• No results found

‘En,’ zei Oom, toen de stukken weer op het bord stonden, ‘zit het Vierpaardenspel er goed in?’ ‘Vast en zeker, Oom. Vader en ik hebben de zetten net zo lang gedaan, tot wij die opening wel dromen kunnen.’

‘Dat is prachtig, want nu zou ik jullie nòg wel een opening willen leren. Eigenlijk móet ik jullie nog een andere opening leren, om éérlijk te blijven. Ze zeggen wel eens, dat het Vierpaardenspel voor wit eigenlijk voordeliger is dan voor zwart.’

‘En nu wil je ons zeker een opening leren, die voor zwàrt beter is?’ vraagt Vader. ‘Precies, dan is het tenminste eerlijk verdeeld. Let op, daar gaan we:

De eerste zet is natuurlijk e2 - e4. En nu hebben we zwart altijd laten zetten e7 - e5. Dat is braaf van zwart, want nu kan wit proberen het Vierpaardenspel te spelen.

Maar zwart is bij het Vierpaardenspel altijd een zet achter.

De zwarte stukken komen wel allemaal netjes in het spel, maar wit is er toch het eerst bij en je begrijpt wat dat betekent: wit heeft de leiding en zwart moet afwachten. En daarom zijn er schakers, die liever niet e7 - e5 spelen. Zullen we zwart daarom nu eens c7 - c5 laten proberen?’

‘Wat hééft zwart aan die zet?’ vraagt Vader. ‘Nu is de zwarte dame wel vrij, maar dat is toch helemaal niet nodig?’

‘Je hebt gelijk. Zwart ontwikkelt met die zet zijn spel ook niet, maar voor c7 - c5 is toch wel wat te zeggen. Kijk maar eens, hoe het verder gaat. Ik heb al eens gezegd, dat de centrumpionnen het belangrijkst zijn. Zwart speelt nu zijn pion naar c5, om, als straks de witte d-pion op d4 verschijnt, deze voor zijn c-pion te ruilen en dan heeft zwart zijn d- en e-pion nog, beide centrumpionnen dus, en wit alleen maar de e-pion. Zo verklaren de grote meesters deze opening, de Siciliaanse opening. Het fijne ervan zie je pas, als je heel vaak zo begonnen bent of als je Siciliaanse partijen van anderen nagespeeld hebt. Laten we eens verder gaan:

Pb8 - c6 Pg1 - f3

2.

Dat verwachtten we al, omdat de paarden nu eenmaal zo graag springen. Wit speelt nu de zet, waarop zwart wacht:

d2 - d4 3.

Je ziet, dat nu loper c1 vrij komt. Daarmee ontwikkelt hij zijn spel. Wit krijgt op die manier flink wat ruimte voor zijn stukken. Zwart speelt:

c5 × d4 ...

3.

“Goed,” zegt wit, “ik sla jou met mijn paard.” Hij zet dus 4. Pf3 × d4 en nu staat een wit paard in het centrum. De epion staat moederziel alleen, ongedekt, dus valt zwart die pion aan met Pg8 - f6.

Nu zal wit zijn pion moeten verdedigen. Zie je hoe dat kan, Jan?’ vraagt Oom. ‘Ja Oom, met het paard!’

‘Juist,’ zegt Oom. ‘Wit speelt Pb1 - c3. Nu slaat hij twee vliegen in één klap. Hij verdedigt zijn pion en ontwikkelt zijn paard. Alles precies zoals het hoort. Zwart merkt nu, dat zijn beide lopers nog ingemetseld staan en daar maakt hij een eind aan door d7 - d6 te spelen. Wit brengt zijn koningsloper in actie door te spelen Lf1 - e2. Het is maar een klein zetje...’

‘Maar een belangrijk zetje,’ zegt Vader. ‘Hoezo?’

‘Wel, nu kan wit rokeren, als hij wil.’

‘Goed gezien,’ zegt Oom. ‘Jullie hebben de zaak al aardig door. Zwart maakt nu ook zijn koningsloper vrij door e7 - e6 te spelen. Je ziet, zwart is niet bloeddorstig, want dan zou hij e7 - e5 spelen, om het witte paard te verjagen. Op de zevende zet rokeert wit: o - o.

Zwart wil ook graag rokeren en maakt de baan alvast vrij door Lf8 - e7.

Wit ontwikkelt nu zijn loper nog naar e3, zwart rokeert en dan is de opening afgelopen. Dit is dus een variant van de Siciliaanse Opening.

Schrijf de zetten nog maar eens op, Jan!

c7 - c5 e2 - e4 1. Pb8 - c6 Pg1 - f3 2. c5 × d4 d2 - d4 3. Pg8 - f6 Pf3 × d4 4. d7 - d6 Pb1 - c3 5. e7 - e6 Lf1 - e2 6. Lf8 - e7 o - o 7. o - o Lc1 - e3 8.

Zo, nu speel je de Siciliaanse opening ook weer net zolang tot je hem kunt dromen. Nu moet je me eens vertellen, hoe het met de ontwikkeling staat, Jan.’

‘Ja, Oom. Wit heeft zijn paarden ontwikkeld, zijn lopers ontwikkeld en gerokeerd. Die heeft dus zijn plicht gedaan.

zwart

wit

En zwart... zwart heeft óók zijn paarden ontwikkeld, één loper ontwikkeld en gerokeerd.’ ‘Zwart heeft dus mìnder aan de ontwikkeling gedaan dan wit,’ zegt Vader.

‘Zéér wijs opgemerkt. Maar let nu eens op het centrum. Jan, wat heeft wit in 't centrum?’ ‘Een pion op e4 en een paard op d4, Oom.’

‘Juist, maar dat paard staat daar lang niet veilig. En wat heeft zwart in 't centrum?’ ‘Niets, Oom.’

‘Je bedoelt, dat zwart zijn centrumvelden e5 en d5 nog niet heeft bezet. Maar vergeet niet, daar kunnen nog twee centrumpionnen komen, want zwart heeft zijn e- en zijn d-pion nog en wit heeft er nog maar één. Al heeft zwart dus een minder ontwikkeld spel, hij kàn sterker worden in het centrum en dat is het geheim, waardoor zwart soms met de Siciliaanse opening kan winnen. Je ziet, dat deze opening wel héél anders is dan het Vierpaardenspel. Voorzichtig beginnen, daar gaat het om. Die ontwikkeling komt later wel. En, een direct voordeel voor zwart: de zwarte stelling is zo dicht als een huis, wit kan nergens bij komen. We zullen later nog wel eens bekijken, hoe zo'n Siciliaanse partij nu verder gaat.’