• No results found

4.2. Resultaten

4.2.8. Slachtoffers van verkeersongevallen met whiplashletsel

Zijn voor deze groep slachtoffers specifieke kenmerken aan te wijzen die van invloed zijn op de verwachtingen, wensen en behoeften ten aanzien van het letselschadeproces?

Vooropgesteld werd bij deze categorie onderscheiden dient te worden tussen tijdelijke whiplashklachten en een chronisch postwhiplashsyndroom. Alleen in het laatste geval is sprake van blijvende klachten. Voorts werd door sommige deelnemers naar voren gebracht dat whiplash een aantal specifieke kenmerken kent dat weerslag lijkt te hebben op zaken als de mate van steun en begrip voor het slachtoffer vanuit zijn omgeving, zijn behoefte aan erkenning en de kans op ‘secundaire victimisatie’. Whiplash heeft soms een progressief karakter, wat wil zeggen dat klachten in de loop der tijd alleen maar erger worden, en klachten kunnen pas lange tijd na het ongeval blijvende invaliderend blijken. Er zijn aanwijzingen dat opleidingsniveau en maatschappelijke positie van invloed zijn op het ontwikkelen van klachten, evenals geslacht (“vrouwen zijn vaak bijrijders”). Ook het feit of iemand ten tijde van het ongeval psychisch of anderszins al “op zijn tenen liep” achtten sommige deelnemers in dit verband van belang.

Voorts stelde een van de deelnemers dat veel kenmerken van het chronisch whiplash syndroom nog steeds niet goed verklaard kunnen worden. Verder kent whiplash een grillig klachtenpatroon. De ene dag is een whiplashpatiënt tot van alles in staat, de volgende dag weer tot niets. Dit heeft sterke invloed op erkenning en begrip van de omgeving.

Whiplashpatiënten voelen zich dan ook sterk in de verdediging gedrukt, meenden de deelnemers. “Ja, vandaag gaat het goed met me, maar je had me gisteren moeten zien.” De algemene beleving in de focusgroepen was dat de behoefte aan erkenning (niet alleen van de aansprakelijke partij, maar ook van de omgeving) bij deze groep een relatief grote rol speelt. Daarbij werd gesuggereerd dat van groot belang zal zijn of de bestaanszekerheid op het spel staat. Algemeen was men van mening dat het probleem van “getrouwd zijn met je

dossier” hier sterker speelt dan bij niet MOK-klachten. Voorts opperde men dat het

interessant zou zijn zowel bij deze groep als bij de andere groepen de mate van een behoefte aan erkenning (ook in de loop van het proces) van slachtoffers in de interviews te bevragen waardoor ze tegen elkaar afgezet kunnen worden.

4.3. Beschouwing

Een eerste en belangrijke vaststelling is dat het belang van dit onderzoek in beide

gehoord worden. Voorts stemden de deelnemers in met de voorgenomen groepsindeling in zes categorieën (naasten van overledenen, naasten van slachtoffers met ernstig letsel, slachtoffers van medische fouten, slachtoffers van arbeidsongevallen en beroepsziekten, slachtoffers van verkeersongevallen met moeilijk objectiveerbare klachten en slachtoffers van

verkeersongevallen met ander letsel).

Met betrekking tot de vraag wat er valt te zeggen over wat (diverse groepen van) slachtoffers (en naasten) willen bereiken met het letselschadeproces en waarmee hun wensen en behoeften samenhangen laten de belangrijkste bevindingen van de focusgroepen zich als volgt

samenvatten.

Ten aanzien van de positie van naasten was de algemene opvatting dat er behoefte bestaat aan vergoeding van affectieschade. Het werken met één vast bedrag doet echter geen recht aan de omstandigheden van het geval (biedt erkenning noch genoegdoening). Niettemin lijkt enige vorm van normering wel gewenst. Mensen hebben behoefte aan transparante, normerende afspraken. Welke verwachtingen naasten hebben ten aanzien van de hoogte van het

vergoedingsbedrag voor affectieschade dient onderwerp van onderzoek te zijn. Dit geldt ook voor de vraag of het onderscheid overlijden/ernstig letsel door naasten als relevant wordt beoordeeld.

Met betrekking tot de wensen, behoeften en verwachtingen van slachtoffers werd in het algemeen gesteld dat de kern is dat slachtoffers hun leven weer op de rails willen krijgen. De meest prominente factor lijkt daarbij of het letsel de financiële bestaanszekerheid bedreigt. Het veiligstellen van de financiële bestaanszekerheid is in feite een onmisbare voorwaarde om weer grip op het leven te krijgen. De mate waarin andere motieven dan de behoefte aan compensatie van geleden materiële schade een rol spelen zullen meer contextgebonden zijn (bijvoorbeeld afhangen van de mate van verwijt of de wijze van bejegening en

informatieverstrekking door de wederpartij, etc.). De behoefte aan erkenning lijkt meer dan elders een rol te spelen bij moeilijk objectiveerbare klachten zoals whiplash. Het ligt voor de hand de mate en behoefte aan erkenning (ook in de loop van het proces) van de diverse groepen slachtoffers te bevragen.

