• No results found

SIn de hoofdstukken 2 en 3 wordt thema A behandeld: het (algemene) effect van pensionering

op maatschappelijke participatie. Een breed scala aan vormen van maatschappelijke participatie is bekeken: formeel en informeel vrijwilligerswerk, lidmaatschap van verenigingen, en de hulp die gegeven wordt aan vrienden, kinderen, en ouders. Met uitzondering van de hulp aan ouders, lijken alle vormen van participatie toe te nemen na pensionering. Dit geldt met name voor ‘weak-tie’ activiteiten, of activiteiten buiten het netwerk van familie en goede vrienden. Een mogelijke reden hiervoor zou kunnen zijn dat het juist dit soort activiteiten zijn die als geschikte vervanging van betaald werk functioneren.

Thema B wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Specifiek is gekeken of het effect van pensionering op vrijwilligerswerk afhankelijk is van 1) opleidingsniveau, en 2) beroepsstatus. De bevindingen laten zien dat opleiding een belangrijke voorspeller is van vrijwilligerswerk op latere leeftijd, maar dat het positieve effect van pensionering niet gemodereerd wordt door opleidingsniveau. De sociaaleconomische status van het beroep dat iemand uitoefent lijkt wel een factor te zijn die van belang is voor uitkomsten van pensionering aangaande vrijwilligerswerk. De analyses laten zien dat, in vergelijking met mensen met een lage beroepsstatus, mensen met een hoge beroepsstatus die met pensioen gaan eerder geneigd zijn om te beginnen met vrijwilligerswerk of het te intensiveren. Het theoretisch argument hiervoor is dat beroepen met een hoge status vaker gekenmerkt worden door complexiteit, variëteit, uitdagingen en sociale waardering, zaken waarvan het verlies relatief goed gecompenseerd kan worden door vrijwilligerswerk.

Thema C, hoe pensionering van invloed is op welzijn, wordt behandeld in de hoofdstukken 4 en 5. Specifiek is gekeken naar ervaren gezondheid en levenstevredenheid. De verwachting is dat, omdat pensionering leidt tot minder druk en verantwoordelijkheden en meer tijd voor aangename en eventueel gezonde activiteiten, pensionering positieve effecten heeft op welzijn. Hoofdstuk 4 laat zien dat pensionering over het algemeen leidt een betere ervaren gezondheid. Dit is voor een groot gedeelte relatief ten opzichte van mensen van vergelijkbare leeftijd die blijven werken, die over het algemeen een daling in gezondheid ervaren. In hoofdstuk vijf wordt geen algemeen effect gevonden van pensionering op levenstevredenheid. Hoewel er een kleine daling lijkt te zijn in levenstevredenheid tussen de metingen voor en na pensionering, is deze daling ook aanwezig bij hen die zijn blijven werken.

Thema D, de heterogeniteit in uitkomsten van welzijn na pensionering, wordt ook behandeld in de hoofdstukken 4 en 5. In hoofdstuk 4 is de belangrijkste bevinding dat het positieve effect van pensionering op ervaren gezondheid met name geldt voor mensen die meer psychologische stress ervaren op het werk, voorafgaand aan hun pensionering. Zij gaan er, in vergelijking met hen die minder stress ervaren, het meeste op vooruit qua ervaren gezondheid na pensionering. Opvallend is dat eenzelfde modererend effect niet is gevonden voor de fysieke belasting die mensen ervaren op hun werk.

In hoofdstuk vijf wordt de rol bekeken van pensioneringsrituelen, of de geschonken aandacht die mensen ervaren voor hun afscheid, en de invloed daarvan op levenstevredenheid na pensionering. Een relevante bevinding is dat een afscheidscadeau, en met name van wie dit cadeau afkomstig is, een belangrijke rol speelt in hoe mensen hun afscheid ervaren en waarderen.

voor het vertrek, hoe meer levenstevredenheid. Dit effect is klein maar robuust, en lijkt sterker voor mensen die zichzelf als professioneel vaardig beschouwen. De gesuggereerde reden hiervoor is dat deze mensen hogere verwachtingen hebben over hun afscheidsritueel, en relatief teleurgesteld zijn wanneer dit niet voldoet aan hun verwachtingen.

Empirisch heeft dit onderzoek bijgedragen door het concept van succesvol ouder worden breed te benaderen en zo een uitgestrekt beeld te geven van de effecten van pensionering. Daarbij heeft het laten zien dat de uitkomsten van pensionering over het algemeen vrij positief zijn als het gaat om succesvol ouder worden. Verder komt duidelijk naar voren dat de baan die mensen hebben een belangrijke bron is van heterogeniteit in pensioneringsuitkomsten. De baan en de factoren die daarbij horen zijn relatief weinig onderzocht in eerder onderzoek naar effecten van pensionering, en deze dissertatie laat zien dat hierin belangrijke elementen besloten liggen als het gaat om uitkomsten van maatschappelijke participatie en welzijn. Dit, in combinatie met de brede aanpak, maakt dat dit onderzoek empirisch vooruitgang boekt ten aanzien van de huidige literatuur.

