• No results found

septemberfeesten bij te wonen, hoogdagen van patriottisme ter herdenking van de revolutie. Langs het Martelarenplein defileerden tussen een weelde van vlaggen de

veteranen van de septemberdagen, stoïsch en stram achter hun banieren, uitzinnig

toegejuicht door de massa. Men dronk champagne in de restaurants en cafés, en in

de straten danste het volk in de ronde. Na de middag ging men op de boulevards de

equipages bewonderen van de hoge wereld. 's Avonds straalde het vuurwerk als een

sprookje boven de stad

41.

.

Het Eden-Theater te Brussel, 1887

De minste gebeurtenis leidde tot gemeenschappelijk vieren. Nu en dan, bij een

uitzonderlijke gelegenheid, kreeg het feest hallucinante vormen. Een toppunt was

het Kunstfeest van 17 tot 20 augustus 1861 te Antwerpen. Een congres waaraan

honderden buitenlanders deelnamen groeide uit tot vier dagen barokke uitbundigheid,

met praalbogen, optochten en ommegangen, met fakkeltochten en vuurwerk, met

roeifeesten en wedstrijden in toneel en declamatie en de onvermijdelijke inhuldiging

van enkele standbeelden, dat van Boduognat door Ducaju onder meer, een monument

dat niemand toen belachelijk vond. Door dit feest toonden de Antwerpenaars dat zij

nog als kinderen konden genieten van klinkklank en ook hoe ingenomen zij waren

met zichzelf. ‘Eindelijk, zo begint een tijdgenoot de beschrijving van de feesten, is

hij aangebroken, de door allen sinds lang gewenste dag, waarop de Scheldestad in

een dier feesten, welke ter huldiging van 's mensen geest in het boek der eeuwen

worden aangetekend, zich trots en in haar koninklijk prachtgewaad uitgedost, zal

oprichten om aan de wereld te tonen dat zij niets van haar vroegere luister verloren

heeft.’ Naast de burgerij kreeg ook het volk zijn deel in de pret met water- en

volksspelen en een ‘gratis’ volksbal, tot vier uur 's morgens, op de a giorno verlichte

Groenplaats: daar voelde ‘de min begoede Antwerpenaar’ zich ‘in zijn element’. Op

de laatste avond van deze Renaissance-dagen trok een fakkeltocht door alle wijken

om de huismussen, ‘de kleinen’, ‘de grootmoeders’ en ‘de dienstboden’ bij de vreugde

te betrekken. Langs de ‘wandeling’ op de vestingen, tussen de Sint-Joris- en de

Kipdorppoort - het ‘Longchamps’ van Antwerpen -baadden de dreven in een

‘toverachtige’ verlichting. En boven de stad glansde de Lievevrouwentoren zo helder

in het Bengaals licht dat men hem tot Mechelen kon zien

42.

.

Overal gaven de bekroning van een stadsgenoot in een dicht- of declamatiewedstrijd,

een huwelijk of de inhaling van een burgemeester aanleiding tot kermissen. In het

voorjaar van 1858 zag Friedrich Oetker in Gent een hele straat met vlaggen versierd

omdat een slager de gekroonde os had gekocht en geslacht. Op 27 augustus 1850

nam notaris Reyntjens zijn intrek in de Korte Steenstraat te Kortrijk. De buurt was

versierd met sparren, triomfbogen en transparanten. 's Avonds werden alle huizen

geïllumineerd en liet men een montgolfière op. De straten zagen zwart van het volk

43.

.

De hele zomer door zorgden de wijkkermissen voor vrolijkheid. Dan bruisten de

herbergen van

mu-32

ziek en dans. In de straten zaten de drinkers te kijken naar het vertoon van de

potsenmakers en de liedjeszangers. De kermisroes wekte de meest ingeslapen steden.

In augustus 1830 beschreef Karl Schnaase het feestende Ieper: uit de ramen rond de

markt hingen tapijten en vlaggen, met daarboven de lachende gezichten van honderden

nieuwsgierigen. Beneden vergaapte de massa zich aan goochelaars en koorddansers,

pillendokters en vuurvreters. In een hoek van de markt voerde een toneelspelersgroep

boertige scènes op. Vóór de tent van een Franse troep hing het opschrift: ‘Venez voir

le couronnement de Sa Majesté Charles X, précédé de la grande tentation de Saint

Antoine’. Om het volk naar hun tent te lokken liepen de koorddansers op stelten door

de menigte: enige ogenblikken lang overstemden hun trommels en trompetten het

rumoer en de wanklanken van de draaiorgels en de liedjeszangers

44.

.

Deze Teniersbeelden ziet men in alle steden. Ieder jaar, op de eerste zondag van

mei, stroomden de Antwerpenaars naar de kermis van Berchem. Men ging er in de

voormiddag naar de processie kijken en na de middag dansen in de herbergen. De

maandag lokten de jaarmarkt en de ‘paardenkoers’ met ‘Romeinse ruiters’ een massa

volk. Dan wemelde de gemeente van rijtuigen, karren, vee en landbouwtuig. Twee

dagen lang kwamen heel wat sinjoren niet uit de kleren. De zondagnacht brachten

zij door aan de herbergterrassen, en pas de maandagavond, wanneer de laatste pijlen

van het vuurwerk waren uitgedoofd, trokken zij naar huis

45.

.

Het gezinsethos maakte van de burgerman geen geisoleerde. Honderd details tonen

zijn vriendelijk karakter en zijn gemeenschapsgeest. Voor hem net als voor de

volksmens was de straat de wereld waar hij thuis hoorde: de neringbedrijven zetten

er hun uitstallingen neer, de ambachtslieden werkten er onder het oog van de buurt,

iedere blijde gebeurtenis in het gezin werd buiten gevierd. Men had aandacht voor

elkaar door hulpbetoon en raad en kleine oplettendheden. Wanneer in een huis een

zwaarzieke lag spreidden de buren turf of stro uit in de straat. En de omroeper die

met de bel de mensen naar buiten riep

De Harmonie te Antwerpen, 1829 (Jobard)

t.o. 32

33

voor de verordeningen en het nieuws was een bijna dagelijkse schakel in deze