• No results found

Sinds 1992 loopt op het OBS onderzoek naar agrarisch natuurbeheer Er zijn akkerranden aangelegd en verbreed, hagen en bosjes geplant en poelen

Akkerranden vergroten de hoeveelheid en kwaliteit van natuur op het bedrijf en reduceren vermesting en drift vanuit de akker naar de sloot. De randen zijn een nuttige invulling van teeltvrije zones en tevens een biotoop voor natuurlijke vijanden van plaaginsecten. Akkerranden creëren verbindingen voor zowel flora als fauna tussen aanwezige biotopen (houtwallen, bosjes) en geven dekking aan kleine zoogdieren en vogels.

In 1992 zijn op het biologische deel van het bedrijf akkerranden van 1,5 meter breed aangelegd en ingezaaid met een gras/klaver/bloemenmengsel. In 1995 zijn deze randen verbreed naar drie meter en zijn over de rest van het

Gerko Hopster

Agrarisch natuurbeheer op het OBS,

resultaten van 10 jaar monitoren

Sinds 1992 loopt op het OBS onderzoek naar agrarisch natuurbeheer. Er zijn

akkerranden aangelegd en verbreed, hagen en bosjes geplant en poelen

gegraven. Ook het beheer van natuur- en landschapselementen is aangepast.

Om de ontwikkelingen te volgen vindt jaarlijks monitoring van de vegetatie

plaats. Hieruit is gebleken dat in vijf jaar tijd een bloemrijke vegetatie kan

worden ontwikkeld die de jaren daarna stand houdt.

Figuur 1. Kaart met de uitgevoerde inrichtingsmaatregelen op het OBS

N

Hout bedrijf Watervoerende sloot Sloot zomers droog Akkerranden

Nieuwe haag Wilgenstruweel Poel Afgevlakt talud

bedrijf (geïntegreerd) ook 1,5 meter brede akkerranden aangelegd. Hierbij is een grassenmengsel ingezaaid. In 1998 zijn in het kader van het project ‘Agrarisch natuurbeheer’ alle akkerranden verbreed tot 4,5 meter en met een grassenmengsel ingezaaid. Hierdoor werd het mogelijk om aan de akkerkant op de randen te rijden en het overige deel van de akkerranden onbereden te laten. In totaal is ruim 2,5 ha akkerrand aanwezig op het bedrijf.

Sloottaluds

In 1998 zijn de taluds van een aantal sloten op het bedrijf geherprofileerd. De taluds zijn afgegraven (hellingshoek verflauwd tot 45°) en ingezaaid met een bermenmengsel (vnl. roodzwenkgrassen). Verflauwde sloottaluds hebben een hogere natuurwaarde, omdat de overgang van nat naar droog geleidelijker is.

Poelen

In 1999 is aan de oost- en westzijde van het bedrijf een poel gegraven (figuur 2). Met de vrijgekomen grond is aan de noordzijde van de poelen een wal aangelegd. De wal is verticaal afgestoken om deze aantrekkelijk te maken voor oeverzwaluwen. Poelen zijn waardevol voor zowel flora als fauna. Waterplanten en moerasplanten kunnen zich in en langs het water ontwikkelen en hoger op de taluds groeien soorten van drogere omstandigheden. Wat fauna betreft zijn de poelen interessant voor amfibieën (o.a. kikkers), vogels (o.a. rietvogels) en insecten (o.a. libellen). Er zijn inmiddels kikkers aanwezig in de poelen.

Houtaanplant

Op het bedrijf zijn in 2000 verschillende (inheemse) houtige elementen aangeplant: 6 hagen (3x50m, 2x25m en 1x280m) (figuur 3), 17 wilgenbosjes langs de slootkanten en beplanting langs de poelen. De wilgen- bosjes bestaan uit schiet-, kat- en amandelwilg. Langs de poelen zijn ook nog hazelaar, wilde lijsterbes, Gelderse roos, rode kornoelje en sleedoorn aangeplant. De hagen bestaan uit dezelfde soorten struiken als langs de poelen aangevuld met gewone vlier, egelantier, kardinaalsmuts en wegedoorn.

