• No results found

Simulatietesten: subjectieve methoden

In document Basisbegrippen Audiologie 1 (pagina 98-101)

Binnen de subjectieve testbatterij zijn er verschillende mogelijkheden om gesimuleerd gehoorverlies op te sporen. Om simulanten op te sporen wordt echter de dag van vandaag gebruik gemaakt van een objectieve testbatterij (vb. otoakoestische emissies, auditief geëvokeerde potentialen, enz.) Deze objectieve technieken zullen worden behandeld in andere opleidingsonderdelen.

We kunnen de subjectieve technieken als volgt indelen :

Procedures die enkel de aanwezigheid testen van gesimuleerd gehoorverlies

 Stenger Test

 Lombard Test

 Sensorineural Acuity Level Test (SAL)

Procedures die trachten een estimatie te maken van de reële drempels

 Pure Tone Stenger

2.1 Stenger Test

De Stenger test is gebaseerd op het Stenger principe, dat zich als volgt laat omschrijven. Wanneer twee tonen van eenzelfde frequentie, maar met een verschillende intensiteit, simultaan worden aangeboden in beide oren, wordt slechts de luidste van de twee waargenomen.

Instructies voor de patiënt

Voor de Stenger test worden dezelfde instructies als voor de klassieke tonaal liminaire audiometrie gehanteerd. De patiënt dient bij het minste geluid dat hij hoort de onderzoeker te signaleren.

Beschrijving van de procedure

GOEDE OOR SLECHTE OOR

 

10 dB Sensation Level - 10 dB dB Sensation level

Presenteer beide tonen simultaan

RESPONS  Stenger Negatief

Indicatie voor organisch gehoorverlies GEEN RESPONS  Stenger Positief

Indicatie voor gesimuleerd gehoorverlies

© Opleiding LAW Universiteit Gent

Voorbeeld:

Stel, een patiënt simuleert een gehoorverlies rechts van 60 dB HL (terwijl de reële drempel op 20 dB HL ligt). Links heeft hij een normaal gehoor met een drempel van 0 dB HL. Volgens de Stenger test bieden we een toon aan van 10 dB SL aan het goede oor (links) en tegelijk een toon van eenzelfde frequentie met een intensiteit van -10 dB SL aan het slechte oor (rechts). Wanneer het hier over een daadwerkerlijk gehoorverlies gaat zal de patiënt de toon op -10 dB SL niet horen en zal hij melden de toon te horen in het andere oor, namelijk de toon aangeboden op 10 dB SL. Indien het gaat om een simulant zal deze de toon op -10 dB SL wel horen in zijn rechteroor gezien de toon hier aangeboden wordt op 50 dB HL (= 10 dB lager dan zijn gesimuleerde drempel van 60 dB HL). Aangezien de reële drempel van het rechteroor 20 dB HL bedraagt zal de patiënt deze toon dus horen. De simulant zal echter niet willen toegeven dat hij deze toon hoort in zijn “slechte” oor en zal dus melden niets te horen. Dit resultaat wordt een positieve Stenger test genoemd.

De voorwaarde om deze test te doen slagen is dat het verschil tussen de drempel van het goede oor en de gesimuleerde drempel van het slechte oor minstens 20 dB HL bedraagt.

2.2 Lombard Test

De Lombard Test is gebaseerd op de Lombard Voice Reflex. Deze reflex heeft als eigenschap dat de stemintensiteit zich wijzigt onder invloed van achtergrondlawaai (Lombard, 1911): de auditieve feedback. Personen met gehoorverlies gaan luider spreken omwille van een verminderde auditieve feedback die het gevolg is van het gehoorverlies op zich. Ook normaalhorende individuen vertonen een toename van de stemintensiteit wanneer het auditieve feedbackmechanisme wordt uitgeschakeld door omgevingslawaai.

De Lombard Test werd op basis van dit gegeven ontwikkeld en bestaat uit het onverwachts aanbieden van een hoeveelheid ruis aan de luidop lezende patiënt. De ruis wordt hetzij simultaan, hetzij alternerend (successief) in beide oren aangeboden. Men kan een gesimuleerd gehoorverlies vermoeden, wanneer een toename van de stemintensiteit wordt vastgesteld.