Deze dissertatie is niet gestuurd door een overkoepelende theorie. Toch zijn er een aantal theoretische bijdragen. Het idee dat pensionering het afscheid is van een belangrijke rol in het leven, komt op verschillende momenten naar voren. Bijvoorbeeld wanneer duidelijk wordt dat mensen hun werkrol ‘vervangen’ door maatschappelijke participatie, en dat het type werkrol hierbij van belang lijkt te zijn. Verder komt het belang van hulpbronnen rondom de pensioneringstransitie, zoals bijvoorbeeld gezondheid, naar voren. De manier waarop mensen omgaan met hun pensionering, is grotendeels afhankelijk van de hulpbronnen die ze tot hun beschikking hebben. Hoewel de van oorsprong functionalistische roltheorie over het algemeen heeft afgedaan in hedendaags onderzoek, is het wellicht vruchtbaar om kernelementen hiervan terug te laten komen in het theoretiseren rondom pensionering, met name in combinatie met een hulpbronnenperspectief.

Samenvattend heeft deze dissertatie laten zien dat pensionering de potentie heeft om van positieve invloed te zijn op succesvol ouder worden. Mensen gaan meer maatschappelijke activiteiten ondernemen, maar sommigen meer dan anderen. Ze gaan er qua gezondheid relatief op vooruit, met name wanneer ze hun werk als een last ervaren, en ze kunnen zich gelukkiger voelen wanneer ze hun afscheid positief beschouwen. Hiermee biedt dit onderzoek ook meerdere aanknopingspunten voor beleid. Het stimuleren van maatschappelijke participatie staat hoog op de politieke agenda, en de groep gepensioneerden is groot en groeit. Inzicht in de activiteiten die gepensioneerden ondernemen, en wie wat onderneemt, is daarbij van belang. Daarbij is dit onderzoek relevant in de discussie over langer doorwerken. De bevindingen laten zien dat doorwerken op latere leeftijd mogelijk negatieve effecten heeft voor de gezondheid, wat op zijn beurt ook weer (publieke) kosten met zich meebrengt. Dit laat zien dat simpelweg de officiële pensioenleeftijd verhogen om kosten te drukken, wellicht te weinig recht doet aan de complexe situatie rondom pensionering en de ingrijpende manier waarop deze transitie het leven van mensen verandert.

This dissertation investigates to what extent retirement influences the civic participation and well-being of people. The relevance of this research lies mainly in the aging of the Dutch society. This development makes ‘successful aging’, or aging while maintaining social activities and well-being, a central issue in society. As an important transition in the late life course, retirement plays a major role in this matter. On the one hand, the cessation of work represents the loss of daily, meaningful activities and an important, defined role in life. On the other hand it is often a transition to more leisure time and less obligations and responsibilities. Because of these changes, people have to adapt and reorganize their life, and it can be expected that this will influence their well-being and the activities they undertake. Knowledge about this is important for policy makers in order to develop effective strategies that insure the public health and minimalize public costs, and for individuals who directly or indirectly have to deal with retirement, so that they can shape their life in a way that optimizes their post-retirement quality of life.

A review of the literature into this topic reveals that there are two major research questions: 1) how do people generally adjust to retirement, and 2) what shapes differences in adjustment outcomes? This thesis addresses both questions for two types of outcomes that are relevant to successful aging: civic participation and well-being. In total, this has led to four research themes (see table S2). The results will be discussed along the lines of these themes

.

Table S2. Schematic overview of themes of this dissertation by major questions and types of outcomes in broader retirement adjustment research (equivalent to table 1.1)

Type of outcome

Major question Civic participation Well-being General: how does retirement affect civic participation

and well-being?

A C

Heterogeneity: what shapes differences in outcomes? B D

The chapters 2 and 3 address theme A: the (general) effect of retirement on civic participation. A wide range of forms of participation is looked into: formal and informal volunteering, organizational membership, and the help that is provided to friends, children, and parents. With exception of the help given to parents, all forms of civic participation appear to increase after retirement. This is primarily true for ‘weak-tie’ activities, or activities outside of the core network of close family and friends. A possible reason for this could be that it is precisely this type of activities that can function as a fitting replacement for paid work.

Theme B is addressed in chapter 3. Specifically, it is investigated whether the effect of retirement on (formal) volunteering is dependent on 1) educational level, and 2) occupational

S