• No results found

3. Methodologisch kader

3.3. Methode van dataverzameling

3.3.1. Semigestructureerde interviews

Bij het interview als methode van dataverzameling zijn personen de databron (Yin, 2014). Het interview zelf is een gespreksvorm waarin de onderzoeker ten aanzien van het sociale verschijnsel vragen stelt over gedragingen, opvattingen, houdingen en ervaringen aan één of meer personen om zo informatie te verzamelen over het onderzoeksonderwerp (Boeije, 2014 & Van Thiel, 2015). De voordelen van de keuze voor interviews als databron zijn voornamelijk dat het een middel is om inzicht te verkrijgen in de belevingswereld van de betrokkenen, omdat de geïnterviewden de vrijheid krijgen om antwoorden te formuleren in hun eigen woorden en vanuit hun eigen ervaringen. Daarnaast biedt het interview de mogelijkheid om de diepte in te gaan, doordat een groot aantal gerichte vragen kan worden gesteld, de geïnterviewden hun perspectief kunnen verduidelijken wanneer nodig en de interviewer kan doorvragen ter aanvulling of ter verduidelijking (Boeije, 2014 & Bleijenbergh, 2015). In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van open interviews, hetgeen betekent dat de respondenten vrij zijn om hun eigen antwoorden te formuleren, omdat er geen vooraf opgestelde antwoordcategorieën zijn gebruikt. Wel zijn de interviews semigestructureerd, wat betekent dat er op voorhand interviewvragen zijn geformuleerd die zijn gebruikt als basis voor de interviews (zie topiclijst bijlage 1). Daarbij is wel de ruimte behouden om tijdens de interviews van deze vragen af te wijken als de situatie daarom vroeg (Bleijenbergh, 2015).

De respondenten voor dit onderzoek zijn gekozen op basis van een aantal selectiecriteria. Het uitgangspunt bij het opstellen van deze criteria was het waarborgen van relevantie ten aanzien van de onderzoeksvraag. Daarom is besloten dat het eerste criterium gericht moest zijn op het zorgen voor een evenwichtige verdeling door de twee organisaties die het samenwerkingsverband vormen te betrekken in het onderzoek. Bij de selectie van respondenten zijn dus zowel respondenten gekozen die werkzaam zijn bij de gemeente Utrecht als respondenten die werkzaam zijn bij de Buurtteams Jeugd en Gezin zodat het perspectief van beide partijen op een gelijkwaardige manier wordt vertegenwoordigd. Het tweede criterium dat is gehanteerd, is dat van elke sub- eenheid ten minste een respondent vanuit de buurtteams en als ‘tegenhanger’ een respondent die betrokken is bij hetzelfde onderwerp vanuit de gemeente Utrecht is geselecteerd. De vijf sub- eenheden zijn namelijk de vijf programma’s waar de Buurtteams Jeugd en Gezin zich ten aanzien van Zorg voor Jeugd inhoudelijk mee bezighouden. Het betrekken van alle vijf de programma’s geeft een compleet beeld van de organisatie. Verder is bij het bepalen van de onderzoekseenheid al vastgesteld dat dit onderzoek zich focust op de interorganisationele interactie tussen twee partijen.

Het derde criterium komt hieruit voort, want om bevindingen te kunnen delen over de interactie tussen de partijen moeten de respondenten in direct contact staan met elkaar. Voor de Buurtteams is besloten om programmamanagers en/of teammanagers te benaderen voor een interview, omdat zij vanuit de verschillende programma’s in direct contact staan met werknemers die werkzaam zijn bij de gemeente Utrecht. Deze keuze is daarnaast mede tot stand gekomen omdat het vanwege praktische redenen (werkdruk bij de gezinswerkers en beperkte toestemming) niet mogelijk was om de uitvoerende professionals uit het primaire proces bij dit onderzoek te betrekken. Voor de selectie van de respondenten binnen de gemeente Utrecht is gehandeld op basis van de expertise van sleutelpersonen die, eveneens uitgaande van de bovenstaande criteria, suggesties hebben voorgedragen. Een paar keer is het hierbij voorgekomen dat de sleutelpersoon twee personen aanduidden als meest direct betrokken. In dat geval zijn beide personen geselecteerd als respondent. In de bijlagen (bijlage 2) is een overzicht bijgevoegd van de interviews die zijn afgenomen.

3.3.2. Documentenanalyse

Bij documentenanalyse als methode van dataverzameling zijn documenten, oftewel bestaand materiaal in de vorm van geschreven teksten, de databron (Bleijenbergh, 2015 & Van Thiel, 2015). Het gaat om informatie die eigenlijk voor een ander doel is opgezet, maar tevens gebruikt kan worden als empirische bron (Van Thiel, 2015). Het toevoegen van documentenanalyse als onderzoeksmethode aan dit onderzoek is ten dele gedaan om een van de valkuilen die bij het interview als methode van dataverzameling voor kan komen te ondervangen. Bij interviews beroepen respondenten zich op hun geheugen bij het verschaffen van onderzoeksinformatie. Het gevolg hiervan kan zijn dat feitelijke informatie niet altijd nauwkeurig gereproduceerd wordt, omdat respondenten bijvoorbeeld dingen vergeten zijn of dingen door elkaar halen. Documenten vormen daarentegen een exacte weerspiegeling van wat er op een bepaald moment is besloten of gezegd en zijn daarom een belangrijke databron die goed kan worden gecombineerd met het empirisch materiaal dat de interviews opleveren. De documentenstudie wordt daarom ook vooral benut om een reconstructie te maken van het samenwerkingsproces door de tijd heen (Bleijenbergh, 2015).

Ook voor het ontsluiten van de documenten die in het onderzoek zijn gebruikt zijn selectiecriteria opgesteld. Het eerste criterium dat is gehanteerd heeft betrekking op het afbakenen van de periode waarin de documenten zijn gepubliceerd. Er is daarbij gekozen de verslaglegging over de opstartfase van de Buurtteams Jeugd en Gezin als start te markeren. Het eerste officiële document, de Kadernota Zorg voor Jeugd, dateert van juli 2013. Er is daarom besloten om documenten te betrekken die vanaf juli 2013 gepubliceerd zijn tot op heden. Het tweede criterium komt overeen met het eerste criterium dat bij de selectie van respondenten gehanteerd is, namelijk

dat er zowel documenten van de gemeente Utrecht als documenten van de buurtteams gebruikt worden om een evenwicht in perspectieven te waarborgen. Bij het zoeken naar documenten is ook gekeken naar onderlinge samenhang. Daarmee wordt bedoeld dat wanneer in documenten terugverwezen is naar eerdere teksten, deze laatste eveneens bestudeerd zijn (Bleijenbergh, 2015). Als laatste stap zijn de verzamelde documenten gescreend op inhoudelijke relevantie, waarna een aantal documenten zijn overgebleven. Het gaat dan om beleidsnotities, kwartaalrapportages, jaarverslagen, visitatiecommissie rapportage enzovoort. Een overzicht van de geselecteerde documenten is opgenomen in de bijlagen (bijlage 3).