De Lombard test is geen populaire simulatietest geworden, mede omwille van de volgende redenen:

 De test doet geen estimatie van de reële auditieve gevoeligheid

 Er is een grote inter - en intratestvariabiliteit

 Sommige individuen met gesimuleerde gehoorverliezen vertonen de reflex niet

2.3 Sensorineural Acuity Level (SAL-Test)

De SAL-Test werd door Jerger & Tillman (1960) ontwikkeld als een alternatieve beengeleidingstest.

Hierbij wordt de hoeveelheid ruis bepaald - aangeboden via de beentriller - die nodig is om een verschuiving van de luchtgeleidingsdrempels te veroorzaken. Bij de SAL-test wordt de patiënt met breedbandruis via een frontaal geplaatste beentriller gestimuleerd. De luchtgeleidingsdrempels worden vervolgens bepaald met en zonder deze frontale beengeleidingsmaskeerruis. Het verschil tussen deze bekomen luchtgeleidingsdrempels met en zonder beengeleidingsmaskeerruis staat bekend als de SAL-shift voor deze individuele patiënt. De gemiddelde SAL-shift voor een groep normaalhorenden verminderd met de individuele SAL-shift levert de uiteindelijke SAL-drempel op.

Indien zo een groep bijvoorbeeld een gemiddelde shift in luchtgeleidingsdrempels vertoont van 50 dB, dan heeft een individu dat een shift van 45 dB heeft een SAL-score van 5 dB.

Opmerking: De SAL-test wordt dus toegepast om de reële beengeleidingsdrempels te bepalen indien een plateau werd bekomen (zie verder maskeren). Een voorwaarde hierbij is wel dat de luchtgeleidingsdrempels betrouwbaar moeten zijn.

© Opleiding LAW Universiteit Gent

2.4 De Stenger Test: Pure Tone Stenger Test

Voor het principe van deze test verwijzen naar de uiteenzetting onder 2.1. De beschrijving van deze test hier beperkt zich tot een overzicht van de procedure om de reële auditieve drempels te achterhalen. Hieronder wordt deze procedure schematisch voorgesteld.

GOEDE OOR SLECHTE OOR

 

10 dB SL 0 dB HL

PRESENTEER BEIDE TONEN SIMULTAAN

RESPONS GEEN RESPONS

SLECHTE OOR + 5 dB TOT

GEEN RESPONS

Intensiteitsniveau in slechte oor

= MCIL

(Minimale Contralaterale Interferentie Niveau)

Dit MCIL schat de reële drempel met estimatiefout

= 20 dB

Deze procedure kunnen we als volgt woordelijk omschrijven. Het beste oor wordt gestimuleerd met een zuivere toon met een stimulusintensiteit van 10 dB Sensation Level (=10 dB sterker dan de gehoordrempel = supraliminair). Aan het slechtste oor wordt daarentegen een zuivere toon met een intensiteit van 0 dB HL aangeboden. Aangezien de stimulus in het beste oor 10 dB boven de gehoordrempel gelegen is dient de patiënt te reageren. Als de patiënt antwoordt, verhoogt men de stimulus in het slechte oor in stappen van 5 dB HL tot de patiënt niet meer reageert. Aangezien het beste oor nog steeds supraliminair wordt gestimuleerd en de patiënt geen respons meer geeft, impliceert dit dat de toon in het slechste oor wordt waargenomen. Deze situatie karakteriseert patiënten met een gesimuleerd gehoorverlies, want hij/zij zal niet willen toegeven dat de toon gehoord wordt in het slechtste, dus gesimuleerde, oor. Het contralaterale intensiteitsniveau waarop deze wijziging in responsgedrag plaatsvindt wordt het Minimale Contralaterale Interferentieniveau (MCIL) genoemd. Uit empirisch onderzoek is gebleken dat het MCIL-niveau tot op 20 dB van de echte auditieve drempel gelegen is.

© Opleiding LAW Universiteit Gent

In document Basisbegrippen Audiologie 1 (pagina 98-101)