• No results found

Dit hoofdstuk benadrukt wat specifiek over kalkoenen bekend is t.a.v. pikkerij. Er is overigens relatief weinig onderzoek gedaan naar pikkerij bij kalkoenen [31].

4.1

Activiteit

Terwijl er geen verschil is in het gedrag wanneer moderne rassen in intensieve of in extensieve houderij worden gehouden, zijn de oorspronkelijke kalkoenenrassen veel actiever en besteden ze meer tijd aan voedselzoekgedrag dan de moderne vleeskalkoenen [12].

Kalkoenen poetsen zich vaak terwijl ze zitten. Activiteit (lopen, staan, pikken naar de grond) neemt af naarmate de vogels ouder worden. Bij vleeskuikens wordt dit verklaard door de discrepantie tussen lichaamsgewicht en draagvermogen van de poten. Het lijkt erop dat bij kalkoenen het draagvermogen van de poten verbetert wanneer de groeisnelheid lager wordt [12].

Hughes en Grigor [63] bestudeerden de tijdsbesteding van gekapte kalkoenkuikens tot 12 weken leeftijd in kleine groepen van 10-11 dieren. Het percentage zitten/slapen nam toe in de tijd, en staan/lopen nam af, maar nam aan het eind van de studie weer toe. Snavel-gerelateerd gedrag (eten, drinken, poetsen, omgevingsgericht- en vogel-gericht pikken) nam toe tot 45% in week 2 en nam daarna geleidelijk af tot ongeveer 28% aan het eind van de studie.

De algemene afname in activiteit met de leeftijd is ook gevonden toen de effecten van hoge

bezettingsgraad en groepsgrootte geminimaliseerd waren en er voldoende ruimte was [92]. Afname in activiteit bleek ook uit de afgelegde afstanden: 27,5 m/30 min op 7 weken tot 11,9 m op 12 weken leeftijd [25, 74].

4.2

Bezettingsgraad

Meer ernstig verenpikken werd gevonden bij kalkoenhennen toen ze op 9 weken leeftijd in de kleinste hokken werden geplaatst (140 cm2/dier, range van het onderzoek: 140-232 cm2/dier) nadat ze eerder

opgefokt waren in de grootste hokken (93 cm2/dier, range: 56-93 cm2/dier) [31]. Hier speelt wellicht

ook stress door overplaatsen mee. Bessei and Günthner [14] vonden juist meer verenpikactiviteit bij de laagste bezettingsgraad en groepsgrootte (2,5-3,5 dieren/m2 voor kalkoenhanen en 5-7 dieren/m2

voor BUT Big 6 hennen).

In grotere koppels (>600 dieren) had de bezettingsgraad (range voor kalkoenhennen: 100-160 cm2/dier, kalkoenhanen: 150-400 cm2/dier) geen invloed op het percentage van de totale activiteit

waarop de kalkoenen bezig waren met verenpikken [31].

Berk et al. [8] rapporteren dat kalkoenen in Duitsland in groepen tot wel 10.000 dieren worden gehouden bij een dichtheid van 52 (hennen) tot 58 kg/m2 (hanen). In Duits onderzoek werden twee bezettingsdichtheden onderzocht bij BUT6 kalkoenen: 58 kg/m² vs 40 kg/m². Uit twee proefrondes bleek dat de uitval niet gerelateerd was aan de bezetting: lagere bezetting 6,7 % en 9,08 %, hogere bezetting: 5,51 % en 8,21 %. Bij de lagere bezetting werd wel meer objectpikken waargenomen. De auteurs concluderen dat bezettingsdichtheid niet veel invloed heeft op pikkerij [68].

Dit verschilt van wat bij andere pluimveesoorten bekend is, waar hogere bezettingsgraad en grotere groepen bekende risicofactoren zijn [9, 12].

4.3

Fazanten (& voer)

Kalkoenen zijn nauwer verwant aan fazanten dan aan kippen. Fazanten kunnen onder ongunstige omstandigheden veel last hebben van ernstig verenpikken. Met haver was het mogelijk kannibalisme te voorkomen in twee koppels fokfazanten [86].

