van brede welvaart 3.
3.1 Selectie van thema’s en indicatoren
In dit hoofdstuk wordt de verdeling van de brede welvaart ‘hier en nu’ onder bevolkings groepen beschreven. De indicatoren die worden gebruikt staan in tabel 3.1.1. Niet voor elke indicator uit het ‘hier en nu’dashboard zijn verdelingsdata voorhanden. Ook leent niet elke indicator zich voor een verdeling, denk bijvoorbeeld aan de uitstoot van gassen. Op een paar punten is daarom afgeweken van het ‘hier en nu’dashboard; zie de toelichting bij de Monitor Brede Welvaart voor meer informatie hierover (CBS,2019a). Er wordt in dit hoofdstuk onderscheid gemaakt naar een aantal persoonskenmerken, namelijk geslacht, leeftijd, het hoogst behaalde onderwijsniveau (laag, middelbaar en hoog onderwijsniveau)1) en migratieachtergrond (Nederlands, westers en nietwesters).
Uiteraard zijn dit niet de enige kenmerken die onderscheidend kunnen zijn in de mate waarin mensen een hoge dan wel lage brede welvaart hebben.
1) Voor het hoogst behaald onderwijsniveau is gebruik gemaakt van de Standaard Onderwijsindeling 2016 in drie
niveaus. Laag onderwijsniveau omvat groep 1 t/m 8 van het (speciaal) basisonderwijs, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo, alle leerwegen van het vmbo en de entreeopleiding (mbo 1). Middelbaar onderwijsniveau omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basis beroepsopleiding (mbo 2), de vakopleiding (mbo 3) en de middenkader en De Monitor gebruikt kleuren om de resultaten van verschillende indicatoren vergelijk-
baar te maken. In dit hoofdstuk wordt voor iedere opgenomen indicator gekeken of er een afwijking is ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Alleen bij mannen en vrouwen wordt gekeken of beide groepen van elkaar afwijken. Voor de indicatoren die gebaseerd zijn op enquêtes is gekeken of de afwijking statistisch significant is (p < 0,05). Voor indicatoren die gebaseerd zijn op integrale gegevens is gekeken of de afwijking meer dan 5 procent van het cijfer van de totale bevolking bedraagt. De kleuraanduidingen hebben slechts een signaalfunctie. Er is nadrukkelijk geen sprake van een normatieve duiding. De Monitor geeft aan hoe verschillende
bevolkings groepen in Nederland er op de uiteenlopende aspecten van brede welvaart feitelijk voorstaan en of hun welvaart van elkaar verschilt. Het is aan politiek en beleid om op basis van deze informatie te komen tot afwegingen en beleidsconclusies.
De betekenis van de kleuren is in hoofdstuk 3:
GROEN
De betreffende bevolkingsgroep is op dit terrein welvarender dan gemiddeld.
GRIJS
De betreffende bevolkingsgroep wijkt op dit terrein niet significant af van het gemiddelde.
ROOD
De betreffende bevolkingsgroep is op dit terrein minder welvarend dan gemiddeld.
3.1.1 Indicatoren voor verdeling van brede welvaart
Thema ’hier en nu’ Indicator voor verdeling
Welzijn Tevredenheid met het leven
Persoonlijk welzijn
Materiële welvaart Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen
Gezondheid Ervaren gezondheid
Overgewicht
Arbeid en vrije tijd Hoogst behaald onderwijsniveau
Nettoarbeidsparticipatie Langdurige werkloosheid Tevredenheid met werk
Tevredenheid met de reistijd woonwerkverkeer Tevredenheid met vrije tijd
Wonen Kwaliteit van de woning
Tevredenheid met de woning
Samenleving Contacten met familie, vrienden en buren
Vrijwilligerswerk Vertrouwen in mensen Vertrouwen in instituties
Veiligheid Slachtofferschap van criminaliteit
Onveiligheidsgevoelens in de buurt
3.2 Samenvattend beeld
In dit hoofdstuk komt de vraag aan de orde in hoeverre er bevolkingsgroepen zijn met een sterk afwijkende brede welvaart in het ‘hier en nu’. Figuur 3.2.1 toont voor iedere bevolkingsgroep het aantal indicatoren waar de betreffende groep gemiddeld een hogere (groen) of lagere (rood) welvaart heeft dan het nationale gemiddelde.2)
Daarnaast is onderzocht of er bij mensen uit specifieke groepen sprake is van cumulatie van (on)gunstige uitkomsten: in hoeverre komen er meerdere (on)gunstige uitkomsten bij dezelfde mensen terecht?
Dit zijn de belangrijkste conclusies:
— Brede welvaart hangt het sterkst samen met onderwijsniveau. De brede welvaart van hoogopgeleiden is beduidend hoger dan die van laagopgeleiden. Gemiddeld hebben hoogopgeleiden op twaalf van de twintig indicatoren een gunstige waarde. Laagopgeleiden hebben daarentegen gemiddeld op elf van de twintig indicatoren een ongunstige waarde. Wel springen laagopgeleiden er positief uit qua tevredenheid met de hoeveelheid vrije tijd en slachtofferschap van criminaliteit. Middelbaar opgeleiden wijken niet vaak af van het gemiddelde.
— Ook personen met een nietwesterse migratieachtergrond hebben gemiddeld genomen een lagere welvaart. Zij scoren ongunstig bij zestien van de twintig indicatoren. De cumulatiepatronen geven echter een wat genuanceerder beeld: mensen met een nietwesterse achtergrond hebben weliswaar op relatief veel indicatoren een lagere welvaart dan gemiddeld, maar er is minder vaak sprake van een opeenstapeling van ongunstige uitkomsten dan bij laagopgeleiden.
— Mensen met een Nederlandse achtergrond hebben gemiddeld een gunstige uitkomst op elf van de twintig indicatoren en hebben gemiddeld geen ongunstige uitkomsten. De brede welvaart van mensen met een westerse migratieachtergrond is iets lager dan gemiddeld.
— De verschillen tussen leeftijdsgroepen zijn kleiner dan die tussen groepen van
verschillend onderwijsniveau of verschillende migratieachtergrond. Relatief het minst welvarend zijn 55 tot 65jarigen. Zij hebben gemiddeld bij zeven indicatoren een ongunstige uitkomst en bij vier indicatoren een gunstige uitkomst.
— 65 tot 75jarigen scoren ongunstig op acht indicatoren. Daar staat tegenover dat deze groep gunstig scoort op zes indicatoren. Zij hebben over het algemeen een slechtere gezondheid en een lager vertrouwen dan gemiddeld, maar scoren juist beter qua veiligheid en wonen. Voor 65 tot 75jarigen geldt wel dat personen uit deze groep vaker meerdere ongunstige uitkomsten combineren dan mensen van andere leeftijden.
— De brede welvaart van mannen en vrouwen verschilt nauwelijks. Ze hebben bij ongeveer even veel indicatoren een (on)gunstige waarde. Mannen hebben zes gunstige waarden tegenover vijf bij vrouwen. Mannen doen het vooral beter op de arbeidsgerelateerde indicatoren.
3.2.1 Aantal indicatoren waar bepaalde bevolkingsgroepen een significant hogere (groen) of lagere (rood) brede welvaart hebben dan het nationaal gemiddelde (grijs)
Man 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 2017 - 2018 2016 - 2017 Vrouw
Jonger dan 25 jaar
25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jaar en ouder Laag onderwijsniveau Middelbaar onderwijsniveau Hoog onderwijsniveau Nederlandse achtergrond Westerse achtergrond