• No results found

Polymarans zijn gebouwd volgens de principes van intelligente (smart) landschapsbouw met beplanting, klimaatregelende doorgangen, accumulerende materialen en systemen voor het exploiteren van vrij beschikbare energie uit de omgeving (zon, wind en water). Het idee is dat een intelligente (eventueel levende) gebouwhuid en, minstens even slimme, interne

afscheidingen, afhankelijk van de plaats en de behoefte, kunnen voorzien in energie,

transparantie, beeldweergave, isolatie, enzovoort. Klimaatregeling vergt geen extra energie. Elke reuzenark is self-supporting. Afvalverwerking en regeneratie van rioolwater vindt onderin plaats in de krochten van het bouwwerk. Zowel binnen, als op en aan de drijvende kunstheuvels, is ruimte voor wonen, commercie, recreatie (oerossen en dovenetels kijken op het dak). Ontwerpen geschiedt niet meer vanuit eenzijdig getob met formalistische

architectonische principes, maar op basis van constructie en aandacht voor wooncomfort (tuinen) en variaties van het menselijk parcours: lopen, steppen, klimmen, springen, afdalen, skaten en fietsen. Afstanden zijn nooit groot en het is bij pestweer altijd mogelijk binnendoor te gaan.

Recepturen

Productie van grondstoffen voor de voeding van de bewoners vindt overal in en op het

gebouw plaats. Hoogteverschillen scheppen verschillende klimaten voor het telen van een rijk aanbod aan voedingsstoffen. Of ze dierlijk zijn of plantaardig is irrelevant. Bereiding van de voeding is niet langer afhankelijk van de herkenbaarheid van ingrediënten. De kwaliteit van eten blijft een kwestie van smaak, textuur, kleur, verschijningsvorm, verteerbaarheid, gemak en uiteraard voedingswaarde. Maaltijden worden bereid volgens alom beschikbare recepten, op basis van binnen elke polymaran geproduceerde grondstoffen.

Transport en opslag van informatie zijn immaterieel. Grondstoffen voor allerhande materiële producten dienen vanwege de efficiëntie zo licht mogelijk te zijn (bij voorkeur hanteerbaar door één persoon) en in zo compact mogelijke vorm te worden vervoerd. Dat impliceert dat het vormen, het functionaliseren, de assemblage en de afwerking zo dicht mogelijk bij de plaats van uiteindelijk gebruik moeten plaatsvinden. Bulktransport van basisingrediënten gebeurt over water.

Bouwplaten

Een belangrijk deel van de materialen is vlak en gelamineerd uit verschillende componenten met het oog op ‘lokaal toevoegbare waarde’. Producten worden namelijk samengesteld uit geavanceerde bouwplaten die, afhankelijk van de (eenvoudige) bewerking, plaatselijk variërende functies krijgen aangemeten. Zo zou verhitting kunnen zorgen dat binnenin isolerend schuim ontstaat. Behandeling met water daarentegen maakt dat de plaat transparant wordt. Net als bij voeding verschaffen recepten de informatie voor de productie.

Alle onderdelen dragen een ‘oormerk’ met alle informatie over hun samenstelling. Ze zijn daardoor altijd te herleiden tot hun oorsprong en geschikt voor hergebruik elders. De bouwplaten worden geproduceerd in een groot aantal verspreid liggende fabrieken. De grondstoffen komen deels voort uit recycling en deels uit ketenmoleculen van fossiele of hernieuwbare oorsprong. Mineralen en metalen spelen een minder vooraanstaande rol. Vooral

de laatstgenoemde groep heeft, vanwege de hoeveelheid energie die voor de verwerking ervan nodig is, en vanwege de beperkte mogelijkheid tot het erin integreren van isolerende eigenschappen en transparantie, terrein prijs moeten geven aan kunststoffen en composieten.

Transport

Voor verplaatsing van mensen is een reeks middelen beschikbaar. In principe is alle vervoer openbaar. De privé-auto zoals we die nu kennen, is niet verdwenen, maar een transportfunctie heeft hij niet meer. Er zijn gebieden waar liefhebbers de autosport bedrijven, met clubhuizen en garages om naar hartenlust te kunnen sleutelen. Voor terreinfietsers en ruiters bestaan ook dergelijke terreinen.

Dat wil niet zeggen dat er geen individueel transport meer is. Er is wel degelijk een volautomatisch systeem voor vervoer van deur tot deur met snelheden van maximaal 90 km/u. Verder is langzaam groepsvervoer mogelijk per veer (30 km/u) over kleine afstanden met stops gemiddeld om de kilometer, sneller vervoer (240 km/u) met stops om de 10 kilometer en hoge snelheidsreizen (450 km/u) tussen belangrijke Europese centra. Reizen geschiedt over het algemeen bovengronds, op diverse hoogtes. Hoe sneller hoe hoger. Hogesnelheidsbanen lopen over de daken van de polymarans. Het is aangenaam om het landschap voorbij te zien komen. Intercontinentaal reizen we per hybride vliegtuig. Het kenmerk van alle voertuigen is ‘smartness’. Ze zijn eenvoudig niet in staat tot botsen. Inherente veiligheid impliceert dat de constructie niet in staat hoeft te zijn tot letselpreventie. Voertuigen kunnen uiterst licht zijn en dat scheelt energie. Individuele voertuigen passen zich automatisch aan aan de wensen van de gebruiker op dat moment.

Het intelligente systeem berust op radicale decentralisatie, net als dat van de polymarans. Elk voertuig op zich ‘weet’ hoe het zich moet gedragen. Dat maakt het verkeer weinig kwetsbaar. Vergelijk het met het Internet nu. Dat werkt zonder centrale sturing.