Onderzoek bij pluimvee heeft aangetoond dat een tekort aan eiwit de kans op verenpikken groter maakt [66, 88]. Dit komt overeen met de bevindingen van Cain et al. [27], die bij fazanten drie niveaus van ruw eiwit (16, 19 en 22%) onderzochten. Verlaging van 22 tot 19% ruw eiwit bleek mogelijk, maar bij 16% ruw eiwit werd meer verenpikken gezien. Blijkbaar trad bij 16% ruw eiwit een tekort op. Extra arginine heeft verenpikken en kannibalisme kunnen stoppen in groepen kippen en fazanten [96]. Ook het verdunnen van het voer met ruwvezel, vooral fijngemalen vezels verminderde het verenpikken in fazanten en kippen [66].

4.4

Verschillen kip - kalkoen

Herkomst

Kalkoenen hebben een andere herkomst dan kippen (Amerika vs tropische delen van Azië). Kalkoenen zijn beduidend groter dan kippen.

Grootte

Graue et al. [51] becijferde dat kalkoenen aan het eind van de opfok een gewicht hebben van 21,5kg en dat bij een dichtheid van 58kg/m2 er 2,7 vogels per m2 in het hok zitten, waardoor dan 46% van

het vloeroppervlak bedekt is met vogels.

Vanwege het feit dat de kalkoenhouderij een relatief kleine sector is in vergelijking met de kippenhouderij is het begrijpelijk dat met kippen veel intensiever is gefokt dan met kalkoenen. Wellicht mede daardoor zijn kalkoenen over het algemeen mobieler dan vleeskuikens. Bovendien zijn ze groter en sterker dan vleeskuikens en dus beter in staat om soortgenoten te verwonden (wanneer de huidsterkte vergelijkbaar is).

Snavelvorm

Onbehandelde kalkoenen hebben een flinke haak aan de bovensnavel. Leghennen hebben een meer variabele snavelvorm, waarbij sommige merken ook een haak hebben, maar andere niet. Doordat kalkoenen groter en krachtiger zijn dan leghennen, is het te verwachten dat ze meer schade met hun snavel teweeg kunnen brengen.

Habitat

Een ander verschil wat mogelijk met de grootte samenhangt is het feit dat kalkoenen van nature meer in het open veld leven, d.w.z. in een habitat waarin ze als volwassen dieren vrij zicht hebben. Kippen daarentegen leven meer in een bos- en struikrijke omgeving. Mogelijk (maar dat is speculatief) is het gezichtsvermogen dan wel de mate waarin de dieren op visuele stimuli reageren, bij kalkoenen sterker ontwikkeld dan bij kippen. Hiermee kan samenhangen dat verenpikken bij kalkoenen vrij sterk

beïnvloed wordt door licht.

Ontwikkeling van gedragselementen

Sherwin en Kelland [92] bestudeerden het gedrag van kalkoenen tussen 2 en 22 weken leeftijd terwijl ze in paren gehuisvest waren. Op 18 weken werd veel (30%) van de tijd besteed aan seksueel gedrag (pronken). Dit nam later wel weer af, maar gezien het feit dat veel verenpikken bij kalkoenen ontstaat rond de leeftijd van seksueel volwassen worden, is deze bevinding vanuit dat oogpunt zeer

interessant.

De kalkoenen vertoonden sterk sociaal gedrag en sociale facilitatie.

Belangrijke verschillen met ander pluimvee waren dat kalkoenen ren- en spring gedrag lieten zien en ‘pronkgedrag’, en dat ze andere gedragingen zoals stofbadgedrag en scharrelen juist niet vertoonden. Stofbaden en scharrelen wordt doorgaans ook bij kalkoenen waargenomen, maar dan in veel mindere mate dan bij ander pluimvee (Veldkamp, pers. mededeling, 2015).

Verder kwam in hun studie nauwelijks beschadigend pikken voor, ondanks de hoge lichtintensiteit (60 lux), mogelijk vanwege de kleine groepsgrootte of dichtheid of vanwege het feit dat er geen conflicten tussen gelijke seksen mogelijk waren (de kalkoenen waren als paartjes gehuisvest in hokken van 3,0 x 3,6m) [92].

Agressie

Pikkerij bij kalkoenen omvat niet alleen het klassieke verenpikken. Dat is hoogstwaarschijnlijk een vorm van verstoord voedselzoekgedrag en is dus geen vorm van agressie. Pikkerij bij kalkoenen omvat echter ook het pikken naar de kop van hokgenoten en dat is als regel wel een vorm van agressie. Dit is dus anders dan bij kippen waar verenpikken juist geen (sterke) relatie heeft met agressie.