Het doel van de aanplant was het creëren van houtige biotopen terwijl de wilgenbosjes als stapstenen in het houtige netwerk dienen. Bij de soortkeuze is rekening

gehouden met de bloeiperiode van de verschillende soorten om van het vroege voorjaar tot de nazomer bloei op het bedrijf te hebben en met de waardplantstatus voor schadelijke insecten

Beheermaatregelen

Na de aanleg van natuur- en landschapselementen moet goed beheer plaatsvinden. Daardoor kan de ontwikkeling gestuurd worden.

Akkerranden

De akkerranden worden niet bemest en er vindt geen chemische onkruidbestrijding plaats. De randen worden twee maal per jaar gemaaid. Het maaisel wordt afgevoerd. Sinds 1998 zijn de maaitijdstippen vastgesteld op eind mei en begin september. De eerste keer later maaien leidt tot teveel verstikking van de vegetatie. Op deze wijze kan maximaal verschraald worden met behoud van de vegetatie. Het doel van het verschraalbeheer is de ontwikkeling van bloemrijk grasland (figuur 4).

Slootkanten

Sinds 1992 worden de sloten rond het biologische deel van het bedrijf twee maal per jaar gemaaid, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Sinds 1995 is dit beheer ook op de overige sloten gelegd. Sinds1998 worden alle slootkanten tegelijkertijd met de akkerranden gemaaid (eind mei en

Figuur 2. De poel in het 1e, 2e en 3e jaar na aanleg

begin september). Het doel van het verschraalbeheer is het ontwikkelen van bloemrijk grasland. Tijdens de eerste maaibeurt blijven nu enkele dauwbraamstruwelen en rietkragen overstaan om broed-, nest- en schuilgelegenheid te bieden aan fauna. Tijdens de tweede maaibeurt blijven alleen de rietkragen overstaan.

In de jaren 1992-1995 is op het biologische deel van het bedrijf in de slootkanten zaad van verschillende soorten kruiden uitgestrooid om de ontwikkeling van een bloemrijke vegetatie te versnellen. In de periode 1995- 2001 is incidenteel op enkele plekken op het geïntegreerde deel van het bedrijf zaad verspreid dat afkomstig was van soorten uit het biologische deel.

Poelen

In het najaar van 2001 is voor het eerst onderhoud gepleegd aan de poelen. Beide poelen zijn geschoond met een maaikorf. Hierbij is ongeveer de helft van de vegetatie uit de poelen verwijderd.

Houtaanplant

De nieuwe houtige elementen op het bedrijf worden, als dat nodig is, in de wintermaanden teruggezet. Het snoeimateriaal wordt gebruikt voor een takkenwal. De bestaande houtwallen rond het erf zijn gedund, waarna enkele bomen en struiken zijn bijgeplant.

Monitoring

In 1992 werd een doelsoortenlijst opgesteld die bestaat uit wilde planten met een aantrekkelijke bloeiwijze voor mens en dier. Het voorkomen van die soorten werd gevolgd door in acht secties op het biologische deel van het bedrijf enkele malen per jaar de aanwezigheid vast te stellen. Een sectie is 100 meter lang en omvat een slootkant en de aangrenzende akkerrand. Sinds 1998 is ook het geïntegreerde deel van het bedrijf (16 secties) gevolgd op doelsoorten. Het totaal aantal doelsoorten (diversiteit) en het gemiddeld aantal doelsoorten per sectie is vastgesteld

(verdeling over systeem). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen soorten die spontaan voorkomen en soorten die gezaaid zijn. De streefwaarde voor het aantal doelsoorten per sectie was minimaal 25 en voor het totaal aantal doelsoorten minimaal 50 (Vereijken et al., 1998). Wanneer alle doelsoorten homogeen over de systemen zouden zijn verspreid, zou de streefwaarde voor het aantal soorten per sectie 50 moeten zijn. Dit is echter niet reëel omdat er verscheidenheid in groeiomstandigheden bestaat (nat- droog, zon-schaduw).