al deze opties speelt het evenwicht tussen vraag en aanbod een belangrijke rol, hiermee wordt afgedwongen dat

vraagvermindering of alternatieve opwekking bij warmte en elektriciteit leidt tot het verdwijnen van opwekking elders. Op deze manier is het ook mogelijk om het netto effect van opties te berekenen als de resultante van het directe effect van de optie, en van de effecten van het verdwijnen van andere manieren van opwekking van warmte en elektriciteit. De berekening van gerapporteerde kosten, energie-effecten en emissie-effecten vindt pas plaats na het samenstellen van het optiepakket door het model. In een deel van de gevallen verloopt de berekening van de netto effecten via de specifieke koppeling aan referenties, en voor een ander deel via generieke

koppeling aan referenties.

Specifieke koppeling aan referenties.

Bij een koppeling tussen een optie en een referentieoptie bestaat het netto-effect van de betrokken optie uit de directe effecten van de optie zelf plus de effecten van het verdwijnen van de

referentieoptie, voor zover dat veroorzaakt wordt door de betrokken optie. De gerapporteerde kosten, energie-effecten en emissie-effecten worden ook op deze manier als saldo berekend. Stel dat de optie Gascentrales in plaats van nieuwe kolencentrales 10 PJ elektriciteit gaat produceren in plaats van kolen nieuw, dan bestaan de kosten uit de som van de kosten van het produceren van 10 PJ elektriciteit met aardgas, en de vermeden kosten door het 10 PJ minder elektriciteit produceren met kolen. De energie-effecten en emissie-effecten worden op dezelfde manier berekend.

Generieke koppeling aan referenties

Bij de generieke koppeling aan referenties staat niet op voorhand vast welk referentievermogen verdwijnt bij toepassing van de optie. Voorbeelden zijn allerlei opties voor

elektriciteitsvraagvermindering en windenergie op zee. De kosten, energie-effecten en emissie- effecten moeten daarom berekend worden uit de gegevens van de opties zelf en uit de totale verandering van het referentiepark, met daarvan afgetrokken dat deel van de verandering dat al verklaard wordt door opties die specifiek gekoppeld zijn aan delen van het referentiepark. Stel dat windenergie op zee 10 PJ elektriciteit gaat produceren, dan evalueert het model hoe de

vermindering van de elektriciteitproductie met 10 PJ elders verdeeld is over de verschillende referentieopties. De effecten en kosten worden vervolgens berekend uit de gegevens van wind energie op zee zelf en de gegevens van het verdwenen referentievermogen.

Dubbele koppeling

Bij opties die elektriciteit en warmte produceren (WKK) vindt zelfs een dubbele verrekening plaats. WKK is voor de warmteproductie gekoppeld aan een concrete referentieoptie, bijvoorbeeld een ketel. Voor de elektriciteit is WKK niet gekoppeld aan een concrete optie, maar wordt het netto-effect bepaald uit het gemiddelde verdrongen opwekkingsvermogen.

De berekening van de effecten gaat in twee stappen. Eerst wordt een optie, indien relevant, met een specifieke referentie verrekend. Wat resulteert is het effect van een optie op sectorniveau. Daarna volgt, indien relevant, de generieke verrekening. Wat resulteert is het effect van een optie op nationaal niveau.

Redenen voor indirecte aanpak

De beschreven aanpak lijkt nogal omslachtig, maar is noodzakelijk om een aantal zaken goed te kunnen berekenen en te rapporteren. Met deze aanpak kan het model bij de samenstelling van optiepakketten rekening houden met complexe vormen van concurrentie tussen opties, en hoeft voor de evaluatie van opties niet altijd vooraf een referentie gekozen te worden. Het effect en de kosteneffectiviteit van veel opties hangt daardoor af van het totale pakket van maatregelen, zoals dit ook in werkelijkheid het geval is.

Voor de rapportage biedt deze aanpak het voordeel dat zowel de nationale kosten als de eindgebruikerskosten goed berekend kunnen worden, en dat de nationale (totale) effecten op emissies en de effecten op de directe emissies goed van elkaar onderscheiden kunnen worden. Verder is het voordeel dat de invoergegevens van de opties op deze manier transparanter zijn (ze hebben alleen betrekking op de betrokken techniek zelf), terwijl de netto-effecten, waarin de interacties met referentietechnieken een rol spelen, wel goed in kaart kunnen worden gebracht.

4.7 Randvoorwaarden

Optiepakketten moeten voldoen aan optionele, door de gebruiker te specificeren randvoorwaar- den. Deze kan bijvoorbeeld bepaalde (categorieën van) opties verbieden of juist verplicht stel- len, een maximum of minimum op het aantal, of op het te bereiken effect op energiegebruik of emissies specificeren etc.

De gebruiker kan het model randvoorwaarden opleggen bij het samenstellen van optiepakketten. Bijlage D gaat onder meer nader in op de mogelijkheden voor de gebruiker om randvoorwaar- den in te voeren, deze paragraaf beschrijft alleen kort het principe van de randvoorwaarden. De randvoorwaarden kunnen bestaan uit verboden, beperkingen en verplichtingen op individue- le opties of varianten van opties. Met dergelijke randvoorwaarden is het mogelijk om op detail- niveau beperkingen aan te geven.

Ook is het mogelijk om randvoorwaarden op te leggen op het niveau van maatregelcategorieën. De randvoorwaarden kunnen betrekking hebben op het minimale of maximale aantal opties uit een categorie, en op de minimale of maximale kosten, directe emissie-effecten, en effecten op energiegebruik door opties uit een categorie. De randvoorwaarden op het niveau van maatregel- categorieën introduceren vaak nieuwe interacties tussen opties. Bij de introductie van beperkin- gen op categorieniveau, behalve bij een totaalverbod, ontstaat er namelijk concurrentie tussen de opties die onder de bewuste categorie vallen.

Randvoorwaarden leiden altijd tot een beperking van de vrijheid die het model heeft om tegen de laagst mogelijke kosten optiepakketten samen te stellen. De maximaal haalbare reducties van emissies en energiegebruik kunnen dus alleen maar afnemen, of in het gunstigste geval gelijk blijven. Gegeven een bepaald doel kunnen de kosten alleen maar toenemen, of in het gunstigste geval gelijk blijven.

4.8 Resultaten

Een optiepakket uit het model komt tot stand als een integrale oplossing. Dat betekent dat het model bij het samenstellen van het optiepakket met de laagst mogelijke kosten daarbij rekening houdt met de doelen of heffingen voor de verschillende thema’s, de interacties tussen opties, de kosten en de aanvullende randvoorwaarden. Omdat het model van alle opties ook de gegevens heeft over de effecten op alle thema's, houdt het bij het samenstellen van het optiepakket ook rekening met synergie en antagonisme tussen verschillende emissiethema's.

Met informatie waarover het model niet beschikt kan het uiteraard ook geen rekening houden. Dit betekent dat, tenzij via de randvoorwaarden hierover aanvullende informatie is ingevoerd, beperking vanwege instrumentatie, draagvlak, externe effecten etc. in de oplossing geen rol spe- len. Ook eventuele extra kosten vanwege instrumentatie of externe effecten spelen in de oplos- sing geen rol, maar het is natuurlijk wel mogelijk om hierover aanvullende informatie op te ne- men.