4.5

Stress en angst

Bij kippen speelt angstigheid een belangrijke rol bij het ontstaan van verenpikken [88]. Hoewel kalkoenen in commerciële houderijen weinig last lijken te hebben van angst, kan stress of frustratie wel degelijk een rol spelen.

Bessei [11] benadrukt dat het aanpassingsvermogen van kalkoenen voorheen werd onderschat. Angst voor de contouren van een roofvogel leken genetisch voorgeprogrammeerd te zijn, maar dit bleek niet het geval te zijn.

Frustratie in de commerciële kalkoenhouderij kan meerdere oorzaken hebben. Het kan o.a. te maken hebben met problemen/tekortkomingen ten aanzien van foerageergedrag, lichaamsbeweging, sociale verhoudingen (rangorde), voortplantingsdrang, maar ook bijv. ten aanzien van het rustgedrag. Vleeskalkoenen rusten het grootste deel van de tijd, gedurende veel korte periodes. Dit doen ze zowel in intensieve als in extensieve systemen [11]. Alleen lichte rassen lopen en foerageren meer in uitloopsystemen. Het loopvermogen neemt af met het lichaamsgewicht/leeftijd, hangt af van het ras en ook van de sekse. Hanen ondergaan een gedragsverandering vanaf 16-18 weken leeftijd. Dan begint het pronkgedrag en staan de dieren veelal stil met opstoken veren (Veldkamp, pers. mededeling, 2015). Lichte rassen maken meer gebruik van zitstokken. De zware rassen kunnen de hoger gelegen zitstokken niet meer bereiken [11].

Met andere woorden: het is te verwachten dat de moderne kalkoenen nog steeds wel gemotiveerd zijn om veel te foerageren en bijv. op stok te gaan, en dat zij mogelijk gefrustreerd/gestrest zijn omdat zij daartoe niet meer optimaal in staat zijn.

Testen

Erasmus et al. [37] vonden geen relatie tussen actief verenpikken en het gedrag van kalkoenen in een nieuwe testruimte (zogenaamd Open Field), behalve dan dat kalkoenen die minder actief waren, en dus mogelijk meer angstig, ook vaker slachtoffer waren van pikkerij. Dit verschilt van kippen waar pikkers vaak de angstigere dieren zijn. Overigens vonden Erasmus et al. [37] wel verschillen in pikkerij tussen rassen (Hybrid Converter strain, Hybrid Turkeys, Kitchener, On., Canada en random- bred turkeys (RBC2 line), [83]). Ook zagen ze dat, net als bij kippen, ook bij kalkoenen het (angst- )gedrag in een Open Field test onafhankelijk was van productie en vleeskwaliteit.

Erasmus en Swanson [38] constateerden dat angstgedrag bij kalkoenen erg variabel is. In

verschillende tests (Open Field, tonische immobiliteit (TI), benaderen van een persoon, nieuw object) reageerden sommige heel heftig (actief en met veel geluid) en andere helemaal niet.

De meeste kalkoenen (≥69%) pikten de persoon in de benadertest en 37-62% pikte het nieuwe voorwerp. Dit verschilt aanzienlijk van de ervaringen bij leghennen, die doorgaans niet dichter te benaderen zijn dan 90 cm en waarbij bijna geen enkel dier het nieuwe voorwerp aanraakt (resultaten van 122 koppels) [104]. In het onderzoek van Erasmus en Swanson [38] geraakten de meeste kalkoenen in tonische immobiliteit (TI) met 1 inductie en een groot percentage (39-58%) bleef onbeweeglijk gedurende de volledige testduur (780 sec). Bij kippen wordt TI gekenmerkt door een periode van verminderde waakzaamheid ook al kunnen sommige kippen geluid maken [46]. Veel kalkoenen daarentegen (42-26%) vocaliseerden gedurende de TI test [38].

Praktijk

Verschillende aspecten van bedrijfsvoering zoals slecht klimaat, vliegen, parasieten, de aanwezigheid van dode dieren of pootproblemen, kunnen wijzen op stress en de kans op pikkerij bij kalkoenen vergroten [31].

Ook verstoringen van de pikorde waaronder een hoge bezettingsgraad kunnen tot pikkerij (met name gericht op de kop) aanleiding geven [31]. Gill and Leighton [47] lieten zien dat volwassen

kalkoenhanen een slechtere veerscore hadden bij een hogere bezettingsgraad, vermoedelijk vanwege toegenomen agressie bij de seksueel actieve hanen [31].