Ook zullen meer persoonlijke factoren aanwijsbaar zijn die invloed hebben op 1) de mate waarin mensen hun toevlucht nemen tot het aansprakelijkheidsrecht en 2) wat zij van het letselschadeproces verwachten en hoe zij dit beleven (daaronder begrepen de mate waarin een persoon vatbaar is voor secundaire victimisatie). In dit verband werden als belangrijkste punten naar voren gebracht:

1. Iemands algemene levenshouding en reactie op tegenslag. In dit verband lijken bijvoorbeeld factoren als geloof en culturele achtergrond een rol te spelen; 2. De mate waarin iemand steun vindt in zijn sociale omgeving;

3. De mate waarin iemand al “stevig in het leven stond”;

4. De mate waarin iemands financiële bestaanszekerheid in het gedrang komt. Er zouden dan ook een groot aantal persoonlijke variabelen (geloof, culturele achtergrond, ervaren steun en erkenning uit de omgeving, psychische gesteldheid, kwetsbaarheid, etc.) in kaart gebracht moeten worden om inzicht te krijgen in de relatie van deze factoren tot de wensen en behoeften van slachtoffers. Om verder inzicht te krijgen in welke factoren in het kader van secundaire victimisatie een relevante rol spelen is het voorts van groot belang de historie van het slachtofferschap nauwkeurig in kaart te brengen. Hoe lang geleden is het

letsel opgelopen? Hoe lang loopt de procedure? Is aansprakelijkheid door de wederpartij erkend? Wanneer is medische eindtoestand ingetreden? Daarbij zou ook uitdrukkelijk naar de beleving van het slachtoffer gedurende het proces gevraagd moeten worden.

In beide focusgroepen kwam voorts de prominente rol van het contact met en het gedrag van de wederpartij naar voren. Dit wordt als zeer bepalend ervaren voor de wijze waarop het slachtoffer het letselschadeproces beleeft en de houding die hij/zij inneemt in dit proces. Het gaat daarbij om een gevoelens van erkenning, compassie en serieus genomen worden. Meer dan bij andere ongevallen lijkt bij medische fouten het (eerste) contact tussen partijen en een correcte bejegening van (en informatieverschaffing aan) het slachtoffer een rol te spelen. Slachtoffers willen dat er wordt toegegeven dat er iets fout is gegaan, willen een bevredigende verklaring.

Sommige deelnemers achtten een gebrekkige communicatie de meest bepalende factor voor het vastlopen van een schaderegelingsproces. Ook de relatie tussen de belangenbehartiger en het slachtoffer speelt in dit verband een belangrijke rol. Een zorgvuldige communicatie tussen slachtoffer en advocaat kan problemen helpen voorkomen (daardoor kunnen bijvoorbeeld te hoog gespannen verwachtingen worden getemperd).

Gezien het ervaren belang van het (persoonlijk) contact tussen slachtoffer en de wederpartij en tussen het slachtoffer en zijn belangenbehartiger dient de mate en beleving van dit contact in de interviews uitdrukkelijk aan de orde gesteld te worden. Daarbij lijkt ook met name relevant om slachtoffers te vragen naar het (gewenste) gevoel van regie over het proces. Al met al kan geconcludeerd worden dat het belang en de opzet van het onderzoek werden onderschreven. Voorts bleken de inzichten van de deelnemers aan de focusgroepen veelal een bevestiging van de reeds op basis van inzichten van de projectgroep en literatuurstudie

geformuleerde veronderstellingen. Tenslotte is er een groot aantal, zeer bruikbare suggesties gedaan met betrekking tot de aanpak en vraagstelling van de kwalitatieve interviews.

Wel kan in de uitkomst van de focusgroepen een bepaalde nuancering worden begrepen ten opzichte van de resultaten van het literatuuronderzoek. Doordat de daar besproken literatuur primair is gericht op de psychologische dimensies van het letselschadeproces, zou zij het beeld kunnen doen ontstaan dat in hun immateriële behoeften ook het primaire motief van slachtoffers is gelegen om op het aansprakelijkheidsrecht een beroep te doen. Dat beeld werd in de focusgroepbijeenkomsten bestreden. Het zou de overgrote meerderheid van de

slachtoffers primair te doen zijn om compensatie, ‘gewoon’ om de financiële

bestaanszekerheid veilig te stellen. De groep waarbij immateriële motieven echt voorop staan is volgens de focusgroepdeelnemers tamelijk beperkt. Maar deze bevindingen nemen niet weg dat ook bij slachtoffers die eenmaal om reden van financiële compensatie in het

letselschadeproces zijn beland, de psychologische effecten daarvan een rol kunnen gaan spelen. Maar de mate waarin dat gebeurd is, zoals gezegd, behalve van procedurele aspecten ook sterk afhankelijk van persoonlijke kenmerken.

Hoofdstuk 5

Interviews met letselschadeslachtoffers en naasten

5.1. Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de interviews met letselschadeslachtoffers en hun naasten en nabestaanden beschreven. In paragraaf 5.2 komen eerst methodologische aspecten aan de orde. Hier worden de opzet van het onderzoek, de ontwikkeling van het

interviewschema, het benaderen van de slachtoffers en naasten en analysetechnieken besproken. In paragraaf 5.3 worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd. Het hoofdstuk sluit af met een beschouwing in paragraaf 5.4.