Aandrijving

Decentralisatie kan tevens dienen als uitgangspunt voor vernieuwing van aandrijfprincipes. Nu heeft elk voertuig een of enkele motoren. In 2050 evenwel, zijn dat er duizenden. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van materialen (jet sheet of straalplaat) die energie rechtstreeks efficiënt zonder lawaai of uitstoot omzetten in stuwkracht. Als er motoren uitvallen kraait er geen haan naar. Het stuwmateriaal is voor meerdere voertuigtypen geschikt.

Vliegtuigen zijn, net als andere producten, opgebouwd uit bouwplaten. De hoeveel energie die nodig is voor vliegen is drastisch teruggebracht. Dat komt door straalplaat, de veel lichtere structuur en doordat de benodigde hefkracht voor een deel wordt opgebracht door luchtverplaatsing met helium. Verder stijgen vliegmachines op met behulp van een speciale lineair aangedreven katapult. Dankzij de lichte structuur en intelligente besturing is voor het opstijgen en landen veel minder ruimte nodig. Verkeerstorens zijn alleen nog in gebruik bij toeristen en vogelaars.

Tijd

Het doel van technologische ontwikkeling is bereikt: iedereen contempleert, creëert, recreëert en socialiseert. Het zijn activiteiten die in het oorspronkelijke idee onder vrije tijd vielen. Nu worden ze allemaal gepland en krijg je ervoor betaald (behalve voor recreatie).

Werkelijk vrije tijd ontstaat alleen nog bij het vervallen van afspraken. In de agenda is daarom nu plaats voor ‘vrijspraken’. Dat zijn afspraken die waarschijnlijk niet doorgaan. Eindelijk gelegenheid om helemaal niets te doen. Luieren is onschuldig en spaart het milieu. Niet reizen ook. Synthetische recreatiemogelijkheden met virtual reality zijn

geperfectioneerd. Dat begon te lukken in 2025 toen men besefte dat recreatie voor ongeveer de helft van de gespendeerde tijd een collectief karakter heeft. Voor de ‘Spaanse’ zon hoef je niet ver meer en je hoeft er ook geen speciaal Virtual Reality-pak voor aan te trekken. Het is een kwestie van een bezoekje aan een geavanceerd strandpark, een samensmelting van zwemparadijs, daglichtbioscoop, terras, zoncentrum en klimaatinstallatie, waar je altijd een middag terecht kunt. Of een uurtje.

Individuele ontspanning heeft een hoge graad van verfijning bereikt. Interactie met spel- en amusementsapparatuur is in hoge mate fysiek en spreekt alle menselijke vaardigheden aan.

Consumptie

Een belangrijke en in principe schadelijke vorm van tijdsbesteding is consumptie van producten. De hoeveelheden spullen die mensen in huis hebben zijn niet meer te bevatten. Daarom leidt het kopen niet meer per definitie tot bezit. Waardevermindering gaat heel geleidelijk, volgens een vast percentage van de prijs. Het doel is producten langer in gebruik te houden. Omwille van de koopkick kun je overal meteen na het kopen het ding weer inleveren.

De benadering van de markt is tegelijk supermassaal en individueel. Bedrijven houden hun afzet hoog door hun producten op individuele wensen af te stemmen. Daarmee worden negatieve aankoopbeslissingen (nou, doe dan die ook maar) voorkomen en is de kans dat de aanschaffer tevreden blijft groter.

Normen

De snelheid van ontwikkelingen heeft vaak te lijden van obstakels in de vorm van regels en normen. Op zich hoeven ze geen belemmering te zijn. Het probleem schuilt in de

formulering. Zodra een norm de vorm heeft van technische specificaties, compleet met materiaal en afmetingen, remt hij verbetering af. Het is daarom zaak veel normen en regels opnieuw te formuleren in termen van vereiste functionaliteit.

2.6

Consumenten: The electronic world - Possible aspects of

the world in 2050

A.J. Nijman

Introduction

The outskirts of the world in 2050 can already be seen by looking and extrapolating the ongoing evolution. Two main technological evolutions are going on at the moment. The first one is the electronic/information evolution where I will deal with in the present essay and the other one is the biochemical/genetic evolution that I will not deal with.

The electronic evolution can be subdivided in the following sub-evolutions: 1. High performance electronics with increasing performance for the same costs. 2. High performance displays with increasing performance for the same costs.

3. Universal connectivity always and everywhere enabled by various types of wireless technologies.

4. Very cheap electronics including sensors with decreasing costs for the same performance. 5. Very cheap displays with decreasing costs for the same performance.

6. Natural interaction between humans, environment and equipment via interaction technologies like speech, gestures and dialogues.

Evolutions 1 & 2 are continuations of the evolution in the 20th century while evolution 3 started at the end of the 20th century. Evolutions 4, 5& 6 are typical for the first half of the 21st century.

In addition to these six technological developments another important evolution has been the change-over of the empty world model of the 20th century to the full world model of the 21st century. During most of the 20th century a new technological development nearly

automatically landed on an unfulfilled customer need. This was due to the fact that the world of fulfilled customer needs was essentially empty: the empty world model. Later in the 20th century and in the 21st century the world of customer needs was largely filled with solutions and so new components products or services could only be successful if they were carefully designed to fill a gap in customer needs: the full world model. These components, products or services typically need technology from various partners.

In the following the status of the fore-mentioned technologies is given where-after some of the consequences in 2050 are described. In 2050 all of this will be realised. But of course many other things will also happen, some of which will be rather amazing. Especially the field where electronics interact with biochemistry might lead to many surprises.